GH-2016-02 Gemerts Erfgoed: Juweel van een Boek

(van de redactie)

In een werkelijk stampvolle zaal van het Boerenbondsmuseum is het gepresenteerd, exact op de dag van het 75-jarig jubileum van de heemkundekring: HET BOEK. Naar een idee van Peter van den Elsen: een samenwerking van 13 fotografen en 11 auteurs: ‘Gemerts erfgoed. In het licht van nu.’ Het is in alle opzichten een juweel van een boek geworden. Meesterlijk geregisseerd en samengesteld door Paul Verhees, de coördinator van de Foto Expressie Groep Gemert. Kijk eens naar die beelden van foto’s. Die gezichtjes van de kinderbruidjes bij de processie naar Handel. Het mysterieuze Esdonks kapelleke in de vroege morgen, het monument van Indisch Gemert, of de Triomfboog van de zelfbenoemde keizer van het Stereind. We tonen hier slechts vier foto’s, dat is één procent van die in het boek. Bij elke bladzijde die je daar omslaat wacht weer een verrassing. Het is hét cadeau voor iedereen die iets met Gemert heeft. Je zou bijna vergeten dat het ook een geschiedenisboek is. Heel compact is vanuit het heden aan de hand van al die eigentijdse prachtige foto’s teruggeschreven naar het verleden. Als bij een rondleiding maar het is het heden dat spreekt. In het licht van nu en in de tegenwoordige tijd. En: zo treffend en zo mooi. Een compliment voor iedereen die daaraan heeft meegewerkt. De kroon op het werk van een jubilerende heemkundekring. Geen wonder dat die nog steeds groeit.

Bekijk PDF

GH-2016-02 Waar is het kruis gebleven?

Herinnering aan de Wellington-crash in Elsendorp

Joep Hendrix en Ruud Wildekamp

Het derde geallieerde vliegtuig dat neerstortte in de gemeente Gemert was de Wellington Mk.III (Z1613) van het 156 Squadron. Het toestel dolf het onderspit in een luchtgevecht met Oberleutnant Hans-Dieter Frank van 2./NJG 1 en stortte neer in de avond van donderdag 27 augustus 1942 om 23.23 uur. Chef-veldwachter Samuel van Kerkhove was snel ter plaatse, evenals het hoofd van de luchtbeschermingsdienst (LBD) Elsendorp. Door explosies konden zij niet veel uitrichten en moesten zij zich beperken tot het afzetten van de toevoerwegen. Kort daarop kwam de Duitse Weermacht ter plaatse die het hele terrein afzette. De Wellington was om 20.39 uur (Britse tijd) gestart vanaf het vliegveld Warboys in Huntingdonshire met een lading van 72 fosfor-rubber brandbommen van 30lbs. aan boord. Deze moesten branden stichten die als doelmarkering moesten dienen voor volgende bommenwerpers. Het doel voor die nacht was de Duitse stad Kassel waar 222 toestellen 513 ton aan explosieven zouden afwerpen. De bommenwerper viel brandend in stukken uiteen. Een vleugel kwam terecht op een stuk heide op De Krim bij Elsendorp waar direct heidebrand ontstond kon met hulp van omwonenden in eerste instantie worden geblust. De brandbommen bij het wrak zijn door Feuerwerkers van de Luftwaffe uit Eindhoven geruimd. Door de heidebrand, die telkens weer oplaaide, ging uiteindelijk in totaal 17 ha verloren.
In een nabijgelegen weiland, eigendom van Van der Sanden, kwam een van de motoren neer. Door de grote hoeveelheid gelekte olie ging daar een flink deel van het gras verloren. Ook de romp van de bommenwerper viel in het gebied De Krim en belandde daar op een haverakker van Hendrik Reijnen. Uit het wrak van de romp werden vier doden, pilot officer John William Longhurst, de piloot, pilot officer Robert William Byers, tweede piloot en bommenrichter, pilot officer Noël Millidge de navigator en sergeant Archibald Charles Blogg telegrafist en boordschutter, geborgen. Millidge was een begenadigde muzikant die in die dagen in het Nationale Operaorkest van de BBC speelde. Twee dagen na de crash werd door de Duitse bewakers in een dennenbos op zo’n 25 meter afstand van het uitgebrande wrak, het lichaam van een vijfde bemanningslid, luchtschutter sergeant Hugh Richard Skinner, gevonden. Pas ruim drie maanden later, op 9 december 1942, werd het lichaam van het zesde bemanningslid, waarnemer flight sergeant Joseph William Stuart, in het gemeentebos bij Elsendorp gevonden. Zowel Byers en Stuart hadden de Nieuw-Zeelandse nationaliteit, de anderen waren Britten. Alle doden zijn begraven op de begraafplaats ‘De Oude Toren’ te Woensel.1

