GH-2023-1-Boerderijen in de Kromstraat

Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

J a n T i m m e r s

In het laatste nummer van Gemerts Heem van 2022 verscheen een overzicht van de boerderijen in de Broekstraat en hun voorgeschiedenis vanaf 1832, het moment dat het kadaster werd ingevoerd. In dit artikel staan we stil bij de bebouwing in de Kromstraat. Samen met de Broekstraat is het een bijzonder ensemble dat de status van beschermd dorpsgezicht waardig is.

De Blauwe Kei, Kromstraat 1-3

De Blauwe Kei, vooraan in de Kromstraat, is een rijksmonumentale boerderij. De muurankers op het gebouw geven aan dat het in 1734 werd gebouwd. Het was een boerderij annex herberg en brouwerij op een plaats waar daarvóór ook al een brouwerij-herberg was gevestigd. De oudst bekende eigenaar is Jan Dircks van Zeeland en vanaf 1662 diens zoon Cornelis. Het wordt dan omschreven als “huis, schop, brouwhuis met brouwgetouw en toebehoren, hof, boomgaard en 2 lopense land’. Cornelis verkoopt het in 1678 aan Ansem Goort Driessen van den Elsen. Diens zoon Goort geeft in 1733 het geheel, inclusief de brouwketel, over aan Simon Penninx, die in 1734 het pand geheel vernieuwt. De oude houtconstructie is voor een groot deel hergebruikt. Op het voormalige stalgedeelte van de boerderij bevindt zich een ankerbalkgebint, waarvan alle onderdelen met zorg recht gezaagd zijn. De ankerbalk is voorzien van een sleutelstuk, versierd met een schuinkruis en een dubbele kraal. Zo’n speciaal gebint hoort niet op een stal en moet eerder in het woongedeelte gestaan hebben van de voorganger van de Blauwe Kei. Bij de herbouw in 1734 is het hergebruikt op het stalgedeelte, omdat in het nieuwe woonvertrek een andere constructie werd gebruikt. Het geeft aan dat de voorganger van de Blauwe Kei al een bijzonder pand geweest moet zijn. Het woongedeelte is relatief groot, vanwege de ruimte die de herberg moest hebben. Door het gebruik van hoge bakstenen gevels (in die tijd nog een zeldzaamheid bij boerderijen) was het mogelijk om grote ramen en een hoge voordeur in de lange gevel te plaatsen. Daardoor heeft de boerderij een kenmerk van de latere langgevelboerderijen. De herberg verhuisde in de loop van de 19de eeuw naar het pand Boekent 3, tegenover De Blauwe Kei. Driek Somers was de laatste die ‘boerde’ in de Blauwe Kei. In 1968 werd de boerderij verkocht en kreeg ze helemaal een woonbestemming. Bij de boerderij stond een grote monumentale dwarsdeelschuur, die in 1971 helaas werd gesloopt. In 1982 werd de Blauwe Kei gesplitst in twee woningen. In 1983 werd een nieuwe schuur toegevoegd. De naam van de boerderij, De Blauwe Kei, is te danken aan de hardstenen traptrede bij de voordeur. Het was zeer ongebruikelijk om boerderijen te voorzien van dergelijke ‘stadse’ elementen. De gebruikte soort natuursteen wordt doorgaans aangeduid met “blauwe steen’ en veel objecten van dit soort natuursteen krijgen daarom de naam Blauwe Kei. Veel grenspalen bijvoorbeeld worden ook met Blauwe Kei aangeduid. Al eerder werd in Gemerts Heem over de boerderij geschreven.1

De Traonpot, Kromstraat 6

De Traonpot is een hallenhuis uit minstens de 18de eeuw. Het gebouw was in gebruik als boerderij, maar ook als weefhuis. In een zijbeuk stonden jarenlang meerdere weefgetouwen. De bouwvorm is na 1832 nauwelijks gewijzigd. De voorgevel is een keer opnieuw opgemetseld en voorzien van knipvoegen. Er is aan de achterzijde een aanbouw gerealiseerd. Het stalgedeelte is nu woning. D’n hert in het oude woongedeelte is nog in de oude staat, inclusief een bedstee. In het landboek van 1717 wordt nog een huis vermeld, dat waarschijnlijk achter de huidige boerderij gestaan heeft, maar al in de loop van de 18de eeuw is verdwenen. Hendrik Jan Klaassen was daarvan de eigenaar.2

Opmerkelijk is nog dat voorheen aan D’n Traonpot een last was verbonden van jaarlijks twee broden en een vat rogge aan de koster. Bij de rondgang van de koster omstreeks 1637 om de broden op te halen, noemt hij ook huizen op Boekent en één ervan is D’n Traonpot.3 Een dergelijke last zal ver teruggaan in de tijd en dat zou betekenen dat ter plaatse al in de middeleeuwen een pand stond.

Drie Palen

Martien Goossens kocht in 1961 een deel van het huisperceel van Kromstraat 6 en hij bouwde daar een huis op de plaats waar nu Kromstraat 8 staat. De familie Suijs werd in 1978 de nieuwe eigenaar. Het pand werd gesloopt, waarna het huidige pand werd gebouwd.

Ten Boer, Kromstraat 15

De plaats waar deze vernieuwde woning staat, behoorde mogelijk in de middeleeuwen tot het leengoed Ten Boer. De akkers ernaast en erachter worden nu nog de Boerse Strepen genoemd en de daar weer achterliggende weilanden zijn de Boerse Beemden.
Ten Boer wordt al vermeld in 1380 en is een leengoed van de Commanderij Gemert.
In 1832 is de wever Peter Panhuijzen eigenaar van het pand. Hij verkoopt het pand in 1881 aan hoefsmid Jan van Rooij, die het pand splitst in twee woningen.
Deze twee-onder-een-kap woning wisselt een aantal keren van eigenaar en wordt in 1920 gesloopt. Het erf blijft zo’n 50 jaar onbebouwd. Het wordt in 1970 gekocht door Grard Wassenberg, die er een bungalow met kalverstal bouwt in gele baksteen. Een paar jaar geleden werd het woonhuis flink verbouwd en kreeg het de huidige vorm.

De Mansarde en de Stal van Mordicus, Kromstraat 28-30

De plaats waar aan het eind van de middeleeuwen de hoeve Scherpenberg stond, heeft een rijke bouwgeschiedenis. De hoeve Scherpenberg was in de 16de eeuw al gesplitst in meerdere boerderijen. Waar nu Kromstraat 28-30 staat, stonden in 1832 twee afzonderlijke boerderijen. De meest noordelijke boerderij is in 1837 verbouwd tot twee woonhuizen door de stal in te richten als woonhuis. De dubbele woning wisselt een aantal keren van eigenaar en wordt in 1906 gesloopt.
De zuidelijke boerderij had zijn woongedeelte aan de zuidkant. Dus net andersom dan het huidige gebouw. Er stond een losstaande schuur bij en ook een klein bakhuis. Het bakhuis was gedeeld eigendom met de bewoners eromheen. In 1881 werd de familie Van den Elsen eigenaar, die in 1886 het woongedeelte fors verbouwt. Aan beide zijden werd het gebouw verbreed. In 1906 werd er weer verbouwd en werd het gebouw tweemaal zo lang. Die verlenging was mogelijk, omdat een deel van het erf van de noordelijke boerderij, die inmiddels was gesloopt, werd bijgekocht. Er werd tegelijkertijd een bakhuis gebouwd.
In 1930 brandde die lange boerderij af, tegelijkertijd met het pand van de buren op Kromstraat 32. Op dezelfde plaats werd de boerderij geheel opnieuw opgebouwd met een voor die tijd kenmerkende Mansardekap of Franse kap. Dat is een kap met een knik erin, om extra bergruimte voor het hooi te realiseren. De boerderij is in 1981 gesplitst in twee woningen. Het voormalige woongedeelte kreeg de veelzeggende naam De Mansarde. Het voormalige stalgedeelte was de standplaats van Mordicus van Luur, een Belgische dekhengst met onnoemelijk veel nakomelingen in en buiten de regio. Leden van de familie Van den Elsen zijn nog steeds eigenaar.

De Rulse hoef, Kromstraat 32

Samen met Kromstraat 28-30 vormde deze boerderij aan het eind van de middeleeuwen de hoeve Scherpenberg. De hoeve werd al in de 16de eeuw gesplitst in twee delen en nog later werden het drie boerderijen. De huidige Rulse Hoef is de meest zuidelijke van die drie. Het huidige gebouw kwam tot stand in 1931 door nieuwbouw na de brand van 1930 op de plaats van een boerderij, die daar in 1832 al stond. De Rulse Hoef dankt zijn naam aan de ligging aan de Kromstraat, waarvan het verlengde doorliep tot aan de Rul. Dat is de oude naam voor de huidige Leigraaf en tevens van de landbouwpercelen ten zuiden ervan. Het pand is een langgevelboerderij met topgevels. Dit type boerderij werd tussen de twee wereldoorlogen het meest gebouwd.

