Straatnamen R

Raam (Wolfsveld); In 1988 viel het besluit om de uitbreiding van het Bedrijventerrein Scheiweg (later ‘Bedrijventerrein Wolfsveld’) straatnamen te geven ontleend aan Brabantse waterwegen. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. ‘Raam’ is één van de namen die bij een latere uitbreiding (tegelijk met ‘Weerijs’) daaraan is toegevoegd. Zie: Wolfsveld. (GR 23-4-2003)

Rechter van Berckelstraat; Vrederechter in het kanton Gemert van 1814 tot 1831. Na de opheffing van het Koninkrijk Holland in 1810 en de daaropvolgende inlijving bij het Franse Keizerrijk werd het Vredegerecht (lees Kantongerecht) Gemert opgericht waaronder behalve Gemert ook de gemeenten Bakel, Beek en Donk, Lieshout, Erp en Boekel ressorteerden. Aanvankelijk trad gemeentesecretaris Johan Francis Aelders op als ‘juge-de-paix’ maar al in 1811 wordt Jean Jacques Roosen in die functie benoemd. Hij is afkomstig uit Niederkrüchten (Rijnland) en wanneer de Fransen eind 1813 vertrekken, en koning Willem I in Nederland wordt ingehaald, worden alle buitenlanders uit hun functies ontheven. Ook Roosen moet dan het veld ruimen. Eerst als plaatsvervanger maar bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1814 wordt de van Rotterdam geboortige Petrus Cornelis van Berckel officieel aangesteld als de nieuwe vrederechter van het Kanton Gemert. Tot zijn overlijden in 1831 blijft hij aan in die functie. Er komt geen opvolger. De vrederechter van Helmond wordt nu ook vrederechter van Gemert. In 1838 wordt het Vredegerecht Gemert officieel opgeheven en verdeeld over de naburige kantongerechten Helmond, Veghel en Asten. De Rechter van Berckelstraat wordt tegelijk met de Griffier Corstensstraat vastgesteld bij raadsbesluit van 29-7-1960.

Rector Aldenhuysenstraat (Handel); Joannes Aldenhuysen werd geboren te Gemert op 6 november 1637. Hij werd priester van de Duitse Orde en werd na het herstel van de soevereiniteit van de Duitse Orde over Gemert (1662) rector van Handel. Hij verwierf bekendheid door zijn grote ijver voor het herstel der Mariadevotie aldaar. Hij was tegelijk ook curator van de Latijnse School te Gemert en pastoor van Geldrop, van welke parochie de Duitse Orde – omdat het een ‘buitenlandse macht’ was – de patronaatsrechten na de Tachtigjarige Oorlog had weten te behouden. Omdat in Geldrop de uitoefening van de rooms-katholieke godsdienst echter slechts oogluikend werd toegestaan resideerde Aldenhuysen voor het pastoraat van Geldrop te Handel en hij liet de ‘diensten’ in Geldrop door minderbroeders verrichten. Één keer per jaar ontving hij zijn parochianen heel massaal in ‘zijn’ Maria-bedevaartsoord Handel. Daarmee werd de traditie van de Geldropse bedevaart naar Handel ingeluid. In diezelfde periode ontstond ook de Valkenswaardse processie waar een andere Gemertenaar (Gaspar Molensteens) pastoor was. Aldenhuysen stierf te Handel op 17 november 1695. [bron: Peter Lathouwers, In eeren ende oirbaer onser vrouwe te Haenle, Gemert 2005, blz.22-23] (GR 1-3-1956)

Rector Beversstraat; Een straat in de wijk Molenbroek waar in de eerste bouwfase bijna alle straten werden genoemd naar geestelijken. Franciscus Walterus Bevers werd geboren te Boekel in 1797 of 1798. Hij was rector van de Latijnse School te Gemert van 1825 tot zijn overlijden op 13 november 1861. Door wijziging resp. uitbreiding van het stratenplan in het bestemmingsplan Molenbroek is de naamgeving aangepast. [bron: Gerlacus van den Elsen, Geschiedenis van de Latijnsche School te Gemert, ’s-Hertogenbosch 1887] (GR 29-7-1960; 27-7-1967; 24-1-1974)