Voor Gemert kreeg de crash nog een onverwacht staartje. Bij het opnemen van gegevens voor zijn rapportage constateerde chef-veldwachter Van Kerkhove daags na het ongeval, dat van het gedeelte dat in het weiland van Van der Sande lag, onderdelen, waaronder bougies en een binnen- en buitenband, waren ontvreemd. De Duitsers stelden de Gemeente Gemert aansprakelijk voor de diefstal, waarop de burgemeester aanplakbiljetten liet verspreiden waarin de daders strenge straffen in het vooruitzicht werden gesteld als deze zaken niet terugkwamen. Van Kerkhove stelde, via de Ortskommandant van Eindhoven, ook de commandant van de Feldgendarmerie die de wacht bij het wrak had betrokken van de ontvreemding op de hoogte. De Feldgendarmerie deed op aangeven van de chef-veldwachter daarop een inval in de woning van Van der Sanden. Er werd echter niets gevonden! De aanplakbiljetten sorteerden intussen wel effect, want op 1 september ’s-avonds lagen de onderdelen, weliswaar nog zonder de buitenband, bij het gemeentehuis. Van Kerkhove verrichtte daarop enkele huiszoekingen en liet een paar personen weten, dat de band vóór vier uur in de ochtend van de 4e september moest zijn ingeleverd, daar anders arrestaties zouden volgen. In de avond van 3 september (22.30 uur) maakte de burgemeester bekend dat ook het laatste stuk was teruggebracht. Op 4 september konden alle onderdelen aan de Wehrmacht worden overgedragen.

Joop Hendrix en Sjaak de Veth zijn lid van de “Planehunters”. Een groep Belgisch/Nederlandse amateurhistorici die zich bezighouden met het lokaliseren en identificeren van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Naast een afgesloten inventarisatie van crashes en noodlandingen in de gemeente Venray en een nog lopend vergelijkbaar project in de gemeente Sint-Anthonis zijn er ook enkele crashes in Gemert-Bakel nader bestudeerd. Donderdagochtend 22 oktober 2015 gingen Joop en Sjaak naar Elsendorp naar de plaats van de inslag van de Wellington. Joop begon met een zoekactie op een akker bij de naturistencamping die door getuigen als mogelijke crashlocatie was aangemerkt. Onderwijl ging Sjaak bij de dichtstbijzijnde boerderij om informatie vragen. Dit was de boerderij van Emons wiens vader tijdens de oorlog op De Krim woonde en die zijn zoon indertijd de crashpositie heeft aangewezen. Die bevond zich op de camping, waar hijzelf in 1957 tegenover is komen wonen. Reden genoeg om de campingbeheerder toestemming te vragen om op de camping te zoeken. Die toestemming werd verkregen en op de door Emons aangewezen plaats zijn ook inderdaad enkele stukken van de Wellington gevonden.

De Wellington, een product van de Vickers-vliegtuigfabrieken, was een tweemotorige Britse middelzware bommenwerper. Ofschoon al ontworpen in de jaren dertig van de vorige eeuw heeft dit type nog gedurende de hele Tweede Wereldoorlog dienst gedaan. Het was een van de eerste bommenwerpers waarmee Groot-Brittannië de oorlog inging en vormde tot in 1943 een belangrijk deel van de Britse bommenwerpersvloot. Daarna is het vervangen door zwaardere viermotorige aanvalsvliegtuigen, maar de Wellington is daarna nog in gebruik gebleven bij de onderzeebootbestrijding, als maritiem patrouillevliegtuig, mijnenlegger/ruimer en als transporttoestel. Van dit uitermate stevige toestel zijn er in verschillende versies in totaal meer dan 11.000 gebouwd. De stevigheid dankte de Wellington aan zijn typische, linnen bespannen, geodetische constructie. Uitgerust met twee motoren, doorgaans Bristol Hercules van 1.500 pk, kon de Wellington tot drie ton lading meevoeren over ruim 2.200 km. De defensieve bewapening bestond uit een neuskoepel met twee mitrailleurs en een staartkoepel met twee tot vier mitrailleurs. De bemanning aan boord bestond uit vijf, soms uit zes personen.2

Tot ongeveer 1965 heeft op de plaats van de crash, ter nagedachtenis aan de overleden bemanning, een kruis gestaan, gemaakt van metalen delen van de Wellington. Door de toenmalige pachter van de grond, de heer J. Swinkels, is op het terrein de Limbra-speeltuin aangelegd en is dit aandenken geruimd.
Het bovenstaande artikel was al geschreven en ingeleverd bij de redactie maar werd teruggeroepen door de tweede auteur. De reden daarvoor was de plaatsing van een gedenksteen op 100 meter afstand van de plaats waar indertijd de Wellington is neergestort. Sjaak de Veth vond een daartoe geschikte Maaskei op het bedrijf van Ploegmakers in Rijkevoort. Door relaties van het bedrijf Ploegmakers uit De Rips is een plaquette gemaakt en op de kei bevestigd.