De Vinkel, Kromstraat 33-35

Op de plaats van Kromstraat 33-35 stond al in 1832 een oude boerderij met een grote losstaande schuur. Dat hallenhuis met de schuur werd in 1913 door de toenmalige eigenaar, de familie Wassenberg, vervangen door een nieuwe, voor die tijd moderne langgevelboerderij. In 1928 werd opnieuw verbouwd en kreeg de boerderij zijn huidige vorm. De familie Wassenberg verhuisde naar Boekent 3 en de familie Smulders werd de nieuwe eigenaar. De boerderij is nu gesplitst in twee woningen. Het perceel van De Vinkel behoorde, net als het pand op Kromstraat 15, in de middeleeuwen tot het leengoed Ten Boer. De oudst bekende eigenaar is Henrick van den Boer, die in 1332 schepen was in Gemert. Via diens dochter kwam Ten Boer in bezit van de familie Van der Heeze. In 1440 was Hendrik van der Heeze, alias Van Vinkel, leenman van het goed Ten Boer. De betekenis van ‘vinkel’ is ‘hoek’ en waarschijnlijk was deze hoek van het goed Ten Boer omstreeks 1440 afgesplitst van het leengoed en kreeg als nieuwe naam de Vinkel.

De Armenhoef of goed Ten Broek, Kromstraat 37

De Armenhoeve is voor zover bekend de oudste boerderij van Gemert en tevens rijksmonument. De oude naam is het goed Ten Broek en wordt al vermeld in de 14de eeuw. Het huidige gebouw is een hoekgevelboerderij, waarvan de aanbouw (een kelder met opkamer) een afzonderlijk dak heeft. De dakconstructie boven de aanbouw is van latere datum dan de hoofdbouw. Wanneer deze aanbouw gerealiseerd werd, is onbekend. Daarvoor moet de Armenhoeve de vorm gehad hebben van een hallenhuis. Opmerkelijk is dat de zolder van het woongedeelte in de richting van de voorgevel schuin oploopt. De voorgevel kon om die reden voorzien worden van een extra hoog raam en deur. Het gaf de boerderij veel aanzien. In 1619 werd de boerderij voorzien van een nieuwigheid in die dagen. Voor de afvoer van de rook van het open vuur is toen een schouw aangebracht. In de schouwbalk staat de oudst bekende inscriptie in een boerderij in Noord- Brabant. Hij werd aangebracht door de toenmalige pachter Ansem Jegers. Mogelijk was hij ook verantwoordelijk voor de aanbouw met kelder. Vermoedelijk dateert de hoofdbouw uit de 15de eeuw, maar een hogere ouderdom is niet uit te sluiten. In 1966-1967 werd het woongedeelte verbouwd. De boerderij was voorzien van een grote losstaande schuur. In 1985 is die dwarsdeelschuur helaas gesloopt.
Hoe de naam Ten Broek veranderde in de Armenhoeve en veel meer bijzonderheden uit de geschiedenis van de Armenhoeve zijn al eerder beschreven door Ad Otten. We verwijzen daarom graag naar zijn artikel.4 Het erf van de Armenhoeve heeft een bijzondere vorm. Aan de zuidkant van de boerderij ligt een ovaalvormig perceel. Deze vorm wijst er op, dat het gaat om het oudst ontgonnen perceel ter plaatse. Dit afgeronde perceel lag aanvankelijk ook wat hoger dan de omgeving. Inmiddels is het grotendeels geëgaliseerd. Bij de ontginning zal het perceel omgeven geweest zijn door een omheining. De oude schuur stond binnen het rondlopende perceel en op grond daarvan mag verondersteld worden dat daar ook het oudste gebouw heeft gestaan. Op grond van deze eigenschappen mag de oudste ontginning gedateerd worden in de 13de eeuw of eerder.

Verdwenen boerderijen in de Kromstraat

Hierboven is al vermeld dat achter Kromstraat 6 in de 18de eeuw een pand stond dat al verdween voor 1832. Ook bij de omschrijving van Kromstraat 28-30 is al vermeld dat juist ten noorden ervan in 1832 nog een boerderij stond, die later verbouwd werd tot een dubbele woning. In 1906 werd het gebouw in zijn geheel gesloopt. Tussen dit gesloopte pand en Kromstraat 6 stonden in de 18de eeuw nog een drietal panden. Deze verdwenen panden worden genoemd in het landboek van 1717, maar de boerderijen komen op de kadasterkaart van 1832 niet meer voor. Op basis van de beschrijving in het landboek kan wel gereconstrueerd worden waar de panden gestaan moeten hebben. Wanneer ze zijn verdwenen is nog onderwerp van onderzoek. Het meest noordelijke pand stond recht tegenover Kromstraat 15 en was een dubbele woning in 1717.
Ook aan de overkant van de Kromstraat in de Boerse Strepen stond nog een huis, dat begin 1717 nog wordt vermeld in de schepenprotocollen5, maar toen het landboek eind 1717 werd opgemaakt, bleek het huis verdwenen te zijn. Op bijgaande kaart zijn de verdwenen panden met een gele kleur aangegeven. Het verdwijnen van de gebouwen in de Kromstraat kan heel goed samenhangen met de economische recessie in de eerste helft van de 18de eeuw. Naar alle waarschijnlijkheid waren de gebouwen nog niet uitgevoerd in baksteen, maar betrof het houtbouw met lemen vlechtwerkwanden. De houtconstructie van een dergelijk pand is redelijk makkelijk te hergebruiken.

Noten: 1. Jan Timmers, Tweehonderdvijftig jaar Blauwe Kei? Gemerts Heem nr. 96 (1984); Jan Timmers, Raamkozijnen met geschiedenis, Gemerts Heem 2016, nr. 4. 2. In het Landboek, opgesteld in het najaar van 1717, staan (bijna) alle percelen en huizen met de toenmalige eigenaren. Het register betreft Gemeentearchief Gemert, inventarisnummer 414. Het is in zijn geheel getranscribeerd en is beschikbaar als Gemertse Bronnen deel 3 op de website van de heemkundekring. 3. Simon van Wetten, Kostelijk kosterijboek, Gemerts Heem 2020, nr. 3. Het betreft een pand tegenover Jan de Smit of het pand van Meth Noijen. 4. Ad Otten, Armenhoeve is ook Herenhoeve, Gemerts Heem 2016 nr. 4. Er volgde nog een aanvulling in Gemerts Heem, 2017 nr. 1. 5. Schepenprotocollen Gemert R128 f161.

 

De Kromstraat op OpenStreet Map anno 2022 met huisnummers

 De Kromstraat omstreeks 1985. Vooraan de Traonpot (Kromstraat 6). Verderop zijn de panden op nrs. 28-30 en 33-35 zichtbaar

 De woonkeuken van de Blauwe Kei met in het midden de deur naar de opkamer en aan weerszijden ervan deuren naar de kelders (foto Adri van Daal)

 Een rechtgezaagd ankerbalkgebint in de voormalige stal van de Blauwe Kei met een rijk versierd sleutelstuk

 De schuur bij De Blauwe Kei tijdens de sloop in 1971 (collectie Jan Timmers)

 Gezicht vanuit de Kromstraat op de achterzijde van de Blauwe Kei in 1964. De monumentale schuur bij de boerderij was nog niet gesloopt. Rechts op de foto het pand Boekent 3

 De schuur achter de Blauwe Kei voor de sloop in 1971.De schuur stond pal naast de weg (collectie Jan Timmers)

 Ansichtkaart met D’n Traonpot (foto Piet Kuppens)

 Drie Palen (Kromstraat 8)

 D’n Traonpot, ca. 1975 (collectie heemkundekring)

 De kadastrale situatie in de Kromstraat in 1832, opnieuw getekend door Dré van de Nieuwenhof (www.historischegeografiebrabant.nl)

 Zicht op de Boerse Strepen vanuit de Kromstraat

 Advertentie voor de dekhengst Mordicus van Luur, eigendom van Frans Donkers en gestald in de Kromstraat

 De kadasterkaart van 1832 en de hulpkaarten G35, G46 en G64 geven de bouwgeschiedenis van Kromstraat 28-30 en 32 aan

 De stal van Mordicus ca. 1975

Links de Rulse Hoef, rechts de Vinkel en achteraan de Armenhoef

 Hulpkaart H142 uit 1914 geeft aan hoe het oude hallenhuis met schuur werd vervangen door een langgevelboerderij

 De Armenhoeve, toen nog met de oude schuur.

