Straatnamen D

Daalhorst; De eigenlijke naam is d’Aalhorst. Een oude naam al bekend rond 1500 voor oud cultuurland ten zuiden van de Broekstraat. Vanuit laatstgenoemde straat leidde eeuwenlang de zogenaamde Horstsesteeg naar deze gronden en die van de Euseldonk, in Gemert gemeenlijk d’Eusing, genoemd. Toen tengevolge van de ruilverkaveling in 1976 de steeg verdween en daarvoor in de plaats een nieuwe rechte weg werd aangelegd tot aan het buurtschap Tereijken onder De Mortel, werd aan de nieuwe weg de naam Daalhorst toegekend. (GR 12-8-1976)

Daniël de Brouwerstraat (Handel); Slechts een klein gedeelte van deze weg ligt op Gemerts grondgebied, terwijl dat Gemertse deel bovendien alleen maar te bereiken is via Boekels grondgebied. Daniël de Brouwer, de naamgever van deze straat, speelde een bijzondere rol in de geschiedenis van zowel Gemert als Boekel. Hij was afkomstig van Zeelst en na een verzoek van Rector Luijten die voor de bediening van de Handelse kapel node de hulp mistte van de in 1720 overleden Broeder Hogardus Verhofstadt, vestigde Daniël zich met twee metgezellen in 1722 in het huis “den Hanenkamp” achter de Handelse kapel. Het drietal dat een grote activiteit aan de dag legde en ondermeer een brouwerij begon te exploiteren betrok in 1734 al een groter huis te weten “Bloemendaal”, om zich acht jaar later nog een paar honderd meter meer noordwaarts te vestigen tot juist over de gemeentegrens met Boekel. Daar legden De Brouwer en zijn volgelingen, inmiddels al gekend als de Congregatie der Broeders Penitenten van Sint Franciscus, de grondslag voor wat we nu kennen als Huize Padua. (GR 11-2-1982)

De Ark; Oud toponiem dat, gelegen tussen De Haag en De Bloemerd, al bekend was in de zeventiende eeuw. In vroeger tijd had dit gebied veel last van overstromingen. De naam “de Ark” is vermoedelijk ontstaan door de omstandigheid dat ter plaatse een grondgebied altijd droog bleef vanwege de iets hogere ligging. In achttiende-eeuwse archivalia vernemen we ook van een hoeve die voluit heette ‘de Ark van Noë’. Op het minuutplan van het kadaster (1832) kunnen we zien dat deze hoeve qua grondplan kon wedijveren met de grootste hoeves van Gemert. Rond 1850 moet de hoeve zijn gesloopt en een eindweegs zuidelijker aan De Haag zijn herbouwd. Maar de naam d’Èèrk bleef bij alle Gemertenaren bekend. Toen Goed Wonen aan deze dorpsrand van Gemert een bouwplan wilde realiseren werd de naam ‘De Ark’ in 1989 officiëel ingevoerd in Gemerts straatnamenbestand. Elke autochtone Gemertenaar wist meteen waar de “nieuwe” straat gezocht moest worden. Op zaterdagmiddag 20 oktober 2007 werd op de punt van het speelveldje aan de wegsplitsing De Ark-De Bloemerd door stichting Gemert Vrijstaat in samenwerking met de buurtbewoners een bronzen Ark van Noë onthuld. De beeldend kunstenaar is Gert Prins. [Ad Otten, Ark van Noë terug in Gemert, in: Gemerts Heem 2008 nr.3] (GR 29-6-1989)

De Bleek (De Mortel); Genoemd naar de als zodanig bekend staande buurtschap. Het toponiem de Bleek is ter plaatse al bekend in de Middeleeuwen, terwijl ook de Gemertse familienaam “Van den Bleek” in die tijden al bekendheid geniet. Een tot ver buiten ‘s lands grenzen bekend geworden Van den Bleek is Laurens Lenartszoon (1500-1563). Hij was boekdrukker en uitgever van de Hertog van Toscane in Florence en ten tijde van zijn aanstelling als zodanig werd hij gepresenteerd als ‘de beste boekdrukker ter wereld’. Laurens Lenartszoon van den Bleek bediende zich in het buitenland van de naam Laurentius Torrentinus. ‘Bleek’ staat vrij algemeen bekend als perceel of percelen grasveld waarop linnengoed werd uitgespreid om het onder invloed van het zonlicht te bleken. De naam Torrentinus die toch ook moest zijn afgeleid van ‘bleek’ bracht Jan Timmers onlangs op een nog heel andere betekenis van de naam ‘bleek’. Namelijk die als plaats waar voorheen turf werd gewonnen. Een aantal ‘bleken’ veranderden na het leegsteken in open vennen, waarbij de oorspronkelijke naam gehandhaafd bleef. [Jan Timmers, Betekenis van de veldnaam “Bleek” volgens Torrentinus, in: Gemerts Heem 2009 nr.4 blz.1-10] (GR 27-7-1967)