NOTEN:

1. Longhurst kreeg graf JJ.113, Millidge graf JJ.115, Byers graf JJ.112, Blogg graf JJ.114, Skinner graf JJ.120 en Stuart JJ.147.
2. Geraadpleegde bronnen: NIMH, Archief KLu, dossier Luchtoorlog 1940-1945, Doos Individuele crashes 1 jul.’42 – 31 dec. 1942; Gemeentearchief Gemert-Bakel, AG009, dossier Gemeentepolitie Gemert, omslag 77, PV’s 1942, PV’s 405-408, 414, 582 en dossier Gemeentesecretarie 1961-1996, inv.nr. 2702; UK National Archives, Air 27/1041, ORB 156 Squadron; A. van de Kimmenade-Beekmans, Gemert bezet – Gemert bevrijd, Gemert 1994, p.123; Sjang Hoeymakers, Wat er van boven kwam in 1940-1945, Gemerts Heem jrg.26 (1984) nr.1, p.17; W.R.Chorley, Bomber Command losses 1942. Earl Shilton (Leicester), 1994: 194; Grafregister Woensel; Interview A. van de Wetering (Venhorst) met Bert v.d. Wijst en Willem A. Rühl (Elsendorp); B. Ploegmakers, e-mail aan werkgroep inventarisatie crashes Sint Anthonis.

Bekijk PDF

GH-2016-02 Brabants volkslied van Wintermans

Ad Otten

Het is op 14 april 2016, de dag van het 19e Grooët Gímmers Dikteej. De zaal van het Boerenbondsmuseum zit hartstikke vol. George Gijsbers met zijn accordeon, in de loop van de jaren uitgegroeid tot de vaste muzikale begeleider van dit jaarlijks terugkerende evenement, kondigt iets nieuws en tegelijk iets ouds aan. Hij herinnert zich dat hij op de Komschool behalve het Gimmers volkslied ook ‘Het Brabants Volkslied’ heeft geleerd. De tekst heeft hij nog van het bord overgeschreven. Jaren later krijgt hij de liederenbundel van de NCB van het jaar 1940 onder ogen en vindt daarin datzelfde “Brabants Volkslied” dat moet zijn gemaakt door de gebroeders Kees (C.J.) en Sjef (J.J.) Wintermans. Kees is de vroegere directeur van de Gemertse Coöperatieve Zuivelfabriek “De Eendracht”, de man die op 10 augustus 1944 voor een in Gemert gepleegde roofoverval, als represaillemaatregel van de bezetter, met een inderhaast gevorderde particuliere auto van de fabriek wordt opgehaald door een in burgerkleding gestoken Duitse Silbertanne-eenheid van de Sicherheitsdienst. In de berm van de Elsendorpseweg in de richting Sint-Anthonis wordt Kees Wintermans gefusilleerd. Op deze plek staat nu een herdenkingsmonumentje.

Maar er is nog iets. Iets heel anders, dat George meteen aan het lied is opgevallen. De melodie waarmee het lied begint. En, daar is hij van overtuigd, die melodie zal bij alle wat oudere Brabanders, direct heel bekend in de oren klinken. Hij neemt meteen de proef op de som door de zaal te vragen om mee te zingen wanneer ze het lied herkennen. George speelt de eerste noten en de volle zaal valt meteen in met “Toen den hertog Jan kwam va-aren, te peerd parmant en triomfant. Na zevenhonderd ja-aren…”. George heeft er efkes moeite mee om zijn enthousiaste publiek weer stil te krijgen, maar het lukt. Dan komt zijn verrassende mededeling dat hij bij het begin van die melodie een heel andere tekst voor zich heeft, die minstens zeven jaar ouder moet zijn, en die net als trouwens de (begin)melodie uit Gemert stamt. Het nog altijd populaire lied van de ‘Harba Lorifa zingende hertog Jan’ dateert van 1947 en is aanvankelijk anoniem geïntroduceerd. De makers, Floris van der Putt en Harrie Beex, maakten zich pas na vijfentwintig jaar bekend. Het Lied van de gebroeders Wintermans blijkt intussen al gepubliceerd en gezongen in de herfst van 1940. Vijf skon coupletten in ‘marschtempo’, waarvan het eerste begint met ’Tussen Maas en Scheldeboorden, ligt ons dierbaar vaderland’. Wanneer we ons vervolgens realiseren dat dit ‘Brabants Volkslied‘ in de eerste herfst van de bezettingstijd van de drukpers rolt, dan spreekt met name het vijfde couplet boekdelen over het standpunt van schrijver (Wintermans) en uitgever (NCB) wat betreft de machtswisseling in ons land na de Duitse inval van mei 1940. Want: dat vijfde tevens laatste couplet bezingt niemand minder dan Wilhelmina van Oranje, Koningin van Nederland! Weet dat trouw voor God en Koning, Brabants edel volk houdt stand. Een tekst die de bezettende macht allerminst moet zijn bevallen. In juli en augustus 1940 is in opdracht van Rijkscommissaris Seyss-Inquart door het Departement van Justitie al afgekondigd dat tegen het uitsteken van vlaggen aan gebouwen ter ere van een lid van het Huis van Oranje, ‘dat de oorlog tegen het Groot-Duitsche Rijk hardnekkig voortzet’, streng zal worden opgetreden.1 En dan komen een paar maanden later de gebroeders Wintermans met een lied op de proppen dat nota bene de Brabantse trouw aan de koningin uitdraagt… Je moet maar lef hebben. Het duurt dan niet lang meer of de bezettingsmacht verordonneert ook om alle naar Koningin Wilhelmina genoemde straatnamen een andere naam te geven. Zo wordt de Gemertse Wilhelminalaan herdoopt in Pater van den Elsenlaan.2