 Rechts is nog net een deel van De Vinkel zichtbaar. (collectie heemkundekring)

 De schouwbalk in de Armenhoef uit 1619 (foto Adri van Daal)

 Doorsnede in de lengterichting van de Armenhoeve. De omhooglopende zolderhoogte is opmerkelijk. (Tekening SHBO)

 Hulpkaart G106 van 1976. Het min of meer rond lopende perceel aan de zuidkant van de Armenhoeve is het oudste gedeelte van de ontginning ter plaatse. De verdwenen schuur stond aan de rand hiervan

 De kadasterkaart van 1832, geprojecteerd op een moderne satellietfoto. De zwarte lijnen zijn de toenmalige perceelsgrenzen en de bebouwing is rood. In geel zijn panden aangegeven, die er in de 18de eeuw ook stonden, maar al verdwenen waren voor 1832

 

Jenneke Jochems, weduwe van Jan Dircks van Zeeland 1662 Cornelis Jan Dircks van Zeeland 1678 Ansem Goort Driessen van den Elsen 1713 Goort, zoon van Ansem van de Elsen 1733 Simon Penninx, gehuwd met Johanna, dochter van Goort van den Elsen 1769 Christiaan, zoon van Simon Penninx en daarna zijn weduwe Joanna van Dueren 1779 Willemijn dochter van Christ Penninx, gehuwd met Jan Lamers van de Ven ca. 1800 Christ zoon van Jan Lamers van de Ven 1832 Antonet van den Elsen, weduwe van Christ Jan van de Ven 1854 Wilhelma van de Ven, dochter van Christ van de Ven, gehuwd met Theodorus Penninx 1886 Anna Maria van Dooren, weduwe van Theodorus Penninx, eerder weduwe van Adrianus Biemans 1897 Adrianus Biemans, zoon van Anna Maria van Dooren 1929 Adriana Biemans, dochter van Adrianus 1966 Driek Somers 1968 Ad Werts 1971 Theo Thijssens 1982 Timmers en Martens heden

 

Lambert Jan Ansems 1663 Jan Peter Jan Lenarts 1717 De weduwe Peter Jan Peters, de helft van een huis Voor 1752 Francis Daandels koopt dit halve huis 1717 De kinderen van Jan Martens de andere helft van het huis Voor 1752 Martinus van Gemert koopt half huis van de kinderen van Jan Martens 1752 Francis Daandels, koopt het halve huis van Martinus van Gemert; hij heeft dan het gehele huis 1802 Hendrik, zoon van Francis Daandels 1839 Peter Hurks, wever, schoonzoon van Hendrik Francis Daandels 1873 Peter Panhuizen, wever 1909 Antonetta van Heugten, weduwe van Peter Panhuizen 1918 Antonius Snijders, paardenslager 1918 Lambertus van Weert uit Beek en Donk 1920 August van Weert, landbouwer en grondwerker 1961 Martien Goossens, koopt een schuur en een deel van het erf en bouwt er een huis, nu Kromstraat 8 1969 Ad Otten, koopt het huis en resterend deel, nu Kromstraat 6

GH-2023-1-15-26-Boerderijen-in-de-Kromstraat.pdf

GH-2023-1-Graven echtpaar Van de Westelaken-Smits en dochter Anna

Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

C a s J a m i n

In Gemert-Bakel zijn oude grafmonumenten te vinden die de hedendaagse voorbijganger niet veel meer zeggen. Dit vormt de aanleiding om in de archieven op zoek te gaan naar die vroegere levens en tegelijkertijd de graven te beschrijven. Op het oude kerkhof van de kerk van Sint-Jans Onthoofding in Gemert zijn de graven te vinden van Anna (Johanna Hendrika) van de Westelaken (1865-1959) en van haar ouders Franciscus Antonius van de Westelaken (1828-1878)1 en Anna Maria Smits (1829-1885)2.

Het graf van Anna van de Westelaken en dat van haar ouders, het echtpaar Van de Westelaken- Smits, liggen naast elkaar en vertonen veel overeenkomst, hoewel ze op verschillende momenten zijn vervaardigd. Beide bestaan uit een in zwarte steen (arduin) opgetrokken kruis dat in verstek is verlijmd. De kruizen zijn geplaatst op eveneens zwarte, rechthoekige sokkels, die in meerdere delen zijn opgebouwd. Aan de voorzijde van de sokkel zijn bij het ene graf twee afgeronde vormen boven elkaar geplaatst en bij het andere graf drie afgeronde vormen. Daarin zijn handmatig de persoonsgegevens gebeiteld. Deze tekstdragers geven door hun ongelijke vormen de impressie van natuurstenen. Het oppervlak van de kruizen doet vanwege de daarop aangebrachte groeven en bobbels denken aan boomschors. De bewerkingstechniek ‘Scyplé’ levert dit effect op. Daarbij worden sleuven een-voor-een handmatig uitgehakt met een smalle, spitse beitel (‘potlood-vorm’). De punt van die beitel moest steeds opnieuw scherp worden gesmeed. Moderne beitels, ongeveer vanaf de zestiger jaren, hebben een punt die veel sterker is dan gewoon ijzer en langer mee kan3. Door het onregelmatige oppervlak veroorzaakt de lichtval schitteringen op de kruizen. Afgezien van de grootte ervan, zijn de graven ingetogen. Dat geldt ook voor de grafteksten, die alleen het noodzakelijke vermelden. Op het linker graf staat de tekst: ‘Hier rust Mejuffrouw Anna v/d Westelaken Overleden te Gemert R.I.P.’. Op het rechter graf staat: ‘Hier rusten onze dierbare ouders de heer Franciscus Antonius v/d Westelaken en mevrouw Anna Maria Smits Overleden te Gemert R.I.P.’ De geboorte- en overlijdensdata ontbreken, net als de geboorteplaatsen. Van Anna wordt alleen haar roepnaam vermeld, haar voornamen (Johanna Hendrika) blijven onvermeld.

Huwelijk en gezin

Franciscus wordt in 1828 geboren in Sint- Michielsgestel en groeit er op aan Het Woud4. Hij wordt net als zijn vader molenaar. Zijn werk verricht hij op de onbewoonde korenmolen De Genenberg in Sint-Michielsgestel, die eigendom is van Petrus van Riel, molenaar uit Udenhout, van wie hij de molen pacht. Hij maalt er graan, mout en boekweit5. Op 11 mei 1855 trouwt Franciscus (27 jr.) met boerendochter Anna Maria Smits (25 jr.) uit het aangrenzende Den Dungen. Haar ouders zijn dan al overleden en hij heeft alleen zijn vader nog. Het echtpaar gaat samenwonen in Sint-Michielsgestel. Vanaf 1863 is Franciscus geen molenaar meer en hij gaat de kost verdienen als winkelier, slijter en bakker van roggebrood en witbrood. Ook verhuurt hij vanaf 1870 paard en rijtuig. Het echtpaar krijgt tien kinderen, waarvan de eerste twee – Gijsberdina (1856-1856) en Henricus (1857-1862) – jong overlijden. Achtereenvolgens worden geboren: Bertus (Gijsbertus Faustinus) in 1858, Piet (Petrus Wilhelmus) in januari 1859, Maria (Maria Christina) in december 1859, Jan (Johannes Henricus) in 1860, Henri (Henricus Antonius) in 1863, Anna (Johanna Hendrika) in 1865, Paulina (Paulina Johanna) in 1867 en Petronella in 1869. Op 12-jarige leeftijd verhuist de oudste zoon, Bertus van de Westelaken, in z’n eentje vanuit Sint-Michielsgestel naar een kosthuis in Gemert. Daar gaat hij een opleiding volgen aan de Latijnse School (1870-1875), waar hij naast de basisstudies van ‘kleine figuur’ en ‘groote figuur’, talige vakken volgt zoals ‘rhetorica’, ‘ethymologica’ en ‘poëtica’6. Daarna gaat Bertus in Gemert aan de slag bij notaris Van Kemenade als (leerling-) notarisklerk7. De jongere zonen Van de Westelaken, Piet en Jan, starten in respectievelijk 1873 en 1875 ook met een opleiding van enkele jaren aan de Latijnse School in Gemert. Dochter Maria woont korte tijd in Vlijmen, waarschijnlijk voor werk.