De Bloemerd; Al in zestiende en zeventiende eeuwse archivalia heeft men het over “d’n Blomer” of “d’n Blomer aent Cruys”. In de achttiende eeuw evolueert de schrijfwijze tot “Blumert”. In 2009 is ook ‘Bloemerdgang’, wandelpad lopend van De Bloemerd naar Kruiseind, opgenomen in het straatnamenbestand. (GR2-3-1953; 27-7-1967)

 De Grootstraat (Elsendorp); Lambert de Groot (geboren 29-8-1891 te Utrecht) was het hoofd der Openbare Lagere School in het geïsoleerd gelegen Peelgehucht Vossenberg (Zie onder: ‘Vossenberg’). Op verdenking van illegaal werk werd hij in de Tweede Wereldoorlog door de bezettende macht gearresteerd en afgevoerd naar het concentratiekamp Vught. Hij stierf uiteindelijk op 23 december 1944 in het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. (GR 27-7-1967)

De Haag; Eén der oudst bekende toponiemen van Gemert. De naam herinnert aan de vroegere afscheiding van het oude domein van de autochtone Heren van Gemert, die in de middeleeuwen ten zuiden en ten oosten van De Haag, in een omgracht Hooghuis woonden. De naam De Haag, officieel pas vastgesteld in 1931, werd in 1953 opgesplitst in Voorhaag en Achterhaag, om in 1962 weer te worden samengevoegd. Bewoners waren allesbehalve gelukkig met de naam ‘Achterhaag’. Door de aanleg van de Komweg – deels over het tracé van De Haag – kreeg een stuk van De Haag de naam Komweg. In 1990 met de doortrekking van de Komweg naar de Beeksedijk werd een gedeelte van De Hoef bij De Haag getrokken. (GR 28-10-1931; 2-3-1953; 30-3-1962; 8-5-1980; 29-3-1990)

De Hoef; Straatnaam sedert 1953 die haar naam dankt aan de ter plaatse gelegen kasteelboerderij die in de volksmond algemeen bekendheid genoot als “de hoef”. Deze in 1874 gebouwde boerderij verving de vroeger binnen de grachten van het kasteelcomplex gelegen boerenhoeve (poortgebouw met twee niet meer bestaande zijvleugels). Vóór 1953 maakte “De Hoef”, evenals trouwens H.-Geestlaan, onderdeel uit van de Wijnboomlaan. Na de aanleg van de Komweg in 1990 werd het meest noordelijke deel van De Hoef, dat door het tracé van de Komweg werd geamputeerd, bij De Haag gevoegd. (GR 2-3-1953; 29-3-1990).

De Kampen; Al in vijftiende eeuwse schepenakten komen we de aanduiding De Kampen tegen. Uit veldnamen als de Polbeempt, den Buydel, de Horcken, de Leerwiel en de Cnollenbijter aan de Rups, allemaal gelegen in ‘de Campen’, kunnen we afleiden dat de naam zal zijn ontleend aan de eerste aangegraven stukken cultuurgrond (de Kampen) in het uitgestrekte broeklandschap ten westen en ten noorden van de dorpskom. In 1976 wordt het oude karrenspoor in het kader van de Ruilverkaveling ´Bakel´ geasfalteerd en wordt de weg een officiële naam gegeven. (GR 12-8-1976; 29-3-1990)

De Kieboom; Als toponiem al in 1326 bekend. De hoeve Kieboom, waarvan het hoofdhuis vermoedelijk was gelegen op de plaats van het huidige klooster Nazareth, behoorde indertijd tot de bezittingen van de adellijke familie Van Gemert. In de vijftiende en zestiende eeuw is de oorspronkelijke hoeve in verschillende delen opgesplitst.  Aan “de straot” kwam woonbebouwing terwijl de agrarische activiteit van de hoeve Kieboom verschoof in oostelijke richting. Daarheen verschoof toen ook het oude toponiem. (GR 2-3-1953)

De Kuier; is een naam voor een wandelpad, gelegen in het plan “Schoorswinkel”. Het vormt een verbinding tussen ‘Heuvelsepad’ en ‘De Schabbert. Kuier slaat op het kuieren: het op je gemak (langzaam) rond kunnen wandelen. De naam is toepasselijk voor dat pad omdat het meerdere toegangen kent. (GR 25-4-1991)

De Landweer; Bij het bouwrijp maken van het uitbreidingsplan Doonheide-Noord stootte men in 2007 op een historische Landweer – parallel aan de Peelse Loop – die in vroeger eeuwen als beveiliging en/of als verdedigingslinie moet zijn gebruikt. Het was al de bedoeling om op de plaats van deze archeologische vondst – tussen Moederkruid en Peelse Loop – een wandelpad aan te leggen. Dit wandelpad is toen de naam “de Landweer” toebedeeld (BW 22.10.2008