Rector Busscherstraat (Elsendorp); Albertus J.M. Busscher, geboren te Steenwijk (1886) was rector te Elsendorp van 1935-1951. Voordat hij in 1935 naar Elsendorp kwam was hij kapelaan te Maastricht en aldaar o.m. adviseur van de handelsreizigersvereeniging St.Christoffel. Het bracht hem op het idee ook omdat het eerste graf op het Elsendorpse kerkhof van een jong meisje was dat door een verkeersongeval om het leven was gekomen, om in Elsendorp een ‘Broederschap voor Veilig Verkeer onder bescherming van St.Christoffel in het leven te roepen (1936). Hij koppelde daaraan een jaarlijkse zegening van auto’s en motoren. De bijbedoeling was om door contributies van de broederschap een fonds te vormen voor de bouw van een nieuwe kerk in plaats van de in 1926 uit een Vluchtoord voor Belgische vluchtelingen (te Uden) overgebleven noodkerk. De broederschap werd een groot succes. Bij zijn afscheid in 1951 waren er meer dan 3000 leden/contribuanten. Veel minder was men in Elsendorp met zijn gemengde bevolking, te spreken over het initiatief van de rector om de openbare school om te vormen tot een rooms-katholieke school (1937). Het noodzaakte tot twee scholen in dit afgelegen Peeldorp. In Vossenberg werd toen in een aanbouw van de hervormde kerk de openbare school voortgezet door meester Lambert de Groot. Hoe het ook zij, rector Busscher loodste zijn parochie door de moeilijke jaren van crisis, oorlog en wederopbouw. In 1951, hij wordt dan 65 jaar, verhuist hij naar Reek waar hij het rectoraat van een zustersklooster op zich neemt. Zie ook: De Grootstraat, St.Christoffelstraat, Vossenberg) [bron: Sjang Hoeymakers, Het Gouden Dorp, 1976] (GR 1-3-1956; 27-7-1967)

Rector Coppensstraat (Handel); De straat die in het Handelse kerkdorp naar rector Coppens werd genoemd heette tot dan toe in de volksmond ‘botter(h)ammesteeg’. Een naam die gekscherend verwees naar een paar heel erg grote gezinnen waar ’s-morgens voor men aan de arbeid ging enorme hoeveelheden boterhammen moesten worden gesmeerd… Josephus A. Coppens werd 13 mei 1800 geboren te ’s-Hertogenbosch. Hij werd priester gewijd in 1823 en was vervolgens als assistent werkzaam in Veldhoven en ’s-Hertogenbosch (St.Jacobskerk) en als kapelaan in Schijndel. In 1833 werd hij benoemd als rector te Handel, dat bleef hij tot zijn overlijden op 15 januari 1850. Alle promoties sloeg hij af om in het kleine Handel rustig te kunnen werken aan ‘zijn’ kerkgeschiedenis. Zijn gezondheid liet ook te wensen over. Bij alle wat oudere Brabantse geschiedschrijvers is zijn naam tot op de dag van vandaag bekend gebleven als geschiedschrijver van het Bisdom ‘s-Hertogenbosch. Naast een algemeen overzicht leverde de rector een korte historie van alle parochies. Zijn hele leven verzamelde hij daartoe allerhande documenten. “Met grooten moed en geldelijke offers” heeft hij de Nieuwe beschrijving van het Bisdom ’s Hertogenbosch (in 5 delen, samen 2000 pagina’s) uitgegeven. Het eerste deel verscheen in 1840 te ’s Hertogenbosch. Terecht houdt L.H.C. Schutjes, de latere geschiedschrijver van het bisdom, in: Kerkelijke Geschiedenis van het Bisdom ’s Hertogenbosch IV” (zie blz. 25-27) een lofrede op hem. [bron: Peter Lathouwers, Josephus Antonius Coppens rector van Handel en geschiedschrijver, in: Gemerts Heem 1996 nr.1 blz. 23-25] (GR 1-3-1956)

Rector de Vethstraat (De Mortel); De van Deurne geboortige Antonius de Veth werd door de gemeente (!) in het jaar 1736 benoemd tot Rector van De Mortel. In de korte ambtsperiode van De Veth, die maar tot 1738 aanbleef, kreeg De Mortel ook een rectoraatswoning, die ook wel de ‘proosdij’ werd genoemd. Deze proosdij was gelegen aan de huidige Kastanjelaan. (GR 27-7-1967)