Hotel De Keizer

Op 12 april 1877 verhuist het gezin Van de Westelaken-Smits van Sint-Michielsgestel naar Gemert, waar dan al drie van hun vier zonen wonen en studeren of werken8. Vader Franciscus heeft er het bekende logement De Keizer gekocht, kort nadat de vorige uitbaters (mevrouw Geizer en de heer Van de Mortel) zijn overleden9. De jongste zoon, Henri van de Westelaken, verhuist aanvankelijk niet mee. Hij vertrekt op de verhuisdatum van het gezin naar Maastricht. Lang kan hij daar niet hebben gewoond, want al in hetzelfde kalenderjaar begint ook hij aan een studie aan de Latijnse school in Gemert. Vader Franciscus heeft maar kort plezier van zijn verhuizing naar Gemert en zijn aankoop van De Keizer. Hij wordt al snel daarna ziek en overlijdt na een ziekbed op 26 september 1878 op de leeftijd van 50 jaar10. Zijn weduwe Anna Maria besluit De Keizer voort te zetten met hulp van haar vier jonge dochters: Maria (18), Anna (13), Paulina (11) en Petronella (9). Als Anna Maria zeven jaar later zelf overlijdt op 23 oktober 1885, op de leeftijd van 56 jaar, plaatsen de kinderen een familiebericht in de krant. Daarin danken ze iedereen voor de vele blijken van deelneming bij het overlijden van hun moeder en geven ze aan de zaak op dezelfde manier te zullen voortzetten11. Dochter Paulina treedt twee maanden later in het klooster en anderhalf jaar later legt ze haar kloostergeloften af op 13 juni 1887. Haar jongste zus Petronella treedt in 1887 in haar voetsporen en kiest ook voor een leven in het klooster als non12. Het zijn daarom Maria en Anna die samen De Keizer draaiende houden.

Zonen Van de Westelaken

In 1878 verhuist Jan van de Westelaken naar Sint-Michielsgestel, waar hij tot eind 1880 een opleiding volgt aan het kleinseminarie Beekvliet. Daarna, in 1881, gaat hij naar het grootseminarie of missiehuis Mill-Hill bij Londen, waar hij wordt voorbereid op een leven als Rooms-katholiek missionaris. In 1884 wordt Jan er gewijd tot priester om aansluitend uitgezonden te worden als Father Jan. Hij verricht missiewerk in het Guntur-district in India, onderdeel van Brits-Indië13. Na enige jaren als notarisklerk in Gemert gewerkt te hebben, vertrekt Bertus van de Westelaken rond 1882 naar Dussen. Daar gaat hij werken bij notaris Verberne, eerst als notarisklerk en daarna als kandidaat-notaris. Hij trouwt in 1891 in Dussen met Maria Anna Koen (geb. 2-9-1868 in Hengelo) en ze stichten een groot gezin. In 1892 wordt Bertus van de Westelaken benoemd tot notaris in Son. Piet van de Westelaken woont en werkt korte tijd op verschillende plaatsen (Alem, Maren en Kessel; Heeze; America; Steenbergen), waarbij hij tussentijds weer woont bij De Keizer in Gemert. Hij is achtereenvolgens bierkramer, brouwersknecht en stationschef. Op een bepaald moment, tussen 1885 en 1890, emigreert hij naar de Verenigde Staten. Zijn echtgenote Augusta H. Brauckmann is van Duitse afkomst en geboren in Hannover. Ze krijgen samen een zoon. Henri van de Westelaken vertrekt in augustus 1883, in navolging van zijn broer Jan, naar het missiehuis Mill-Hill bij Londen. Na enige tijd stopt hij met de studie en keert terug naar Gemert. Op 24 september 1889 trouwt hij daar met Johanna Elisabeth van Berckel. Hij is dan koopman. Zij is een dochter van Adrianus Petrus van Berckel en Petronella van Bussel, logementhouders van De Kroon in Gemert (nu Dientje)14. In 1892 vertrekt Henri van de Westelaken met zijn vrouw en twee dochtertjes naar Beek en Donk15. Hij is daar logementhouder van Hotel De Willemsvaart en groothandelaar in steenkolen en bouwmaterialen16. Zijn beide bedrijven liggen aan de kanaalbrug en tramhalte. In Beek en Donk worden nog vijf kinderen geboren, waarvan er twee overlijden. In november 1899 verhuist Henri met zijn gezin naar Heesch. Henri wordt er ingeschreven als bierbrouwer. In april 1901 keert het gezin terug in Gemert, maar dan wordt Henri geregistreerd als schoenmaker. Datzelfde jaar nog emigreert hij met zijn gezin naar het Belgische Lier.

Goede zaken

In de 24 jaar dat de dames Van de Westelaken de scepter zwaaien in De Keizer lopen de zaken bijzonder goed. Behalve de naar eigen zeggen ‘prompte bediening, tegen billijke prijzen’, worden ze daarbij geholpen door de centrale ligging in het dorp en zeker door de tramhalte die sinds 1883 voor de deur ligt17. Die halte is onderdeel van het tramtraject ’s-Hertogenbosch- Veghel-Gemert-Helmond. Vanaf dat moment staat De Keizer ook wel bekend als Het Tramstation. Bovendien hebben een heleboel verenigingen De Keizer jarenlang als thuisbasis. Ook wordt het etablissement regelmatig gebruikt voor openbare verkopingen en aanbestedingen.

Afscheidsfeest

In augustus 1901 maken de zussen Van de Westelaken bekend zich per 1 oktober in een stiller leven terug te willen trekken en de Keizer over te willen doen aan een nieuwe eigenaar. Voor het zover is, zullen zij op zondag 25 augustus nog een groot afscheidsfeest geven, met medewerking van de vaste gezelschappen18. Het feest begint om vier uur ‘s middags met een rijtoer van de dames Van de Westelaken door het dorp, in een rijtuig (landauer) dat wordt getrokken door twee paarden. Aansluitend volgt een programma dat tot laat in de avond doorloopt. Het omvat muziek, het nodige ceremonieel en bovenal een spectaculair afsluitend vuurwerk. Dat alles tegen het decor van een feestelijk versierd en verlicht hotel. Zoals de organisatie al min of meer verwacht, brengt het feest een enorme toeloop teweeg. Door de tramhalte voor de deur zijn de festiviteiten in Gemert namelijk ook goed bereikbaar vanuit ’s-Hertogenbosch, Veghel en Helmond. De cafés in de buurt profiteren volop mee, waaronder Cambrinus, de wed. Swinkels en De Landman van Peter van Berlo19. Zelfs daar is het zoeken naar een zitplaats. De krant schrijft in de dagen daarna dat het Marktplein in Gemert nog nooit zo’n mensenmenigte heeft gezien. De trams vertrekken volgens afspraak in beide richtingen pas na afloop van het feest.

Na De Keizer

Op de laatste dag van september 1901 gaat Hotel De Keizer over op een nieuwe eigenaar en betrekken de dames Van de Westelaken een nieuwe woning20. Met een boog van planten en bloemen boven de deur verwelkomen de buurmeisjes hun nieuwe straatgenoten. Op 24 oktober 1901 treedt Maria Christina van de Westelaken (41 jr.) in Gemert in het huwelijk met onderwijzer Marinus Thomas Verhoeven (47 jr.). In de volgende aflevering meer over dit echtpaar en de familie Van de Westelaken in de jaren na 1901.

Noten: 1. Soms ook ‘Francis’ of ‘Westerlaken’; Zoon van molenaar Antonius van de Westelaken (1795-1873) en Gijsbertina Paula Smits (1793-1831). 2. Dochter van de agrariërs Hendrikus Smits (1801-1832) en Maria Ondersteijn (1794-1854). 3. Met dank aan Toon Grassens. 4. BS Huw. Den Dungen 1855: Van de Westelaken-Smits, BHIC, 50-2064-7; Bev.reg. 1850-1866 Wijk B Sint-Michielsgestel, BHIC 5184-1166; noot 9. 5. ‘Register van Patentschuldigen’ (Sint-Michielsgestel), BHIC 5184-1123/1125; Jef van Veldhoven, De jeugdjaren van pater Jan (2008), The Internet Archive, https://web.archive.org/web/20221206131201/https://home.hccnet.nl/ jefvanveldhoven/39%20Pater%20Jan%20van%20de%20Westelaken.pdf; Molen ‘De Genenberg’ nr. 591, molendatabase. nl; Rijksmonumentenregister nr. 33626; De lemmata ‘Korenmolen’, ‘Moutmolen’, ‘Mout en ‘Boekweit’ uit nl.wikipedia.org. 6. Bev.reg. van 1861-1871, BHIC, 5184-1170; ‘Klaslijsten Latijnse School’, GA Gemert, AG.028 nr. 209 en 210. 7. ‘25 jaar notaris’, Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 2-11-1917; ‘10.000ste akte’ De Zuid-Willemsvaart d.d. 4-6- 1921; Eindhovensch Dagblad d.d. 11-11-1922. 8. Bev.reg. van 1871-1886, BHIC, 5184-1174. 9. Ad Otten, ‘Geschiedenis van herberg en logement De Keizer’, Gemerts Heem 2005 nr. 1. 10. Familiebericht in Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 3-10-1878 p.3. 11. Familiebericht Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 14-11-1885. 12. ‘De Gemertse zusters in volgorde van geboorte’, Gemerts Heem 2000 nr.2 p. 22, 14e vermelding. 13. ‘In Memoriam Father J. van de Westelaken’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 16-3-1927. 14. Trouwakte Henri van de Westelaken en Johanna van Berckel; Verslag huwelijksfeest van Henri’s zus bij logement van Berckel in De Zuid-Willemsvaart d.d. 2-11-1901. 15. Bev.reg. Gemert, GA Gemert: 1880-1900 folio 1029 en 1900-1922 dl. 5 (S-Z) folio 187. 16. Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant sec. Advertentiën d.d 05-12-1892 en d.d. 02-01-1893; De Zuid-Willemsvaart d.d. 14-10-1899. 17. ‘Groot nationaal concours’, Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant sec. Advertentiën d.d. 9-6-1887 p. 3 en 13-6-1887 p. 5; Gemerts Heem 2011 nr. 3: ‘Stoomtram ’s-Hertogenbosch-Helmond’ (Wil van Lierop en Simon van Wetten) en ‘Tramspoorplan over Schoorswinkel’ (Ad Otten). 18. ‘Een groot feest’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 21-8-1901 sec. Provinciaal nieuws: Gemert p. 2; ‘Betreffende het feest’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 24-8-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 1; ‘Afscheidsfeest’, Dagblad van N-Br. d.d. 28-8-1901 sec. Nieuws uit versch. gem. v. N-Br. p. 3; ‘Feest gevierd’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 28-8-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 2. 19. Zie Gemerts Heem 2022 nr. 3, p. 23-27 voor een verhaal over Peter van Berlo. 20. De Zuid-Willemsvaart d.d. 2-10-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 5; Bev.reg. Gemert 1900-1922 dl. 5 (S-Z) folio 140, GA Gemert. 