De Lebber; Wandelpad dat voor een deel loopt over een oud tracé van een karrenspoor dat parallel loopt aan ‘Doonheide. Het pad is genoemd naar het vanouds bekende toponiem ‘de Lebber’ ter plaatse. (BW 22-10-2008)

De Paddepoel; Naam voor wandelpad gelegen op Schoorswinkel. Het pad loopt van het Hopveld naar de ter hoogte van het Kruidenhuis aangelegde ‘paddepoel’ en verder door naar De Schabbert. NB De vroegere verbinding van Witte Brug naar Hopveld die deels over dit tracé loopt, heette in de volksmond ‘Paardensteeg’. (GR 25-4-1991)

De Peij; Het woord “peij” is in het plaatselijk dialect het meervoud van pad. Al in de zestiende eeuw is het toponiem “Mortelse Payen” bekend. De naam voor de paden die over de hier gelegen hoge akker (van de Berglaren naar De Mortel) liepen, is op het hele gebied overgegaan. Al op de oudste kadasterplans (uit 1832) is het betreffende gebied aangeduid als “Pijen”. Als de ambtenaren van het kadaster indertijd geweten hadden dat het hier de Gemertse (of Brabantse) variant betrof van het meervoud van paden dan zou deze naam zeker niet aan het papier zijn toevertrouwd.
Bij de afronding van het bouwplan Breukrand in 1996/1997, maar ook onder invloed van de inmiddels aangelegde ‘Zuid-Omwerd ‘de Peij’ zodanig ingekort dat de straatnaam nu beperkt is tot het woonwagenkamp. (GR 22-12-1978; 28-11-1996; uitbr. BW 2009)

 De Poort; In de hoek tussen Oudestraat en Sint-Josephstraat werd in 1991 door de Gemertse woningbouwstichting Goed Wonen een heel bijzonder huizenhofje gebouwd. Aan de Oudestraat toegankelijk via een poortwoning en via de Sint- Josephstraat middels een open poort. Dit bouwplan past in de complete herbouw van het oorspronkelijk 12 woningen omvattende woningcomplex dat werd gerealiseerd omstreeks 1920 door de eerste Gemertse woningbouwvereniging ‘Uit Noodzaak’. De naam ‘De Poort’ is een bijzonder passende naam voor het huizenhofje, maar het kiezen voor deze naamgeving is mede ook ingegeven door het gegeven dat deze naam hier al bekend was voor het direct aangrenzende perceel dat zich in vroeger tijd uitstrekte tot aan de Dr. Kuijperstraat. [bron: Ad Otten, De Poort, in: Gemerts Heem 1992 nr.2] (GR 7-11-1991)

De Schabbert; De van oudsher bestaande fietspadverbinding van Witte Brug naar Beeksedijk werd bij de aanleg van de Komweg in ere hersteld en kreeg de naam van een eeuwenoud toponiem waar het langs voert. (GR 29-3-1990)

De Smagt (De Mortel); Al vóór 1500 zijn gronden “in den Smacht” in cultuur gebracht. Zo is er in 1480 sprake van een “hoefken in de Mortel aen de Smacht”. De naam Smagt of Smacht valt wellicht te verklaren met het gegeven dat het indertijd op dit pas ontgonnen, en op de Peel gewonnen gebied, maar heel moeilijk boeren was. (GR 27-7-1967)

De Stap (De Mortel); Deze weg droeg evenals Boekent en de Zandstraat vóór 1956 de naam “Mortelsche Weg”. Met de nieuwe naamgeving werd een benaming van veel oudere datum in ere hersteld. Zo noteerden we uit een Gemerts schepenprotocol reeds in 1502 de naamgeving van “de kerckstap in de Mortel”, voor de weg die van De Mortel naar de kerk voerde in Gemert. (GR 1-3-1956)

De Stroom; Er is al heel lang een zandwegverbinding tussen Molenakker en Kieboom en deze stond vermoedelijk vanwege het oversteken van de Rips bekend als ‘op de Stroom’. Van oudsher liep er ook een pad van Binderseind hiernaartoe (Nonnenpad zie ‘Nonnengang’). In vroeger tijd was er ook een hoeve ‘de Stroom’ die tot de zogeheten pastoriegoederen van Gemert behoorde. Deze hoeve lag echter veel verder stroomopwaarts aan de Paashoefsedijk.
Kort na 1950 verwierf de gemeente van klooster Nazareth ‘op de Stroom’ veel grond. Daar ter plaatse wilde men scholen bouwen en een gebouw voor het Wit-Gele Kruis. De straat werd de naam gegeven zoals die in de volksmond reeds bekendheid genoot. (GR 2-3-1953)

 De Wind; Een toponiem dat al bekend is sedert de middeleeuwen. Ook bewoning gaat terug naar deze tijd. In de zestiende eeuw is al sprake van ‘huys ende hof in den wynt’ en van in cultuur gebrachte stukken land ‘in den vorsten en in den aftersten wynt’. De straatnaam is officieel vastgesteld bij raadsbesluit van 27-7-1967.