Er zijn allerhande redenen om aan de ‘ontdekking’ van George Gijsbers eens wat extra aandacht te besteden. Wetenswaardig is ook dat al vanaf 2001 Noord-Brabant van verschillende kanten bijna wordt verweten dat zij als enige provincie nooit een lied officieel tot Brabants Volkslied heeft ‘verheven’. Het populaire ‘lied van den hertog’ ook bekend als ‘Harba Lorifa’, dat jaren achtereen is gebruikt als tune van Omroep Brabant – en met, naar we nu weten, een uit Gemert afkomstige beginmelodie – is toen al naar voren geschoven als het meest voor de hand liggende ‘volkslied’. Maar er is ook geijverd voor ’Het leven is goed in het Brabantse Land’ van Guus Meeuwis. Het komt niet tot een keuze, maar dat is zeker niet te wijten aan muzikale armoede. Integendeel. Uit het Liedarchief van Harrie Franken (1937-2003), de bekende auteur van ‘Liederen en dansen uit de Kempen’ (1978), wordt als reactie al snel een tiental reeds lang bestaande Brabantse volksliederen geïnventariseerd. En potverdorie daar zit ook het lied van ‘Wintermans’ tussen. Alleen de daarbij regelmatig geplaatste toevoeging dat de eerste regel dezelfde melodie heeft als ’Toen den hertog Jan kwam varen’ wekt een verkeerde indruk.2 Hier moet immers gelezen worden: de beginmelodie is hetzelfde als het dan reeds bekende ‘Tussen Maas en Scheldeboorden’ van Wintermans….

Kees en Sjef Wintermans

Blijkens de aanhef van “Het Brabantsch Volkslied” in de NCB-Liederenbundel (anno herfst 1940) is de melodie van C.J. Wintermans. Dat is Kees. Hij is vanaf de stichting in 1916, directeur van de Gemertse Coöperatieve Zuivelfabriek “De Eendracht”. Bij gelegenheid van het grootscheeps gevierde zilveren jubileum in mei 1941 worden meerdere krantenpagina’s van de Gemertse Courant aan hem en de Coöperatie gewijd. Met veel lof. Kees is tevens bestuurslid én verdienstelijk muzikant van de Gemertse Harmonie Excelsior, en hij is voorzitter van de plaatselijke afdeling van de RK Staatspartij, de latere KVP.
De tekst van het lied blijkt volgens de reeds genoemde aanhef in de liederenbundel, niet van Kees maar van zijn oudste broer mr. J.J. (Sjef) Wintermans. En deze Sjef is voorwaar geen kleine jongen. Kort voor de oorlog bekleedt hij namelijk de positie van waarnemend directeur-generaal van het Ministerie van Landbouw. Eerder is hij van 1918 tot 1929 Tweede Kamerlid voor de RK Staatspartij. Ten tijde van de introductie van het met broer Kees geproduceerde Brabants Volkslied woont Sjef in Den Haag. Maar Sjef en ook Kees zijn geboortig van Duizel, kinderen uit een groot boerengezin waaruit een bijzonder ondernemende nieuwe generatie Wintermans voortkomt. Sjef is de oudste thuis, ruim 14 jaar ouder dan zijn jongste broer Kees. Iedereen in De Kempen kent de familienaam Wintermans als die van vooraanstaande sigarenfabrikanten. Al in 1904 begint broer Jacques in Duizel met de fabricage van de Agio-sigaar. Een jongere broer Henri is lang zijn compagnon. ‘Wintermans’ is nu een wereldbedrijf.
Sjef is zijn indrukwekkende loopbaan begonnen als onderwijzer met landbouwakte. In 1896 is hij medeoprichter en eerste secretaris van NCB-Duizel. Van 1906-1918 is hij gevestigd in Eindhoven als rijkszuivelconsulent voor Noord-Brabant. Vanaf 1908 is hij 21 jaar voorzitter van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond. In 1915/1916 is hij medeoprichter van De Eendracht in Gemert en tussen alle bedrijven door begint Sjef ook een studie ‘rechten’ die hij in 1929 afrondt met zijn doctoraal. Hij wordt voorzitter van de Raad van Commissarissen van de CHV en van de NCB. En… wat hier in Gemert zeker niet mag ontbreken is het feit dat Sjef Wintermans in 1919 ‘onze’ Gerlacus van den Elsen is opgevolgd als hoofdredacteur van het wekelijks verschijnende Boerenbondsblad.4 Ja, Sjef Wintermans had wel iets met Gemert en het zal daarom ook niemand verwonderen dat we op een foto genomen op 28 mei 1941 bij gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Coöperatieve “Eendracht” in het illustere gezelschap op het terras van Hotel De Kroon (nu: Dientje) ook mr. Sjef Wintermans ontwaren. En verdorie er zijn nog twee broers meer: Gerard en Henri Wintermans.