Rector Klaassenstraat; Een straat in de wijk Molenbroek waar in de eerste bouwfase bijna alle straten werden genoemd naar geestelijken. Lourens Johannes Klaassen werd geboren op 15 mei 1845 te Grave. Van 1878 tot 1917 was hij rector van de Latijnse School te Gemert. Tijdens zijn rectoraat vierde de Gemertse school het 300-jarig bestaan en werd in 1891 ook het nieuwgebouwde schoolgebouw in gebruik genomen. In 1910 zette heel Gemert zich in om met grote luister zijn 40-jarig priesterschap te vieren. (GR 29-7-1960; 24-1-1974)

Rector Luytenstraat (Handel); Bartholomeus Luyten werd geboren te Geleen op 24 augustus 1680. Hij was pastoor in Stokkem van 1705 tot 1715. In het laatste jaar werd hij novice-priester van de Duitse Orde. Op 1 september 1716 daaraanvolgend werd hij te Maastricht in de Orde opgenomen. Op 19 maart 1718 kwam hij als rector naar Handel en hij bleef in die functie aan tot zijn overlijden in augustus 1754. Hij had veel gevoel voor “pr” en organisatie en onder zijn 36-jarig bestuur bereikte de bedevaart naar Handel het toppunt van haar bloei. Hij was ook de persoon die de vestiging van Daniël de Brouwer en twee metgezellen mogelijk maakte en hen vervolgens de gelegenheid bood uit te groeien tot de Broederschap der Penitenten. Opmerkenswaard is het gegeven dat hij het bedevaartsoord Handel ook een kostelijk archiefstuk heeft nagelaten namelijk het “Journal voor de Capelle van Onze Lieve Vrouw tot Handel”. Zie ook: Oude-Kluis, Penitentenpad. [Ed. Loffeld, O.L.V. van Handel, in: Bossche Bijdragen 1956, blz. 267-307] (GR 27-7-1967)

Rector Meeuwsstraat (Handel); Gerard Meeuws van Zuylre werd in 1458 benoemd als pastoor van Gemert, Bakel en Deurne als opvolger van de dat jaar overleden Jan van Attendoren. Wanneer de Duitse Orde vervolgens op 10 september 1459 besluit tot de verheffing van de kapel van Handel tot een zelfstandig rectoraat binnen de parochie dan doet Gerard Meeuws afstand van het pastoorschap van de genoemde parochies en wordt hij de eerste rector van Handel. Met zijn persoon is er vanaf 1459 continuïteit in de bediening van de kapel van O.L.Vrouw te Handel. [bron: Ad Otten, De vestiging van de Duitse Orde te Gemert 1200-1500, Gemert 1987, blz. 124] (GR 27-7-1967)

Rector van de Laarschotstraat (Handel); Joannes van de Laarschot werd geboren te Veghel op 11 mei 1838. Hij was kapelaan te Megen toen hij in december 1883 werd benoemd tot rector van Handel. Hij overleed aldaar op 23 juli 1916. Gedurende zijn rectoraat van meer dan 30 jaar bracht hij onder de bouwkundige leiding van architect Jos Cuijpers een vergroting van de kapel tot stand met zijbeuken, priesterkoor en toren. Hij liet nieuwe kapelletjes bouwen langs de keskesdijk van Gemert naar Handel, hij is de initiatiefnemer tot de aanleg van het processiepark en de rozenkransweg met de vijftien zogeheten rozenkranskapelletjes met de vijf blijde, de vijf droeve en de vijf glorievolle geheimen van de rozenkrans. Bij het 25-jarig jubileum als rector van Handel (1908) werd hem een ‘Benedictiekapel van de Rozenkrans’ aangeboden, welk bouwwerk in 1908 tot stand kwam en werd geplaatst precies halfweg de rozenkransweg. [bron: Peter Lathouwers, In eeren ende oirbaer onser vrouwe te Haenle, Gemert 2005] (GR 27-7-1967)

Reebos (De Mortel); Het is een nog vrij jonge naam in De Mortel voor een deel van de vroeger veel langere Hertenbosscheweg. De nieuwe naamgeving was nodig geworden door de uitvoering van werkzaamheden in het kader van de ruilverkaveling waardoor de Hertenbosscheweg werd onderbroken. Heel even heette de weg ‘Peeltuter’. Zie: Peeltuter. (GR 14-5-1987)

Reijseweg (De Mortel); Zijstraat van de Rooye Hoefsedijk. Genoemd naar buurtschap ‘de Reijen’ nabij deze weg. (GR 27-7-1967)