De Wolff van Westerrodeweg; Samuel A.R. de Wolff van Westerrode (1882.12.21 Tjilatjap (Java) – 1948.11.10 Hilversum) heeft in de jaren 1910-1925 gewerkt aan de ontginning van ruim 100 hectare woeste grond in het Zwarte Water. In die periode woonde hij met zijn gezin in Gemert aan het Binderseind. (GR 27-7-1967; 13-11-1986)

De Wouw; De Wouw is de naam van een middeleeuwse hoeve die tot in de 14de eeuw behoorde tot het vrije familiebezit van het adellijk geslacht Van Gemert. De hoeve (te lokaliseren als het huidige adres ‘Doonheide 20’) is onder deze naam bekend gebleven tot in de negentiende eeuw. De ‘hoofdstraat’ van Plan Doonheide-Zuid werd er naar genoemd (GR 1997/1998; uitbr. BW 2004; uitbr. 22-10-2008)

Deel; Eén van Gemerts oudste toponiemen. In een oorkonde uit 1326, de oudste van Gemert, die gesteld is in de (middel)nederlandse taal, komt de naam al voor van “Deelvort”. Wat de betekenis van deze naam betreft, zou men zich af kunnen vragen of de oorspronkelijke naam niet d’eel is geweest, dat dan moet hebben gestaan voor vlak en effen grondgebied. Het aan Deel grenzende oude toponiem ‘Eeldonk’ past daar dan als ‘verhoging (=donk) in een vlakte (=eel)’ uitstekend bij. NB De naam Eeldonk heeft zich via Eldonk ontwikkeld tot Elding (zie onder: D’n Elding) (GR 28-10-1931; 27-7-1967; 12-8-1976).

Deelse Kampen; Genoemd naar de kleine buurtschap ten noorden van ‘Deel’. Aan de noordkant van de Deelse Kampen, redelijk ver van de bebouwde kom, was in vroeger eeuwen de Lazaruskamp gevestigd. Een ‘kamp’ voor besmettelijk zieken. (GR 27-7-1967)

Deelvoort; in 2017 gerealiseerd bouwplan aan de Deel grenzend aan de Molenbroekse Loop. Het bouwplan is toegankelijk vanaf Deel op de locatie waar van oudsher een overgang oftewel ‘voort’ is over de waterlaat Molenbroekse Loop. De naam ‘Deelvort’ is al bekend uit een oorkonde van 1326.

Deken van den Heuvelstraat; Een straat in de wijk Molenbroek waar in de eerste bouwfase bijna alle straten werden genoemd naar geestelijken. Johannes G. van den Heuvel werd geboren te Lieshout in 1905. Op 15 december 1949 werd hij te Gemert begroet als de 31e pastoor van de parochie St. Jan’s Onthoofding, welke parochie toen nog heel Gemert-dorp omvatte. In 1962 werd hij deken van het Dekenaat Gemert, welke functie hij bleef vervullen tot zijn overlijden op 7 september 1966. (GR27-7-1967; 24-1-1974)

D’n Amigogang; (Geen officiele straatnaam!). Loodrecht op de door het oude centrum van Gemert slingerende hoofdstraat telden we tot voor kort een elftal officieel benaamde gangen. Nonnengang, St.Joris & St.Tunnisgang, Pelikaangang, Bonengang, Amstelgang, Soikerijgang, Gasthuisgang, Karregang, Bloemerdgang, Mickersgang en Kopperegang. Eind december 2010 zorgde stichting Gemert Vrijstaat met instemming van alle belanghebbenden voor een twaalfde gangnaambordje met de curieuze naam ‘D’n Amigogang’. Hij gaat tussen de panden Binderseind 21 en Binderseind 25 – respectievelijk bekend als ‘Hoofdzaak’ en als ‘Klokhoed’ – en loopt dan als gang min of meer dood op het als Binderseind 23 geadresseerde pand dat is voorzien van het huisnaambord ‘d’n Amigo’. In het verre verleden toen in Gemert nog een brigade gevestigd was van de marechaussee diende dit pand als hun ‘gevangenis’. En al klinkt het ongelooflijk het Spaanse woord ‘amigo’ dat vriend betekent, heeft zowel in Vlaanderen als in Brabant al sedert de Tachtigjarige Oorlog de betekenis van ‘gevangenis’.