De Silbertanne-moord op Kees Wintermans

Al van maart 1943 dateert de verordening van Hitler’s rechterhand Heinrich Himmler, dat elke politieke moord met contraterreur moet worden beantwoord. Op 10 augustus 1944 wordt Kees Wintermans het slachtoffer van deze maatregel. Daar is geen twijfel over mogelijk. In het boek Gemert Bezet – Gemert Bevrijd (1994) wijdt Anny van de Kimmenade maar liefst 19 bladzijden aan ‘Verzet, contra-terreur, omkoping en de moord op Wintermans’. Dankzij gemeentearchivaris Rouppe van der Voort beschikt het gemeentearchief over ‘alle’ ter zake doende stukken. Ook de in november 1945 afgenomen verhoren van de daders in de strafgevangenis van Rotterdam, waarin zij een volledige bekentenis afleggen. Karl Cremer en Michael Rotschopf verklaren tot in details over hun opdracht en de wijze waarop zij Wintermans op de Peeldijk om het leven hebben gebracht. Drie kogels. Jaja, zij waren uit misleiding in burgerkleding en hen is ook een particuliere aan het verkeer onttrokken auto ter beschikking gesteld met chauffeur Emil Eugen Rafflenbeul. De opdracht krijgen zij van Obersturmführer Hardegen van de Sicherheitsdienst [SD] in ’s-Hertogenbosch, meteen nadat daar bekend is geworden van de roofmoord op slagerij Verstappen in Gemert. Er is meteen een besluit genomen tot vergelding. Kort tevoren heeft de Aussenstelle van de SD in Den Bosch een uitbrander gekregen van het nieuwe hoofd van de SD (General Schöngarth) voor het zwakke optreden na de moord op twee landwachters aan de gemeentegrens tussen Gemert en Beek en Donk. Dankzij de bemiddeling van o.m. NSB-burgemeester Vogels is toen een persoonlijke vergelding omgezet in de vordering van 100 fietsen. Maar nu, in de vroege morgen van 10 augustus 1944 is men bij deze SD-Aussenstelle ‘kordaat’: Ergens midden in een lijst van 21 Gemertse personen die als anti-Duits bekendstaan, wordt de naam van directeur Wintermans aangekruist (en die van huisarts Verbeek5). Het moordcommando gaat op pad. Wintermans wordt één van de vele slachtoffers van de zogenaamde Silbertanne-moorden. Alle onderzoeken in de naoorlogse jaren tonen dat onomstotelijk aan.6