Renseweg; (De Mortel); De weg is genoemd naar de buurtschap. Al in zestiende eeuwse schepenakten duiken vermeldingen op van een huis genaamd “de Ren aen Meelscot”. (GR 27-7-1967)

Rentmeestersstraat; Veel straatnamen op de rond 1900 nog helemaal lege Molenakker hebben iets te maken met de Duitse Ridderorde (Teutonische Orde) die in het verleden – zeg maar van 1200 tot 1800 – in Gemert de scepter zwaaide. De Grootmeestersstraat is genoemd naar de belangrijkste functionaris van deze ridderorde. Hij was rijksvorst. Op de Molenakker kregen ook de (land)commandeurs Virmundt, Cortenbach, Wachtendonk, Van Loe, Van Einatten en Wassenaar een straatnaam aangemeten en werd de Aldenbiesenstraat genoemd naar de balije Alden Biesen die telkens de soevereine Vrijheer van Gemert (ook een vorst!) leverde. De Rentmeestersstraat is genoemd naar de commanderijfunctionaris in Gemert die over de centen ging. (BW 2005; 22-10-2008)

Reuzel (Wolfsveld); In 1988 viel het besluit om de uitbreiding van het Bedrijventerrein Scheiweg (thans Bedrijventerrein Wolfsveld) straatnamen te geven die zijn ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, ook omdat die waterwegen veelal een relatie hebben (of hadden) met de industrie. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. (GR 10-3-1988; 28-2-1991; 28-9-1995) later gevolgd door Beerze, Dommel, Raam, Reuzel, Roer, Vliet, Weerijs. (BW 23-4-2003)

Ridder Rutgerlaan; Een passende naam in het achterland van kasteel en kerk. Ridder Rutger van Gemert kan als de grondlegger worden beschouwd van de uit de dertiende eeuw daterende Commanderije van de Duitse Ridderorde te Gemert. Aannemelijk gemaakt kan worden dat hij op het eind van de twaalfde eeuw mee is getrokken op kruistocht naar het Heilig Land en dat hij daar moet zijn toegetreden tot de in 1198 uit een hospitaalbroederschap gestichte Duitse Ridderorde waardoor bij zijn overlijden diens soevereine bezit te Gemert verviel aan de Orde. Ridder Rutger moet in of vóór 1220 zijn overleden. [bron: Ad Otten, De vestiging van de Duitse Orde in Gemert 1200-1500, Gemert 1987] (GR 29-3-1990)

 Ridderplein; ‘Elke tijd kiest zijn eigen namen’, is de conclusie van Ad Otten, in een in Gemerts Heem in 1984 gepubliceerde analyse van Gemerts’ straatnamen. In 1953 werd gekozen voor de naam ‘Ridderplein’ boven die van het sedert 1931 gehanteerde ‘Borretplein’. Welke laatste ook al een nieuwigheid was, want de straat vormde voordien al heel lang één geheel met wat we nu nog altijd kennen als Kerkstraat. Maar toch was in 1931 iedereen vóór die nieuwe naamgeving. Door de aankoop door de gemeente van een deel van het kasteelpark en de verlegging van de buitengracht naar het westen, kreeg Gemert-centrum een geweldig plein en dát werd genoemd naar een hele grote ‘zoon’ uit het verleden. Meester Anton Borret, commissaris van de Koning voor de provincie Noordbrabant, en nog heel veel meer! (Zie ‘Borretplein’ en ‘Borretstraat’). Toch werd in 1953 voorgesteld om het plein Ridderplein te doen heten in plaats van Borretplein. Rond het kasteel moesten kasteelnamen komen en Borret paste veel beter tussen de voor de nieuwe wijk ‘Berglaren’ toegedachte straatnamen. Terwijl ‘Ridderplein’ in de periode van de wederopbouw bovendien veel beter aansloot in de hang naar romantiek van bijvoorbeeld de lang vervlogen riddertijd. Naar de Teutonische ridderorde die in Gemert, het kasteel en de kerk bouwde, en zo’n zes eeuwen lang hier de scepter zwaaide, ja, dáár moest het plein naar genoemd worden… Toen in december 1951 Gemerts 10.000ste inwoner werd geboren had burgemeester De Bekker het over “Gemert als een kind van welgestelde ridders” en bij een volgende gebeurtenis werd ‘ons’ dorp opgeblazen tot “die eeuwenoude vrije en levensblije commanderije, vanwaar een riddergeest is uitgegaan van geslacht op geslacht….”. Wie verwondert het dan nog dat het Borretplein het veld moest ruimen voor het Ridderplein. Het wekt de indruk alsof het hier in Gemert vroeger barstte van de ridders, terwijl er op het kasteel vaak niet meer dan één verbleef. Maar dat was dan wel een persoon van internationaal aanzien en gezag…. [bron: Ad Otten, Een analyse van Gemerts’straatnamen, in: Gemerts Heem 1984 nr.2, blz. 32-46] (GR 2.3.1953).