Den Elding; De naamgeving is afgeleid van een uit de middeleeuwen reeds bekend toponiem Eldonk ook geschreven als Eeldonk. Onder invloed van de merkwaardige gewoonte in het Gemerts taalgebruik om van donknamen, ingnamen te maken, moet de naam “Elding” zijn ontstaan, zoals in het plaatselijk dialect ook Ezzing, Boering en Kelding bekend zijn voor respectievelijk Esdonk, Boerdonk en Keldonk. Omdat op ‘den Elding’ vroeger geen mensen woonden, is de naamgeving ‘Eldonk’ vermoedelijk in vergetelheid en onbruik geraakt. Ook in verkoopakten komt al vanaf de zeventiende eeuw enkel nog de naamgeving “Elding” voor in plaats van Eldonk. (GR 1-5-1975). Vermeldenswaard is hier, dat kort na het gereedkomen van de bebouwing van het aanvankelijk nog kale wijkje het naar het aanzien van de bebouwing de treffende naam van “De Wasknijper” kreeg aangemeten. 

Den Heikop (Elsendorp); Naam ontleend aan de volksmond. Vermoedelijk ontstaan vanwege vroegere ligging aan de rand van de ‘Nieuwe Heide’ (Gemertse Peel). (GR 22-9-1990) 

 Den Hoek (De Mortel) (Elsendorp); buurtschap op de scheiding van de parochiegrenzen Elsendorp en De Mortel. (GR 14-5-1987)

Dennenweg; Een zijweg van de Rooye Hoefsedijk. De naam heeft betrekking op de percelen in de omgeving die zijn beplant met het naaldhoutgewas van het geslacht ‘abies’ der coniferen, oftewel ‘dennen’. (GR 27-7-1967)

Derde Steeg; In het gebied tussen Broekstraat, Beeksedijk en de buurtschap Tereijken vond in het tweede kwart van de negentiende eeuw een vrij omvangrijke ontginning plaats. Door drie kaarsrechte parallelstegen (de eerste, de tweede en de derde steeg) werd dit nieuwe boerenland vanaf de Beeksedijk ontsloten. Vanuit de Broekstraat was dit gebied toegankelijk via de reeds bestaande stegen Galgeveldseweg en Horstsesteeg (zie onder Daalhorst). Zij kruisten in deze ontginning de Eerste, Tweede en Derde Steeg. De laatste steeg liep tot omstreeks 1975 vanaf de Beeksedijk helemaal door tot de buurtschap Tereijken. Sedert de uitvoering van de ruilverkaveling is die verbinding verbroken. De Daalhorst, aangelegd ter vervanging van de vroegere Horstse Steeg, en die deels ook het tracé van de vroegere Tweede Steeg volgt, heeft de verbindingsfunctie van de Derde Steeg tussen Beekse Dijk en Tereiken overgenomen. De tijdens de ruilverkavelingswerkzaamheden daartoe gecreëerde kortsluiting tussen Daalhorst en Derde Steeg kreeg de naam “Naar de Derde Steeg”. (GR 27-7-1967; 13-11-1986)

Diederikstraat; Voor de wijk Berglaren werd in 1953 gekozen om alle straten te noemen naar Gemertse ‘bestuurders’ uit het verleden. Blijkens een oorkonde uit 1270, uitgegeven door de legendarische Hertog Jan van Brabant, behoorde Gemert voor de helft aan de Duitse Orde en voor de andere helft aan de ridderheer Diederik van Gemert. Hertog Jan verklaarde dat hij in Gemert geen rechten bezat behoudens het recht om als scheidsrechter op te treden bij interne conflicten wanneer daarom werd verzocht. Tot 1366 behielden Diederiks zoon, diens kleinzoon en diens achterkleinzoon, allemaal met de voornaam Diederik, vrijheerlijke rechten over Gemert, die ze deelden met de ridderlijke Duitse Orde. In 1366 worden “de Diederikken” gedwongen hun rechten over Gemert af te staan aan de Duitse Orde. Uit het midden van de vijftiende eeuw kennen we verder nog een ridder Diederik van Gemert die toetreedt tot de Duitse Orde en commandeur wordt van Ramersdorf bij Bonn, later van Bernissem bij Sint Truiden in België, op dat moment de belangrijkste commanderije van de balije Alden Biezen. (GR 2-3-1953; 17-12-1957; 21-2-1981)

Diepertseweg (Elsendorp); Genoemd naar de gronden ter plaatse die in de volksmond werden aangeduid met “d’n Diepert”. Op oude Peelkaarten, maar ook op de door Hendrik Verhees rond 1800 gemaakte kaart van de ‘Bebakende Dijk’ van Gemert naar Sint Anthonis is d’n Diepert aangegeven en zien we ter plaatse ook een ven ingetekend. (GR 27-7-1967; 10-6-1971)

Dieze (Wolfsveld); In 1988 viel het besluit om de uitbreiding van het Industrieterrein Scheiweg (thans Bedrijventerrein Wolfsveld) straatnamen te geven die zijn ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, ook omdat die waterwegen veelal een relatie hebben (of hadden) met de industrie. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. (GR 10-3-1988)

Dintel (Wolfsveld); In 1988 viel het besluit om de uitbreiding van het Industrieterrein Scheiweg (thans Bedrijventerrein Wolfsveld) straatnamen te geven die zijn ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, ook omdat die waterwegen veelal een relatie hebben (of hadden) met de industrie. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. (GR 10-3-1988; 28-2-1991) 

Domein; Begin 1989 koos de gemeenteraad voor het thema ‘oude maten’ bij het vaststellen van nieuwe straatnamen voor het Plan Paashoef-Zuid. Domein is een wel heel bijzondere maat, want het is afgeleid van het Latijnse dominium dat ‘eigendom’ betekent. In de middeleeuwen werd onder ‘domein’ veelal verstaan het eigendom van een ‘heer = dominus’. (GR 29-6-1989; 7-6-1990)].