Links het graf van Anna van de Westelaken en rechts het graf van haar ouders F.A. van de Westelaken en A.M. Smits (foto Cas Jamin) G

Het echtpaar Van de Westelaken-Smits. Verdere informatie over de foto’s is onbekend. Gens Nostra 60(2005) p. 20.

 Hotel De Keizer als tramstation (beeldbank heemkundekring Gemert nr. hkk40467)

GH-2023-1-29-34-Graven-echtpaar-Van-de-Westerlaken-Smits-en-dochter-Anna.pdf

GH-2023-1-De hoeve Ter Eijcken, van pacht naar erfpacht

 Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

J a n T i m m e r s

In het vorige nummer van Gemerts Heem schreef Simon van Wetten over de rijke inhoud van een register dat zich bevindt in het archief van de Commissie van Breda.1 In dit register is een groot aantal oorkonden opgenomen, dat zich ook bevindt in het Commanderij Archief, maar ook een aantal waarvan geen origineel voorhanden is. Eén ervan betreft de hoeve Ter Eijcken en dat is het onderwerp van dit artikel.2

De oorkonde van 1391 We beginnen met een korte samenvatting in hedendaags Nederlands van die oorkonde van 23 april 1391: Frank van Hulsberch, commandeur van de Duitse Orde in Gemert, geeft de hoeve Ter Eijcken in Gemert in erfpacht aan Melis, zoon van wijlen Jan Maessoen van Gemert. De hoeve was eerder in pacht gegeven aan Ceel, zoon van Alant Timmerman en diens vrouw Hadewich. Ceel is nu overleden en de hoeve wordt niet gebruikt en is onbetimmerd. Zijn weduwe Hadewich woont er nog. Voor de erfpacht moet Melis jaarlijks betalen aan de Duitse Orde 4 mud rogge op Maria Lichtmis, 6ó mud haver op Allerheiligen; verder 2 vaten raapzaad, 12 el linnen laken en een cijns van 100 eieren, 8 jonge kippen en 6 maten boter, allemaal met Pinksteren te leveren. Op verzoek van de commandeur moet Melis de 4 mud rogge afleveren in een huis in ’s-Hertogenbosch. De andere goederen op het huis en de hoeve van de Duitse Orde in Gemert. Melis moet pas gaan betalen als Hadewich is verhuisd. Melis hoeft geen schattingen te betalen voor de hoeve Ter Eijcken, maar hij moet wel, net als de andere geburen van Gemert, diensten verrichten. Ook moet Melis op verzoek van de commandeur jaarlijks 8 voeder turf afleveren bij het huis van de Orde. Gegeven op 23 april 1391 in het bijzijn van commandeur Franck van Hulsberch zelf, maar ook Reinart van Husen, landcommandeur, en Lodewijk van Lemme, scheffener van de Balije Biessen, en ook nog ridder Orichies van Kessel en Lucas (van Beeck), de schout van Gemert, Melis Jan Maessoen van Gemert en Willem van Middelschot en tenslotte de klerk Dirk, secretaris van Maastricht en notaris.

Kopieerfouten

Deze oorkonde bevat een heleboel informatie, die niet alleen betrekking heeft op de hoeve Ter Eijcken. Op de eerste plaats is het belangrijk te weten dat het register waarin deze tekst is opgenomen een kopie is van een ouder register. We weten dat, omdat het hele register in één keer met hetzelfde handschrift is opgeschreven, terwijl uit de inhoud blijkt, dat aan het originele register regelmatig nieuwe gegevens werden toegevoegd. Dat originele register is verloren gegaan. Het bevatte de tekst van veel oude oorkonden, die zijn overgenomen van de originele oorkonden in het Commanderij archief. Die oorkonden in het originele register waren dus kopieën. Dat geldt ook voor de tekst hierboven. Dat is dus een kopie van een kopie. We zullen er rekening mee moeten houden dat bij het overschrijven (kopiëren) abusievelijk (lees- of schrijf)fouten zijn gemaakt. Zo schrijft de kopiïst dat de erfpacht van Ter Eijcken werd verleend aan Melis Weltken Jan Maessoen van Gemert. Uit andere bronnen weten we dat het moet gaan om Melis Jan Maessoen. De kopiïst had kennelijk moeite met het lezen van de term ‘wilner’. In de oorspronkelijke oorkonde, die niet bewaard is gebleven, moet gestaan hebben: Melis, wilner Jan Maessoen. We zouden nu zeggen: Melis, wijlen Jan Maessoen. Jan Maessoen, de vader van Melis, was kennelijk in 1391 al overleden. Het blijkt niet de enige fout te zijn van de kopiïst. In de oorkonde maakt hij van het woord ‘wilner’ twee keer ‘walner’. Ook daar heeft hij moeite met het oorspronkelijk handschrift. Een aantal malen wordt een ‘sande’ genoemd van 100 eieren en 8 hoender (onder meer). Het gaat hier duidelijk om een cijns. Waarschijnlijk stond in de oorspronkelijke oorkonde de term ‘sende’ of synde’. In de getuigenlijst noemt hij een ridder Orichies van Kessel. Een naam die elders in archiefstukken niet gevonden kon worden. Het gaat waarschijnlijk ook hier om een leesfout van de kopiïst. We kennen uit een oorkonde uit het Commanderij archief van 21 september 1395 wel een ridder Mathias van Kessel, samen met Lodewijk van Bonne, die dan beide tot het gevolg van Reinart van Husen behoren. Dat zal in 1391 ook het geval zijn geweest. Met de Lodewijk van Lemme is dan ook waarschijnlijk Lodewijk van Bonne bedoeld. In de getuigenlijst schrijft de kopiïst ook ‘Jan Maessoen voirsz.’, oftewel: de voornoemde Jan Maessoen. Eerder in de oorkonde komt deze Jan Maessoen van Gemert alleen voor als (over-

 

PAGINA TEKST ONTBREEKT

 

Hadewich woont er nog. Uit de cijnsregisters van de Heer van Helmond betreffende Bakel kunnen we concluderen dat Hadewich een dochter was van Jan Wolf van Grotel.6 Het echtpaar moet bij het overlijden van Ceel nog jonge kinderen hebben gehad. In de Helmondse schepenprotocollen komen diverse vermeldingen voor van Alart Marcelis van der Eijken, o.a. als schepen van Bakel in 1421 en 1423.7 Bovendien zien we naast Alart Celen soen van der Eijcken ook Maes Celen soen van der Eijcken en Marcelis Celen van der Eijcken. Ze danken hun familienaam aan het feit dat hun vader pachter was van de hoeve Ter Eijcken en daar ook woonde. Alart en Marcelis komen ook voor onder de naam Van Geneneijnde, omdat zij daar eigendommen in bezit hadden, maar ze hadden ook goederen in Lierop, Asten en Someren. De naam Alart wordt ook vaak geschreven als Alant en Alont. Alart, Marcelis en Maes zullen zonen zijn van Ceel Alant Timmermans, die in 1386 pachter werd van de hoeve Ter Eijcken. Gezien de Helmondse vermeldingen omstreeks 1415 zullen zij nog maar kort voor 1391 geboren zijn. Waarschijnlijk is Ceel Alant Timmermans in 1386, toen hij de hoeve Ter Eijcken pachtte, getrouwd met Hadewich en werden de kinderen geboren tussen 1386 en 1391. Ceel had overigens ook een broer Henrick Alant Timmermans, die daadwerkelijk timmerman was en een huis bouwde en bewoonde in Bakel aan de Neerstraat ter hoogte van Geneneind.8