Ripseweg (Elsendorp); Waterschappen kennen we in Nederland genoeg. Maar een “wegschap” is een unicum in ons land. De Peel krijgt het in 1920. Het Wegschap heeft als doel de ontsluiting van de nieuw ontgonnen gebieden in de Noordelijke Peel. Behalve de ontsluitingsweg DeurneOploo realiseert Wegschap De Peel in het begin van de twintiger jaren eveneens de weg van De Rips naar wat toen nog heette De Dompt (het latere Elsendorp). Deze weg – op Gemerts grondgebied “de Ripseweg” – vormde onderdeel van de ‘kunstweg’ Dompt-RipsDeurneLiesselMeijelRoermond en wordt in 1926 ook in noordelijke richting verlengd al is dat dan nog met een aarden baan naar Zeeland. Het hele traject heeft nu algemene bekendheid als De Middenpeelweg, en is uitgegroeid tot een belangrijke verkeersader van Noord naar Zuid v.v. Wat heel lang onbekend is gebleven is, dat de Middenpeelweg in de periode van de Koude Oorlog ook nog een geheime bestemming had. Bij het uitbreken van de zeer gevreesde Derde Wereldoorlog zou deze weg moeten dienen als taxi-track voor geallieerde straaljagers tussen Vliegbasis Volkel en de in beginjaren vijftig, op grondgebied van de Venraijse en Bakelse Peel aangelegde Vliegbasis (nu: Koninklijke Luchtmachtbasis) De Peel. De wegverbreding en -verbetering is indertijd voor een niet onbelangrijk deel ook gefinancierd door het Ministerie van Oorlog. Zie ook ‘Zeelandsedijk’. (1-3-1956; 27-7-1967)

Ripskant; Voor het eerste deelplan van ‘bestemmingsplan Paashoef’ werden in 1983 straatnamen voorgesteld die de herinnering in zich droegen van wat het landschap hier voorheen te bieden had. Ook de naam ‘Ripskant’ paste hier uitstekend bij, om de doodeenvoudige reden dat het riviertje De Rips door het gebied stroomde. Door de stedebouwkundige werd het riviertje bovendien als belangrijk element in de ruimtelijke structuur ingepast. De Rips en de Ripskant grenzen aan het park van de wijk, het ‘Hein de Witpark’. (GR 19-5-1983; 10-1-1985)

Roer (Wolfsveld); Met deze naamgeving is het besluit uit 1988 om de straten op Bedrijventerrein Wolfsveld (toen nog Bedrijventerrein Scheiweg) namen te geven ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, enigszins opgerekt. De Roer ligt immers op Limburgs grondgebied. (BW 23-4-2003)

Rooije-Aschweg (Handel) (Gemert) Genoemd naar de buurtschap ter plaatse, die vermoedelijk haar naam ontleend aan het daar ter plaatse veel voorkomende roodbruine ‘los zand’, in het dialect ‘rooj aase’ genoemd. (GR 27-7-1967)