Dommel (Wolfsveld); In 1988 werd besloten om de uitbreiding van het Industrieterrein Scheiweg (later omgedoopt in ‘Bedrijventerrein Wolfsveld’) straatnamen te geven ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, ook omdat die waterwegen veelal een relatie hebben (of hadden) met de industrie. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. Beerze en Dommel volgden een paar jaar later. Daarna kwamen ook aan de andere zijde van de Oost-Om nog verschillende nieuwe ‘water’namen. (GR 20-4-1995)

Dompthoorn (Handel); Genoemd naar de op topografische kaarten ter plaatse voorkomende naam “Dompthoorn”. In achttiende eeuwse schepenakten van Gemert komen we deze naam, geschreven als “Domphoorn”, al tegen als een perceel in eigendom van de Handelse Pentitenten. In het middelnederlands is ‘domphoorn’ onder meer een benaming voor de roerdomp, maar of het toponiem kan worden uitgelegd als ‘gebied waar de roerdomp leeft’, is niet zeker. (GR 27-7-1967).

Donk; Voor het eerste deelplan van ‘bestemmingsplan Paashoef’ werden in 1983 straatnamen voorgesteld die de herinnering in zich droegen van wat het landschap hier voorheen te bieden had. Met ‘donk’ is bedoeld een ‘hoger gelegen plek in een drassige of moerassige omgeving’. Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal geeft: ‘hoogte nabij een moeras; plaats waar een zandlaag dicht onder of boven de oppervlakte komt en waarop vaak nederzettingen gebouwd zijn’. (GR 10-3-1988)

 

Doonheide; Sedert de zeventiende eeuw is in Gemert het toponiem Don- of Doonhei bekend. Don is oud-nederlands voor ‘dicht(bij), aan’. En dat was als zodanig ook in Gemert bekend. Want de uit de middeleeuwen daterende boerenhoeven ‘de Wouw’ en ‘Eenswinkel’, die tot in het midden van de zeventiende eeuw worden gelokaliseerd als liggende “te Gemert aan de Heij” blijken nadien gesitueerd te zijn “Doonheide”. Verschillende oudere Gemertenaren kennen uit het dialect bovendien de uitdrukking van ‘d’n dônsten bürman’, waarmede bedoeld wordt de naaste buurman.
In de loop van 1955 wordt Doonheide geasfalteerd op een fundering van afgewalst grint en steenslag en afgedekt met 10 kg parelgrind per m2.
In januari 1990 kocht de gemeente Gemert de gronden ten zuiden van de weg Doonheide. Tot 1997 blijven de gronden nog agrarisch in gebruik, maar in dat jaar is begonnen met het ontwikkelen van plannen voor de bouw van zo’n 200 woningen: Plan Doonheide. Uitgangspunten waren: a) dat het beeld van de achterkant van de wijk Molenbroek verbeterd moest worden met gebruikmaking van de Molenbroekse Loop. b) Er moest voldoende oppervlaktewater komen om al het regenwater in de bodem op te laten nemen c) De weg Doonheide diende zijn bestaande karakter te behouden.Door het stedenbouwkundige bureau BRO uit Vught is een stedenbouwkundig plan ontwikkeld met als kenmerken een evenwijdig aan de weg Doonheide licht slingerende laan en verder midden in het plangebied een open ruimte met waterpartij aansluitend op de Molenbroekse Loop. Bepaald werd dat de straatnamen in het plangebied met uitzondering van het van oudsher bestaande toponiem De Wouw (genoemd naar een belangrijke uit de middeleeuwen daterende hoeve van die naam) zouden worden ontleend aan Gemertse synoniemen van Nederlandse namen van bloemen, kruiden, planten of bomen. In 1999 worden aan Lieverman, Paaslelie, De Wouw en Waterlelie de eerste woningen gebouwd. [Bronnen: Ad Otten, Doonhei betekent ‘aan de heide’, in: Gemerts Heem 1989 nr.1; Adriaan van Zeeland en Simon van Wetten, De Doonheide tussen keske en kapelleke, Gemert 2004; idem (in voorgaande bron): Doonheide, gezien door beeldmeester Pieter van Nes van de gemeente Gemert-Bakel] (GR ….; 27-7-1967)