Familie Van der Eijcken

Niet alleen de kinderen van Ceel Timmermans werden Van der Eijcken genoemd, dat gold ook voor Melis Jan Maessoen van Gemert. Dat is niet vreemd, want hij woonde er immers, maar opvallend genoeg komen ook zijn broers Thomas (Maes) en Ansem voor als Van der Eijcken. Thomas is de stamvader van een uitgebreide familie Van der Eijcken. Dat duidt er op dat vader Jan Maes van Gemert ook al op Ter Eijcken gewoond zal hebben. We weten van hem dat hij in 1383 overleed. Jan Maes van Gemert was tweemaal gehuwd. Het eerste huwelijk is met Yda, de dochter van Melis van Milheeze. Deze Melis was onder andere eigenaar van de hoeve Ter Tuynen in Milheeze en hij was ook schepen van Helmond. Na de dood van Yda huwde Jan met Hadewich. Gezien bovenstaande gegevens is het heel aannemelijk dat deze Hadewich identiek is aan Hadewich Wolf. De weduwe van Jan Maes van Gemert hertrouwde kennelijk met Ceel Alant Timmermans. Als extra aanwijzing daarvoor is een vermelding bij de verkoop van de hoeve Ter Tuynen in Milheeze in 1446 door onder meer de erfgenamen van Jan Maes van Gemert. Marcelis, de zoon van Ansem van der Eijcken wordt dan familie van hen genoemd.9

De hoeve Ter Eijcken wordt particulier bezit

De huidige buurtschap Tereijken is in de loop van de tijd ontstaan uit een enkele hoeve, de hoeve Ter Eijcken, die eigendom was van de Duitse Orde. Met de hoeve worden niet alleen de gebouwen bedoeld, maar tevens de bijbehorende grond. De orde gaf de hoeve steeds voor een aantal jaren in pacht aan een hoevenaar. Het oudst bekende pachtcontract is van 9 juni 1386. Ceel Alant Timmermans wordt dan de nieuwe pachter. In het bovenstaande is aannemelijk gemaakt dat kort daarvoor Jan Maessoen van Gemert ook al pachter was van de hoeve Ter Eijcken. Het was een omvangrijke hoeve, die op de oudste Gemertse kadasterkaart nog redelijk goed herkenbaar is. Wanneer de hoeve gesticht is, blijft vooralsnog onbekend. Het is aannemelijk dat het een ontginning is van de Duitse Orde. Aan het eind van de 14de eeuw gaat de Duitse Orde er toe over om een aantal hoeven die ze in bezit heeft, niet langer te verpachten, maar ze feitelijk te verkopen. Dat gebeurt ook met de hoeve Ter Eijcken, die in 1391 aan Melis Jan Maessoen van Gemert, alias van der Eijcken, in erfpacht wordt uitgegeven. Melis wordt daarmee eigenaar van de hoeve, echter er wordt niet direct een geldbedrag betaald, maar door de nieuwe eigenaar moet jaarlijks een bepaalde vergoeding worden gegeven: de erfpacht. In 1391 bestaat de erfpacht uit goederen in natura. In de samenvatting van de oorkonde uit 1391 is te lezen welke goederen elk jaar moesten worden geleverd, op welke dag en op welke plaats. Melis Jan Maessoen kan, als eigenaar, verder met de hoeve doen wat hij wil. Hij mag de hoeve verkopen, eventueel in delen, als de jaarlijkse erfpacht maar wordt voldaan. In de loop van de tijd is de hoeve opgesplitst in delen door bijvoorbeeld verkoop of door erfenis, waarbij ze wordt verdeeld onder erfgenamen. Tegelijkertijd wordt dan de erfpacht verdeeld. Elke deeleigenaar moet een deel van de erfpacht gaan leveren, zodat de Duitse Orde jaarlijks de gehele erfpacht blijft ontvangen. Bij opsplitsing van de hoeve Ter Eijcken hebben nieuwe eigenaars ook nieuwe boerderijen op hun deel bijgebouwd. Op den duur is daaruit de buurtschap Tereijken ontstaan. In 1832 stond er een cluster van vijf boerderijen. Daarna is het aantal nog verder gegroeid, vooral door nieuwe ontginningen langs de Snelleloop aan de zuidkant en de westkant van de oude hoeve. Door de toevoeging van meerdere ruimte-voor-ruimte woningen is de buurtschap de laatste jaren uit zijn jasje gegroeid.

 

Noten: 1. Simon van Wetten, Register van het Huis van Ghemert, Gemerts Heem 2022, nr. 4. Het artikel behandelt BHIC, archief Commissie van Breda, inventarisnr. 430. Grote delen ervan zijn getranscribeerd en te vinden op de website van de heemkundekring bij ‘bronnen’. 2. Het betreft de tekst van het register in noot 1 op de folio’s 19 verso t/m 21. De getranscribeerde tekst is te vinden op https://www.heemkundekringgemert.nl/1391-cvb430f19v/. 3. Bossche Protocollen R1198 f7. Regesten van de Bossche Protocollen met betrekking tot Gemert zijn te vinden op de website van de heemkundekring als Gemertse Bronnen deel 10a. 4. Ad Otten, Refugiehuis Gemert in ’s-Hertogenbosch, Gemerts Heem 2005, nr. 4. 5. KADO inventaris nr 658. Voor een transcriptie zie de website van de heemkundekring Gemertse Bronnen deel 12, oorkonde dd. 9-6-1386. 6. Cijnsboek Heer van Helmond 1406-1421. Pierre van de Meulenhof transcribeerde de oudste Helmondse cijnsregisters over Bakel en publiceerde die op de CD-ROM Bakelse Geschiedenis. 7. Deze en volgende gegevens over de families Van der Eijcken zijn verder uitgewerkt op: https://www.jantimmerscultuurhistorie. nl/middeleeuwse-families/nakomelingen-van-thomas-van-gemert-en-de-familie-van-der-eijken/. Veel gegevens zijn ook te vinden in de aantekeningen uit de Bossche Protocollen van Gemert en Bakel, te vinden op de website van de heemkundekring bij Gemertse Bronnen deel 10a en deel 10b. 8. https://www.jantimmerscultuurhistorie.nl/nederzettingen/historie-omgeving-neerstraat-8-in-bakel/. 9. Bossche Protocollen R1216 f96 dd 5-7-1446. 10. Zie voor de reconstructie: Jan Timmers, Het goed Nieuwenhuis op Milschot, Gemerts Heem 2009, nr. 3

 

De vermoedelijke omvang van de middeleeuwse hoeve Ter Eijcken, aangegeven als rode stippellijn op de kadasterkaart van 1832. De rode ster geeft de meest waarschijnlijke plaats aan van de oudste locatie. Dat is het erf van het huidige adres Tereijken 29.10

Gezicht op de plaats waar eens de gebouwen stonden van de middeleeuwse hoeve Ter Eijcken.

Fragment van het register van het Huis van Gemert, archief Commissie van Breda, folio 19v. Bovenaan de opsomming van de erfpachtinkomsten van de Duitse Orde en daaronder de aanhef van de oorkonde van 1391: “kopie uit een bezegelde brief van de hoeve ter Eijcken, de welke die partijen hebben’.

GH-2023-1-35-40-De-Hoeve-Ter-Eijcken-van-pacht-naar-erfpacht.pdf

GH-2023-1-Aanvulling Gemerts Woordenboek

Voor opmaak in pdf: klik hier

W i m Vo s

Aanvulling Gemerts Woordenboek

In 2021 heb ik het bekende sprookje ‘Hans en Grietje’ van de Gebroeders Grimm (in de vertaling van Nico Rost in Deel I van Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen) vertaald in het Gímmers, waarbij ik me enigszins heb laten beïnvloeden door een Brabantse versie. Ik deed dat om ontbrekende woorden in mijn Gemerts Woordenboek van 2017 te achterhalen. Bij het zoeken naar de woordenschat voor dat woordenboek ontdekte ik dat mijn talrijke zegslieden vooral zeer afwijkende woorden aandroegen, waarvan ze dachten dat ik die niet zou hebben in mijn verzameling. Bovendien wist ik dat ik om gezinstaal of ideolect te voorkomen, woorden moest vermijden die alleen mijn familie en ik kenden. Sprookjes hebben het voordeel dat ze in eenvoudige volkstaal overgeleverd worden (en later opgeschreven). De kans is dus groot dat je ook eenvoudige woorden tegenkomt die ook in het Gemerts dialect voorkomen en dus ook thuishoren in een Gemerts Woordenboek. Hieronder de resultaten voor Hans èn Grietje. De voorbeeldzinnen bij de woorden zijn zo algemeen mogelijk gehouden en niet noodzakelijk letterlijk uit het sprookje. De resultaten vanuit andere sprookjes volgen nog.