Rooije-Hoefsedijk; In 1665 werd op last van Baron van Virmundt, commandeur van de Vrije Heerlijkheid Gemert, een weg of baan aangelegd vanaf de Groeskuilen tot aan de grens met Oploo op de Bunthorst. Het meest oostelijke deel van deze weg lag zuidelijk van de pingoruïne op de heide van Bunthorst. De nieuwe baan kreeg de naam Rooye Hoefsedijk, zo genoemd naar het begin van de baan bij de zogeheten ‘Rooye Hoef’, toen de meest oostelijke bebouwing van Gemert. De oorspronkelijke Rooye Hoeve lag/ligt nu aan ‘Slenk’, in het verlengde van de huidige Rooye Hoefsedijk. De weg werd indertijd aangelegd met de bedoeling het voor de Gemertenaren mogelijk te maken ‘hun’ Peel ten volle te gebruiken. Een van de redenen zal geweest zijn dat in de dichter bij Gemert-dorp gelegen Peelvlakte de ‘klot’ en ‘d’n tus’ op was, reden waarom men de reserves in het verderop in de Gemertse Peel gelegen gebied wilde gaan winnen. Uit de kom van Oploo voerde eveneens een weg via de Bus, de Schepperspeel en de gerichtplaats naar de Bunthorst en zo ontstond er een doorgaande weg door de Peel van Gemert naar Oploo. Komende van de richting Gemert boog er, ter hoogte van de Vossenberg een weg af in meer zuidelijke richting, de Overloonse Baan. Van doorgaande verbindingen is al lang geen sprake meer. Op Oploos gebied werd de weg doorgegraven bij de aanleg van het defensiekanaal. Officieel eindigt thans de Rooye Hoefsedijk waar het grondgebied van Elsendorp begint. Maar de in het verlengde van de Rooye Hoefsedijk gelegen Cleefswitseweg volgt toch globaal het tracé van de aloude Peelweg Gemert-Oploo. Ook aan de overzijde van de ‘middenpeelweg’ zijn op de landgoederen ‘De Krim’ en ‘Bunthorst’ nog delen aanwijsbaar van deze vroegere ‘doordePeelse’ verbinding. [bron: Sjang Hoeymakers, De oude wegen door de Peel, in Gemerts Heem 1991 blz.95-125.](GR …; 27-7-1967; 10-3-1988; 21-4-1988)

Ruijschenberghstraat; De straat is in 1931 genoemd naar Hendrik van Ruijschenbergh (1528-1603). In 1547 trad hij toe tot de Duitse Ridderorde. In 1566 werd hij coadjutor van de landcommandeur en vanaf 1572 landcommandeur van de Duitse-ordebalije Alden-Biesen en in die laatste kwaliteit was hij ook Vrijheer van Gemert. In 1587 besteedde hij een groot deel van zijn eigen familiekapitaal aan de stichting van een Latijnse School te Gemert waaraan hij jaarlijks twaalf studiebeurzen verbond. De helft van deze beurzen waren bestemd voor jongens uit Gemert, de anderen voor kandidaten uit de vrije heerlijkheden Sint-Pietersvoeren (Voerstreek) en Gruitrode (bij Maaseik), beide ook kommanderijen van de balije Alden-Biesen. In het verlengde van de stichting van de Gemertse Latijnse School zorgde Ruijschenbergh ook voor twaalf studiebeurzen voor een vervolgopleiding aan de universiteit van Keulen (of Leuven). Deze laatste beurzen waren niet specifiek voor Gemertenaren bestemd, maar wel hebben verschillende Gemertse studenten daarvan profijt gehad. Hendrik van Ruijschenbergh kocht ten behoeve van de school ook de Hoeve Hazeldonk en hij stelde voorts in Gemert een weekmarkt in. De stichting van de Latijnse School in het Vrije Gemert valt in een periode dat met name de regio heel veel te lijden had van het oorlogsgeweld van de Tachtigjarige Oorlog. Helmond werd in datzelfde jaar bijna geheel verwoest en katholieke Latijnse Scholen verdwenen overal. Gemert was al gauw een van de weinige plaatsen met nog een katholieke middelbare school. In later jaren werd de stichting van de Latijnse School nagevolgd in de eveneens ‘vrije heerlijkheden’ Ravenstein, Megen en Boxmeer. Hendrik van Ruijschenbergh geldt ook in het Rijnland als één van de voorbeelden van de contra-reformatorische beweging.Vanaf de stichting van de Latijnse School heeft de straat de naam gehad van Schoolstraat. De wijziging van de straatnaam in die van Ruijschenberghstraat (1931) valt samen met de verlenging van de straat, die middels een brug over De Rips een verbinding realiseert met De Haag. In de jaren dertig van de twintigste eeuw worden hier aan beide zijden van de straat particuliere woningen gebouwd. De naam ‘Schoolstraat’ is dan nog slechts voorbehouden aan ‘Het Hoekje’ met de Textielfabriek Johan van den Acker, de Komschool en enige woningen. (GR 28-10-1931)

A – BCDEFGHIJKLMNOPRSTUVWZ