Dr. de Quayweg (De Mortel)(Elsendorp); De Peelgemeenschap nam in 1948 het besluit tot aanleg c.q. verharding van de weg die door de Mortelse Peel naar de Middenpeelweg tussen Elsendorp en De Rips leidde. Prof. Dr. Jan E. de Quay, de toenmalige Commissaris van de Koningin in Noordbrabant, was destijds voorzitter van de Peelgemeenschap. Het besluit werd weliswaar in 1948 al genomen, maar het zou nog tot augustus 1957 duren vooraleer men het lint van de weg De Mortel – De Rips kon doorknippen en pastoor Verbruggen van de Mortel de nieuwe weg kon inzegenen. Jan de Quay (1901), Bosschenaar van geboorte en lid van de Katholieke Volks Partij (KVP), was van 1959-1963 minister-president. (GR 27-7-1967)

Dr. Douvenstraat; Bartholomeus Theodorus Douven is in Gemert geboren als de zoon van de geneesheer Philippus Douven. Bartholomeus doorliep te Gemert de Latijnse School en ging medicijnen studeren. Na zijn studie kwam hij terug in zijn geboorteplaats en was daar van 1793 tot 1828 actief als “medicine doctor”. Daarnaast exploiteerde hij in Gemert in de Nieuwstraat ook een brouwerij, een suikerijfabriek en een chocoladefabriek. [bron: Ad Otten, De chocoladefabriek van dokter Douven, in: Gemerts Heem 1983 nr.2] (GR 29-7-1960; 27-7-1967)

Dr. Kuijperstraat; Johannes C. Kuijper (geb. 13-4-1841 te Soest) was sedert 1870 als arts achtereenvolgens werkzaam te Soest, Helmond en Amersfoort. In 1879 promoveerde hij op het proefschrift “Proeve van verklaring van de verschijnselen van loodvergiftiging bij de mensch”. Op 1 mei 1880 werd hij door het gemeentebestuur van Gemert aangesteld tot gemeente-geneesheer, in welke hoedanigheid hij ook zou gaan werken te Aarle-Rixtel, Bakel, Beek en Donk en Boekel. Hij overleed in 1929 te Gemert in de door hem gebouwde ‘Villa Polder’ op de Heuvel. De straat waaraan zijn naam werd gehecht was vóór 1953 een deel van de Heuvel, welk deel in de volksmond ook wel bekendheid genoot als ‘de Poortse steeg’. Komende van het dorpscentrum biedt de Dr.Kuijperstraat een riant zicht op de door Dr. Kuijper in 1884 gebouwde ‘Villa Polder’ (nu ook bekend als Restaurant Kastanjehof). [bron: A. Verbeek, Dokter Jan Kuijper, in: Gemerts Heem 1980 nr.3; Leo Renée, Van den dokter, in: GH 1980 nr.1] (GR 2-3-1953; 27-7-1967)

Dr. Schaepmanstraat; Straatnaam in de schrijversbuurt van de wijk Molenbroek. Hermanus J.A.M. Schaepman (1844 Tubbergen – 1903 Rome). R.K. geestelijke, schrijver en staatsman. Hij wordt wel genoemd de politieke emancipator van de Nederlandse Rooms-katholieken. Hij ondervond in eigen kring overigens veel weerstand (GR 27-7-1967; 24-1-1974).

Dribbelei; Dribbelei is de naam voor het gebied van de visvijver en naaste omgeving, genoemd naar een ter plaatse sedert de ‘oudste’ tijden bekend gebleven toponiem. In 1421 is de schrijfwijze Drybleye, in 1507 Dribbely, en sedert 1560 Dribbelheyt. Het toponiem moet verklaard worden als een aanduiding voor slechte natte grond aan een ‘leie’ (=waterlaat). Onlangs is een nog meer precieze en uitgebreid verantwoorde verklaring geopperd voor Dribbelei, namelijk die van: ‘ontwateringsloop van een moerassig gebied’, terwijl de naam later is overgegaan op het hele gebied. (Zie ook: Heijtsveld) [bron: Ad Otten, Niet Dribbelhei maar Dribbelei, in: Gemerts Heem 1982 nr.4, p.97-105; Jacques van der Velden, Dribbelei Verklaard, in: GH 2011 nr.2] (GR 19-5-1983)

Dribbelheidseweg; De oude en middeleeuwse naam Schenkstraat is de oorspronkelijke naam voor de weg die van het gehucht Boekent naar de Berglaren voerde. Bij de vaststelling van de naam Dribbelheidseweg in 1967 oordeelde men echter dat de naam Schenkstraat, die, zoals men giste, zou zijn afgeleid van de vondst van menselijke beenderen, minder kies was (GR 27-7-1967). In verband met de aanleg van de Zuidoostelijke randweg (Zuid-Om) werd omstreeks 1990 de Dribbelheidseweg in twee stukken gesneden en de verbinding tussen Boekent en Berglaren verbroken. De Dribbelheidseweg bleef slechts gehandhaafd voor het meest noordelijke deel. De oorspronkelijke naam, en daarvoor moet men terug naar de zestiende eeuw, blijkt niet Dribbelhei(de) maar Dribbelei. Zie onder ‘Dribbelei’. (GR……; 30-3-1995)