Mijn dank aan Harry Slits voor zijn medewerking.

flikker 3

v ev/geen mv: lor, zier. Gín flikker: niets. Haj duu

d’n állengen dág gín flikker: hij doet de hele dag

geen lor. Gaj wít ok gín aën flikker: jij weet ook

helemaal niets.

fóntejn

m ev/mv -e: verkl -tje: 1. (imkerij:) voederbak. 2.

fontein. ’t Wátter in ’t fóntejntje waor nòg kaaw.

gisterenaovend

bw van tijd: gisteravond. Die stèèm klónk haël

anders as gisterenaovend.

gisteremèèrge

bw van tijd: gistermorgen. Gisteremèèrge héb ik

’m nòg gezien.

kiepevlís

o ev/geen mv: kippenvlees. Ze aëte dik kiepevlís:

ze eten vaak kippenvlees.

klapkougum

m ev/geen mv: klapkauwgum. De vloewr zaot vól

mí klapkougum geplèkt.

kwattareep

v ev/mv -e: chocoladereep. Van de Éngelse sóldaote

kríg oew meekírres kwattareepe: van de Engelse

soldaten kregen we soms chocoladerepen.

lòllie

m ev/mv -s verkl -ke: lolly. De joong zaoten allemol

án ’ne lòllie te lèkke: de kinderen zaten

allemaal aan een lolly te likken.

ónderdeur

v ev/mv -dùrre verkl -dùrke: benedenste gedeelte

van een deur die in twee gedeelten is verdeeld,

vooral in oude boerenwoningen. Háns, ’t bruurke

van Grietjes, mákte de ónderdeur oopen èn sloop

no baojte.

ónderdùr

bw van plaats: onderdoor. D’n draod hóng te líg

èn haj kós ’r nie ónderdùr. Ook fig. Haj góng ’r án

ónderdùr.

ópkòmme

ww onoverg (vormen, zie kòmme, is ópgekòmme):

opkomen (van de zon, maan). De zoon kömt

al vruug óp. As daolek de maon ópkömt, dan zal

oew de wég wél trugvinge.

slaop

m ev/geen mv verkl slùpke. Èn toew viejle ze wír

in slaop.

snoeppepiejr o ev geen stofn: snoeppapier. De

gerdejne van ’t heuske van de héks waore van

snoeppepiejr.

taojt

v ev/mv -e verkl -je: 1. (mod.) tuit van de koffiepot,

theepot. 2. tuit, de spits toelopende punt

van een traan. Grietje skrùwde traone mí taojte.

toovere

ww (-t, -de, h. getooverd): 1. onoverg.: toveren,

heksen. Ge vraogt nògal wa, ik kan nie toovere.

  1. overg.: Ze tooverde vanalles baj-ín.

tooverdrank

m ev/mv -e verkl -drènkske: toverdrank. Dan kan

ik mee-imbesant m’n tooverdranke vèrregmaoke,

zí de héks.

traon

v ev/mv -e verkl trántje: traan Traone mí taojte

skrùwe: tranen met tuiten huilen.

trugvinge (-vénge, -vinde)

ww overg (vormen, zie vinge, h.truggevónge/-gevónde:

terugvinden. As daolek de maon ópkömt,

dan zal oew de wég wél trugvénge.

vinge (vénge, vinde)

3.’róp vinge: bedenken. Ik ving/véng/vind ’r wél

iejt óp: ik bedenk er wel iets op.

Nederlands – Gímmers

bedenken: (zie vinge 3)

chocoladereep: kwattareep

fontein: fóntejn 2

gisteravond: gisterenaovend

gistermorgen: gisteremèèrge

heksen: hékse, toovere

kippenvlees: kiepevlís

klapkauwgum: klapkougum

lolly: lòllie

lor: (zie flikker 3)

niets (helemaal -): (zie flikker 3)

onderdeur: ónderdeur

onderdoor: ónderdùr

opkomen (zon, maan): ópkòmme

snoeppapier: snoeppepiejr

toveren: hékse, toovere

tuit v.e. koffie-/theepot/traan: taojt

zier: (zie flikker 3)

 

GH-2023-1-41-42-Aanvulling-Gemerts-Woordenboek.pdf

GH-2023-1-De IJmelbeek

Voor opmaak met illustraties: klik hier

H e n k v a n B e e k

Als Aarlese heemkundekring ontvangen we periodiek het blad Gemerts Heem. Het is een prachtig verzorgd blad met veel interessante artikelen (ook voor Aarlesen!). Zeker als een dergelijk artikel grensoverschrijdend gedrag vertoont. Want sinds de strijd om de Snelle loop zijn wij in Aarle op ons qui vive! Zo ook bij het lezen van diverse artikelen waarin de IJmelbeek de revue passeert. Want uiteindelijk vormt de IJmelbeek van oudsher de grens tussen Grotel en het Aarles Broek, langs de Biezen, geflankeerd door een landweer.

Ik was wat verbaasd over de betekenis die in een van die artikelen aan de naam IJmelbeek wordt toegekend.1 Daar wordt deze naam gerelateerd aan de emelt, de larve van de langpootmug. Ik ben bepaald geen complotdenker, maar wel gevoelig voor dingen die in mijn ogen niet correct zijn. Toen ik in Gemerts Heem las dat ‘ijmel’ een synoniem zou zijn van ‘emelt’, moest ik daar op reageren. Dat kon toch niet waar zijn! Emelten leven in grasland, zoals in gazons – die overigens best een beetje vochtig mogen zijn – maar zeker niet in het water! Na enig speurwerk in mijn bronmateriaal kwam ik er achter dat ‘ïjmel’ mogelijk een oud-Keltisch woord is voor ‘grens’. Om dit zeker te weten ondernam ook ik een grensoverschrijdende actie. Want toevallig woont een kennis van mij – Lawrence Priestly – in Wales en daar gebruiken ze nog regelmatig van dit soort oud-Keltische woorden. Dus nam ik contact met hem op.

Per email schreef hij mij – samengevat – het volgende: “Dear Henk. Nice to hear from you. We are fine thank you. I have found a Welsh word, that may be connected to IJmel-beek in Aarle-Rixtel. The Welsh word Ymyl, (pronounced in English ermil), means border, edge, side, margin or rim, an old Celtic word. This could mean your stream is the ‘border stream’? Hope this helps. Kind regards, Lawrence” Vertaald naar het Nederlands betekent ‘Ymyl’: ‘grens’, ‘kant’, ‘zijkant’, ‘marge’ of ‘rand’. En dat kan kloppen, want de IJmelbeek markeert ter plaatse onmiskenbaar de grens tussen Bakel en Aarle-Rixtel. Het zou heel goed kunnen dat het woord ‘IJmel’ rond het begin van onze jaartelling hier in onze streken ook in zwang was! De meeste –van oorsprong– Keltische woorden zijn inmiddels uit onze taal verdwenen of ze zijn verbasterd, zoals de plantennaam Hondsdraf wat een verbastering is van ‘Gondrave’, wat ‘etterrank’ betekent (het sap van deze plant helpt tegen kleine ontstekingen en huidirritaties, zoals de prik van een brandnetel). Wie wil, kan met mij een keer een rondje ‘de Biezen’ doen en met eigen ogen onze IJmelbeek aanschouwen.

Noot: 1. Jacques van der Velden, Ymelbeke, waar de naam vandaan komt, Gemerts Heem 2020, nr. 3.

De Biezen met de IJmelbeek

 De IJmelbeek met daarlangs de landweer in de Biezen

GH-2023-1-27-28-De-IJmelbeek.pdf

GH-2023-1-Kiek Naw-Doonheide schrijft geschiedenis

Voor opmaak met illustratie: klik hier

Paul Verhees (tekst en foto)

De oranje fietsbrug op Doonheide gaat de geschiedenis in als de eerste 3D-geprinte fietsbrug ter wereld. In 2017 was de plaatsing van de brug wereldnieuws. Televisiebeelden zijn tot ver over de grenzen van onze commanderij uitgezonden. De brug die de Lieve Vrouwesteeg over de Peelseloop voert, is acht meter lang en helemaal uit een printer komen rollen. Hij bestaat uit voorgespannen en gewapend beton, dat is geprint in achthonderd laagjes. De brug is vervolgens ter plekke door bouwbedrijf BAM Infra in elkaar gezet.