Sicherheitsdienst verantwoordelijk voor kwalijke geruchten

In november 1945 wijdt Jan Ermers twee voorpagina’s van de Gemertsche Courant aan de Zaak Wintermans. In de aflevering van 23 november schrijft hij onder de kop “Meer licht in de Zaak Wintermans” naar aanleiding van door een Helmonds Inspecteur van Politie (AJM Kunst) verricht verhoor van de moordenaars. Ermers blijft dan nog met een aantal vragen zitten die voornamelijk worden opgeroepen vanwege de al meer dan een jaar lang circulerende geruchten dat Wintermans door het verzet zou zijn geliquideerd. Hij heeft acht vragen over zaken die hem nog niet helemaal duidelijk zijn “ter weerlegging van hen, die het hele complex van onthullingen een “ensceneering” durven noemen.” Ermers wordt op zijn wenken bediend. Opperwachtmeester Schell en wachtmeester Scharn van de Gemertse politie gaan voor een aanvullend verhoor naar de in detentie te Rotterdam verkerende daders en een week later kan Jan Ermers schrijven van “Klaarheid in de Zaak Wintermans”. Een week eerder verklaart hij al “dat wij, den heer Wintermans kennend, nooit geloof hebben kunnen hechten aan de praatjes die sinds zijn dood over hem gingen. De dichter van het overal gezongen “Brabants Volkslied” heeft o.i. geen verraad gepleegd aan zijn eigen woorden in het laatste couplet ‘Wilhelmina van Oranje, koningin van Nederland, weet dat trouw voor God en koning, Brabantsch edel volk houdt stand’.” Zijn tweede artikel over ‘De Zaak Wintermans’ sluit Ermers af met de conclusie dat het de SD zelf is geweest die ‘de valse geruchten’ in de wereld hielp. Latere onderzoeken maken almaar duidelijker wat een vuil spelletje de SD speelde met de reeds genoemde Silbertanne Aktion die als doel had: Wraak en ontwrichting van het Nederlands Verzet door die de verantwoording voor de moorden in de schoenen te schuiven. Wat betreft de Zaak Wintermans is dat aardig gelukt. Nog steeds zijn er personen die hardnekkig volharden in het geloof dat de directeur van De Eendracht door het verzet is vermoord. Dat geloof blijkt nooit gebaseerd op enig onderzoek, maar louter op geruchten die met name vanaf de eerste dag door de Sicherheitsdienst zelf in de wereld zijn geholpen. Het is nota bene de opdrachtgever tot de moord op Wintermans, SD Obersturmführer Hardegen, die in de vroege morgen van 10 augustus 1940 eerst de leiding neemt in het onderzoek naar de moord op Theeke Verstappen, en daar met de snelle conclusie ‘roofmoord’ het onderzoek overdraagt aan de plaatselijke politie. Wanneer hij vervolgens op het gemeentehuis verneemt van de door hemzelf voorbereide moord op de Peeldijk en waartoe hij het moordcommando op pad stuurde, neemt hij nu ter verhulling van de rol van de SD ook dit onderzoek ter hand. Ook in Elsendorp komt de Obersturmführer tot een snelle conclusie: “Mord”. Dan draagt hij ook hier het verder onderzoek over aan de plaatselijke politie. Maar niet de ter plaatse gevonden patroonhulzen, die ‘Duitse munitie’ en een Silbertanne-Aktion zouden verraden. Wij weten dit omdat hij zijn ondergeschikten daarvoor later een standje geeft…
Later blijkt dat de inbraak bij Slagerij Verstappen inderdaad het werk is van een verzetsgroep en dat het hen (vermoedelijk) te doen is geweest om vlees voor onderduikers. Maar de inbrekers worden betrapt. Dreigen met wapens haalt niet uit. Theeke gooit met een waterketel en een koffiepot. Hij wordt neergeschoten. Een broer wordt vastgebonden op een stoel. In een nauwgezet door de ondergrondse bijgehouden administratie staat een beschrijving van het gebeurde dat men bijzonder betreurd want dat is geenszins de bedoeling geweest: afgesproken was wapens alleen te gebruiken ter intimidatie.7
De naam van Wintermans is in de annalen van de ondergrondse nergens aangetroffen. De daders Cremer en Rotschopf zijn nog voor het tot een berechting komt van de moord op Wintermans opgehangen na veroordeling door een Brits tribunaal in Essen voor de moord op drie ondergedoken geallieerde vliegtuigbemanningsleden in Tilburg.7

Op 25 juli 1946 ontvangt de weduwe van Kees Wintermans een brief van koningin Wilhelmina, waarin deze haar deelname betuigt voor de door de Duitsers gepleegde moord op haar man.

De kwade geruchten en de zwarte handel

Als argumenten dat Wintermans door het verzet zou zijn omgebracht is aangevoerd dat hij geen gemakkelijke man was, dat hij bij veel boeren een slechte naam had, en dat hij een veel lagere prijs gaf voor de melk dan zuivelfabrieken in de omliggende gemeenten. Een uitermate zwakke argumentatie want had men wat betreft de melkprijs niet aan moeten kloppen bij het bestuur van de coöperatie? Trouwens… wat die melkprijs betreft – en daar is in onderzoeken nog maar weinig aandacht naar uitgegaan – veel boeren hielden melk achter voor de zwarte handel waar een veelvoud van de melkprijs werd geboden in vergelijking met die van de contractueel verplichte levering aan De Eendracht. Wintermans lijkt niet de man te zijn geweest die de coöperatieleden die in gebreke bleven daarop niet heeft aangesproken. En dát zal hem zeker niet in dank zijn afgenomen. Maar dat de zwarte handel de coöperatieve zuivelfabriek De Eendracht danig in moeilijkheden bracht en dat Wintermans heel wat te stellen heeft gehad met melkleveranciers die in gebreke bleven, lijkt evident. Zeker wanneer we daar de onderstaande artikelen uit de Gemertsche Couranten van meteen na de bevrijding op naslaan:

Tot een maand na de bevrijding maken die duidelijk dat dan nog steeds veel landbouwers melk voor de zwarte handel achterhouden. Op 26 september 1944, daags na de bevrijding, is er al een eerste bekendmaking van de Ordedienst over de verplichte melklevering aan de zuivelfabriek. Daarin lezen we: Tegen de landbouwers, die hunne verplichting van melklevering niet volledig nakomen, zullen thans, behalve dat aan hen geen boter meer verstrekt mag worden, zeer strenge maatregelen ten aanzien van onmiddellijke veelevering worden genomen. (…) Op een en ander zal een strenge controle worden uitgeoefend.
In de aflevering van 6 oktober 1944 wordt de bekendmaking nog eens herhaald, nu met het noemen van de boete (100 kilo vlees) bij niet nakoming: Alle veehouders, die de melk redelijkerwijze gesproken kunnen afleveren, doch aan dezen plicht niet voldoen, zal een extra leveringsplicht van 100 kg vleesch worden opgelegd. Bij de gehouden controle op de plaatselijke stoomzuivelfabriek is gebleken dat nog verschillende veehouders niet aan hun verplichting voldoen.
De oproepen, bekendmakingen, en het dreigen met stevige boetes: het lijkt allemaal niet te helpen. Op 20 oktober 1944 staat een openingsartikel van pater Loffeld in de Gemertsche Courant met de kop “Gaat ’t Goed?” Hij komt tot de conclusie dat het NIET goed gaat in ALLE betekenissen. Wij citeren: “Er zijn er ook nu nog die kwade gewoonten nog maar moeilijk kunnen afleggen. Vier jaar lang werden die handelwijzen goedgemaakt (of goedgepráát) als verzet tegen de Duitschers. Maar nu gaat die waaier niet meer op! Nu moet ons eigen volk gediend en geholpen worden. Nu moet menigeen ondervinden, dat het voor hem minder moeite kostte den bezetter tegen te werken, dan nu de eigen landgenooten bij te staan! Het eerste kon een aardige streeling betekenen voor maag en porte-monnaie, het laatste vergt den inwendigen strijd tegen gemakzucht en geldzucht. (…)”
Onder de kop “Zwarte Handel” lezen we in dezelfde courant een nog minder verhullend artikel van de Plaatselijk Beheerder van District 27 (gevestigd te Boekel) met onder meer een oproep aan de Brabantsche Boer: “Toont dat gij ’n waar Nederlander zijt. Zorgt gij er voor, dat het Nederlandsche Volk niet vergeefs op u behoeft te wachten. Mocht ons blijken, dat door georganiseerden van de huidige tijdsomstandigheden misbruik wordt gemaakt, om bijv. hun producten op clandestiene wijze te doen verdwijnen dan zullen wij niet nalaten, deze onsociale woekeraar onmiddellijk met zijn geheele gezin van zijn bedrijf af te zetten en de bedrijfsvoering in handen te leggen van een door oorlogshandelingen getroffen boer. Bovenstaande strafmaatregel wordt door de bevoegde hoogste Nederlandsche en Engelsche Instantie gesanctioneerd.”

Tot besluit:

De moord op Kees Wintermans is duidelijk. Toch mag het boek Wintermans nog niet dicht. Met dit artikel kan men niet langer heen om ‘Het Brabantsch Volkslied’ van Wintermans. Dit in bezettingstijd geschreven lied is anti-Duits. Dat verklaart mede zijn naam op de lijst van anti-Duitse personen uit Gemert (e.o.) in de lade van de Kommandantur van de Aussenstelle van de Sicherheitsdienst in ‘s-Hertogenbosch.
Cornelis (Kees) Wintermans, 51 jaar, wordt vermoord op 10 augustus 1944. In Gemert laat hij een ontredderde familie achter: vrouw Francina (Sientje) Wintermans-van Son, zoon Jan en pleegdochter Thea (‘Zus’). Kees is aanvankelijk in Gemert begraven, later herbegraven in zijn geboorteplaats Duizel. De familie Wintermans verhuist al in oktober 1945 van Gemert naar Boxtel-Gemonde. Sjef Wintermans sterft in Den Haag in 1955. Ook hij rust net als Kees in Duizel.

NOTEN:

1. Vgl. A.Otten, Vlaggenparade in oorlogstijd, in Gemerts Heem [GH] 1994.02 p.87-94.
2. De straatnaam Wilhelminalaan is bij besluit van B&W d.d. 19.2.1942 vervangen door de naam “Pater van den Elsenlaan”. Nauwelijks een maand na de bevrijding van Gemert is de oude naam in ere hersteld.
3. Een indruk die moet zijn ontstaan door onzorgvuldig citeren. Harrie Franken treft hier nauwelijks blaam want in ‘zijn’ Liedarchief Weebosch-Bergeijk is onder Arch.nr. L1365-01 wel degelijk opgenomen dat de melodie van de eerste regel ’Toen hertog Jan kwam varen’ van de hand is van CJ Wintermans. Dat het mr. JJ Wintermans moet zijn zij hem vergeven.
4. ‘Josephus Jacobus Wintermans (1877-1955) landbouwpionier’, in: Brabantse Biografieën dl.2, 1994, blz. 130-135.
5. Chauffeur Rafflenbeul heeft in 1943 dokter Clemens Verbeek al eens van huis op moeten halen omdat die zich niet bij de verplichte Artsenkamer wilde aansluiten. Een tijdlang bleef Verbeek in detentie in concentratiekamp Amersfoort. Clemens jr. stuurde een foto van de kaalgeschoren huisarts met zijn gezin na zijn terugkeer in Gemert (zie GH1994.04 p.134). Rafflenbeul herinnerde zich het hartverscheurende afscheid van de dokter met zijn gezin nog maar al te goed en wilde dat niet opnieuw beleven. Één slachtoffer was hem voldoende. Verbeek werd later ter verantwoording bij de SD ‘niet thuis en onvindbaar verklaard’, aldus de verklaringen van Rafflenbeul, Cremer en Rotschopf.
6. We geven hier de gepubliceerde onderzoeksresultaten:
– Gemertsche Courant 23.11.1945 ‘Meer licht in de zaak Wintermans’ (Jan Ermers)
– Gemertsche Courant 30.11.1945 ‘Klaarheid in de Zaak Wintermans’ (Jan Ermers)
– Paul Verhees, Directeur Wintermans, een willekeurig oorlogsslachtoffer: Hij stond op die lijst, in: ED 7 mei 1994.
– Anny vd Kimmenade-Beekmans, Gemert Bezet – Gemert Bevrijd, Gemert sept. 1994, blz. 146-164.
– Peter van Vlerken, Oorlogsliquidatie in beeld, in: ED 2010.12.24.
7. Gegevens ontleend aan noot 6 Paul Verhees in ED 7.5.1994 en Anny vd Kimmenade-Beekmans a.w. blz.154.

Bekijk PDF

GH-2016-02 Bijzondere muntvondst De Mortel

Jan Timmers

In het jaarboek van munt- en penningkunde van 2015 verscheen een artikel over een bijzondere vondst van vijf munten in De Mortel in januari 2015.1 We citeren: “eerst twee Keulse penningen en één Utrechtse, en enkele dagen later nog een Utrechtse en een Luikse. De munten werden verspreid aangetroffen op een oppervlakte van ongeveer twee vierkante meter. De grond was verploegd, en bovendien leek er grond uit een nabij gelegen sloot te zijn gestort. Qua periode passen de munten goed bij elkaar. Er hoeft dan ook nauwelijks aan te worden getwijfeld dat de munten oorspronkelijk bij elkaar hoorden en samen zijn gedeponeerd of verloren.”
In het artikel worden de munten gedetailleerd beschreven. De Utrechtse munten (figuur 1 en 2) zijn geslagen door de Utrechtse bisschop Burchard (1099-1112). De Luikse munt (figuur 3) is van bisschop Otbert (1091-1119) en de twee Keulse munten (figuur 4 en 5) zijn van bisschop Frederik I van Schwarzenburg (1100-1131). Opvallend is dat alle munten geslagen zijn door bisschoppen en dan ook nog uit verschillende bisschopssteden. De munten van Utrecht zijn uiterlijk in 1106 geslagen. De Luikse munt is een unicum. Tot nu toe is eenzelfde munt nog niet eerder gezien. De munten moeten kort na 1106 begraven zijn.
Het is een bijzondere vondst. Immers, afgezien van losse vondsten, zijn uit de periode rond het jaar 1100 nauwelijks muntvondsten bekend uit de Nederlanden en het aangrenzende Rijnland. We citeren verder: “De vondst De Mortel 2015 is (vooralsnog?) het vroegste bewijs van een gemengde circulatie op het huidige Nederlandse grondgebied (een recent opgegraven muntvondst in Geldermalsen is op zijn vroegst in 1113 begraven). De samenstelling van de vondst De Mortel 2015 geeft mooi weer dat de vondstlocatie is gelegen tussen Keulen, Luik en Utrecht.”
Waarom de munten destijds begraven zijn is niet bekend. Op oude akkers worden met een metaaldetector regelmatig munten en andere bijzondere vondsten aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze vondsten in de akker begraven zijn als offer of als dank voor een geslaagde oogst. De munten van De Mortel zijn echter uit een veel vroegere periode dan andere muntvondsten op akkers. Of ze met hetzelfde doel in de grond terecht gekomen zijn is vooralsnog onduidelijk.

NOTEN:

1. Jos Benders, Bouke Jan van der Veen & Steef van Creij; De muntvondst De Mortel (Gemert) 2015, verborgen begin twaalfde eeuw. Een vroeg bewijs van gemengde circulatie; Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 102 (2015), 97-102.
2. Jan Timmers; Oogst van gewijde grond, Muntvondsten van Gemertse akkers; Gemerts Heem 2011, nr 4, blz 1-4.

Bekijk PDF