Drie-ossensteeg; loopt van de Beeksedijk naar de Broekkantseweg. Aan de Beeksedijk lag vroeger een uit de negentiende eeuw daterende herberg De Drie Ossen, genoemd naar de ossen die er gestald werden voor de ontginning van de broeklanden in de omgeving. Van 1883 tot 1935 was het een vaste halte voor de tram Gemert-Helmond. De herberg werd gesloopt in de jaren zestig van de twintigste eeuw. [bron: Ad Otten, Herkomst toponiem ‘De drie ossen’, in: Gemerts Heem 1982 nr.2] (GR….; BW 22-10-2008)

Dries; Voor het Plan Groeskuilen werd in 2006 gekozen voor een uitbreiding (doortrekking) van de straatnaam Kouter. De straat bood een ontsluiting op Groeskuilen via Houtwal. Voor de parallel aan Elzent en Wetering lopende straat werd de naam ‘Houtert’ gekozen en voor het open middengedeelte de straatnaam Dries. Deze namen sluiten aan bij de namen die al sedert 1983 voor Paashoef werden gekozen (Zie: ‘Bogerd). Betekenis van ‘dries’ is ‘weiland kort bij huis’, ook wel ‘dorpswei’. (BW 22-10-2008)

Drossard de la Courtstraat; Voor de wijk Berglaren en in navolging daarvan voor de wijk ‘Oliekelder’ werd besloten om straatnamen te hechten aan ‘bestuurders’ uit Gemerts verleden. Peter Adrian de La Court was drossard van Gemert van 1760 tot 1790. Het drossardambt kan vergeleken worden met het huidige burgemeestersambt, maar behalve drossard was De la Court in die periode ook gemeentesecretaris en rentmeester. Hij was een omstreden sleutelfiguur. In de patriottentijd, toen maatschappelijke veranderingen zich reeds aandienden, geraakte hij in opspraak. De grote dorpsbrand van 1785 werd hem vanwege het ondeugdelijke brandweermateriaal aangerekend. Patriottisch gezinde schepenen beschuldigden de drossard van fraude en valsheid in geschrifte en de Duitse Orde stelde Gemert onder curatele. De la Court werd in 1790 van zijn functie ontheven en nog voordat een tegen hem lopend proces was afgehandeld, kwam hij te overlijden. Het grote woonhuis van de familie De la Court aan het Binderseind werd in de Franse Tijd eigendom van de rentmeestersfamilie Borret. Het is het pand waarin in 1848 zich klooster Nazareth zou vestigen. Vermeldenswaard is nog de opmerkelijke carrièrre van een zoon van de drossard van Gemert, te weten Paulus Emmanuel de la Court. Hij vestigde zich als advocaat in ’s-Hertogenbosch, hij vertegenwoordigde Brabant in het parlement en onder koning Lodewijk Napoleon werd hij landdrost van Brabant, een functie vergelijkbaar met die van de tegenwoordige Commissaris van de Koningin. (GR 29-7-1960)

Drossard Ecrevissestraat; Voor de wijk Berglaren en in navolging daarvan voor de wijk ‘Oliekelder’ werd besloten om straatnamen te hechten aan ‘bestuurders’ uit Gemerts verleden. Herman Ecrevisse, een broer van Petrus Ecrevisse, Duits Ordens pastoor, was in Gemert gevestigd als arts. Na de komst van de Franse legers in 1794 werd hij tevens drossard van Gemert in de plaats van de voor de nieuwe ‘wind’ gevluchte drossard Meijer. De straatnaam, in 1960 vastgesteld, werd nog voordat er iemand in de straat woonde, gewijzigd in: Burgemeester De Bekkerlaan. Dat was bij gelegenheid van het afscheid van laatstgenoemde als burgemeester van Gemert. Zie ook onder: ‘Burgemeester De Bekkerlaan’   (GR 29-7-1960; 23-7-1966).

Drossard Meijerstraat; Voor de wijk Berglaren en in navolging daarvan voor de wijk ‘Oliekelder’ werd besloten om straatnamen te hechten aan ‘bestuurders’ uit Gemerts verleden. Jean J.F. Meijer werd in 1791 benoemd tot drossard en secretaris van de Vrije Heerlijkheid Gemert. Hij is de laatste drossard onder de heerschappij van de Duitse Orde. In 1794 vluchtte hij voor de oprukkende Franse legers. (GR 29-7-1960)

A – BCDEFGHIJKLMNOPRSTUVWZ