Het is de eerste brug die ooit zo is geproduceerd. Sinds 2021 zijn er grotere 3D-geprinte bruggen: een 29 meter lange betonnen brug in het Nijmeegse parkje Geologenstrook en een twaalf meter lange stalen brug over een gracht aan de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. Stuk voor stuk staaltjes van technisch vernuft. Maar Doonheide was eerst!

Nu de wijk weer gaat groeien, ben ik nog eens gaan kijken naar die brug aan de noordkant van Doonheide. En ik dacht: wat maakt die geprinte brug nou zo bijzonder? Niemand is komen kijken toen ik thuis een print van die brug maakte.

GH-2023-1-14-Kiek-Naw-Dooonheide-schrijft-geschiedenis.pdf

GH-2023-1-Wat kranten schreven over De Goede Moordenaar

Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

Pa u l Ve r h e e s

De Gemertse kuiper Martinus van Ansem zal best een leuke dag hebben gehad op het festival in Aarle-Rixtel. Vermoeiend ook, en waarschijnlijk nogal wat drank in zijn lijf. Maar dat vermeldden de kranten niet die in 1908 berichtten over een ongeluk met de stoomtram van Helmond naar Gemert. In de tram op weg naar huis sukkelde Van Ansem in slaap en viel uit de wagen. Hierbij werd zijn rechterhand zodanig verbrijzeld, dat die moest worden geamputeerd.

Anderen brachten het er in de loop der jaren nog slechter vanaf. De stoomtram die van 1883 tot 1935 door Gemert reed, kreeg in de volksmond de naam De Goede Moordenaar. ‘Goede’, want de tram ontsloot Gemert op het spoorwegnetwerk via de stations in Helmond en Den Bosch.

Reizen vanuit Gemert werd veel gemakkelijker. Ook het vervoer van dieren en goederen ging voortaan veel eenvoudiger. Gemert werd opgestoten in de vaart der volkeren. Maar ook: ‘Moordenaar’, want nogal wat mensen vonden door de tram de dood of werden voor het leven verminkt.

Cynisch reisverhaal

In een cynisch reisverhaal onder de titel ‘Lollig’ komen we de bijnaam ‘De Goede Moordenaar’ voor het eerst tegen in een krantenartikel. Een zekere R. beschreef in de Helmondsche Courant van 29 april 1911 zijn reiservaringen met de stoomtram. Uit zijn verhaal blijkt dat reizen met de tram geen pretje was. “Van Helmond naar Den Bosch en van Vechel naar Oss loopt een kruiwagen, met stoom. Hij heeft verschillende namen. De officiële: Stoomtram ’s Hertogenbosch-Helmond. In den volksmond: de goede moordenaar.’ ’t Is een ellendig ding, vond de schrijver. Grote ongelukken maakte R. niet mee op zijn reis, maar ook de kleine irriteerden hem. “Wachten bij de Drie Ossen. Wacht… wachten… Eindelijk komt van den overkant de tram van de andere richting… nog wachten. Onderwijl groote verhandelingen over weggerolde aardappelen uit een stukgeganen zak.’ Verderop in dit Heemartikel over de Goede Moordenaar citeren we uit een krantenartikel over een ernstig ongeluk dat een stoker overkwam. In zijn reisverhaal gaf R. ons al een indruk van het gevaarlijke werk van zo’n stoker, waar de arbeidsinspectie vandaag de dag een stokje voor zou steken: “Stokerjoggie duwt telkens met een lang ijzer de wisselnaald terug. Als de laatste wagen er over is, holt hij langs de tram op en springt op de vierkante machine. De tram zet door, begint te haasten…’ Daar moesten ongelukken van komen. En die kwamen er ook. In kranten tussen 1883 en 1935 vinden we alleen al in Gemert en omgeving veertien dodelijke ongelukken en vijftien letselongevallen. Het kunnen er in de 52 jaren dat de tram heeft gereden veel meer geweest zijn, maar niet elk ongeluk zal de krant gehaald hebben en in de archieven is vast niet alles terug te vinden.

Echte moord in Gemert

Een jaar na zijn intrede had de tram kennelijk al de reputatie een ‘moordenaar’ te zijn. Drie Gemertenaren wilden die bedenkelijke status misbruiken door het gevaarte een moord in de wielen te schuiven, maar dat plan mislukte. Dagblad De Zuid-Willemsvaart deed er op 18 juni 1884 uitvoerig verslag van: “Eenige weken geleden zag de machinist van de stoomtram ’s-Bosch- Helmond onder de gemeente Gemert een man dwars over de rails liggen. Hij had het geluk nog tijdig te kunnen stoppen en den man van den weg te verwijderen. Toen bleek, dat deze een inwoner van Gemert was, die geheel bewusteloos was.’ De man werd naar huis gebracht en leefde volgens de krant nog enkele dagen zonder bij bewustzijn te komen. Hij had voor zijn overlijden geen woord meer gesproken. “Zijn dood werd toegeschreven aan een val en na de begrafenis werd weinig meer over de zaak gesproken’, wist de krant. Maar toen nam het incident een wending die eigenlijk alleen schrijvers van misdaadromans kunnen bedenken. “Langzamerhand echter kwamen er geruchten in omloop, die later meer bepaalde vormen aannamen en een drietal ingezetenen van Gemert werden als moordenaars van den ongelukkigen aangewezen. Die geruchten zijn, naar thans blijkt, niet van grond ontbloot’, zo berichtte De Zuid- Willemsvaart.

Zwaar geboeid naar Roermond

Op maandag 16 juni 1884 kwam een delegatie van Justitie uit Roermond naar Gemert om de zaak te onderzoeken. Die had ‘het lijk doen opgraven en door een paar geneesheren doen schouwen. Er moet gebleken zijn dat de dood aan gewelddadigheden moet worden toegeschreven. Een veertigtal getuigen zijn gehoord, waarna een drietal inwoners van Gemert in arrest genomen en onder sterk geleide en zwaar geboeid naar Roermond is overgebracht’, meldde de krant. Wat was er dan wel gebeurd? “Zij zouden den ongelukkige hebben doodgestompt en hem op de rails van den tramweg hebben gelegd, in de hoop dat hij zoude worden overreden en daardoor de aandacht zoude worden afgewend. De moord wordt aan wraak toegeschreven. Eenige jaren geleden, zegt men, heeft de vermoorde de drie gearresteerden bij de politie aangeklaagd wegens het visschen zonder akte. Daarvoor heeft hij nu moeten boeten.’ Tragisch, maar de stoomtram werd hierdoor geen moordenaar. Niet in dit geval. Bleven over de slachtoffers die wel door de tram om het leven kwamen of ernstig gewond raakten. En dan nog was het niet altijd de schuld van de tram of zijn bestuurder.

Verschrikkelijk ongeluk

Op 28 december 1912 vond een student van de Latijnse School in Gemert de dood in Heeswijk, toen hij als passagier meereisde op de stoomtram. Diverse kranten schreven over een ‘verschrikkelijk ongeluk’. Je had niet als getuige in die tram willen zitten, als je de details van het ongeluk leest, zoals de journalisten die heel beeldend onder woorden brachten. Ze beschreven een uitgelaten stemming, die eindigde in een drama. “Met de stoomtram waren een aantal studenten van het gymnasium te Gemert naar ’s Hertogenbosch vertrokken, om thuis de Kerstvacantie te gaan doorbrengen. Onder de studenten heerschte nogal groote opgewektheid, wat zich wel verklaren laat, doch waarbij niet steeds de noodige voorzichtigheid werd in acht genomen, zoodat het trampersoneel herhaaldelijk moest waarschuwen’, aldus de kranten. En toen ging het mis. “Onder Heeswijk, ongeveer ter hoogte van de boerderij tegenover het kasteel, beging een van de studenten, die achter op de tram stond, de onvoorzichtigheid om het lichaam buiten den wagen te steken, om zo tegen de ruiten te tikken, waarvoor zijn kameraden zaten. Hij heeft daarbij natuurlijk niet gedacht aan de boomen, die langs den weg staan en kreeg zoo’n hevigen slag, dat hij door de ruit werd heengedrukt.’

Gruwelijk

Vindt u dit al gruwelijk? Sla dan deze alinea over. “Zoo bleef hij hangen, werkte het hoofd nog terug, doch kreeg van de volgende boomen telkens opnieuw een slag. De tram werd zoo spoedig mogelijk tot staan gebracht, doch de ongelukkige die verschrikkelijk verminkt was en enorm veel bloed had verloren, was reeds een lijk.’ Ontreddering alom. “Onmiddellijk werd teruggereden naar Heeswijk, waar geestelijke en geneeskundige hulp spoedig ter plaatse was. Zij was echter overbodig. Men kan zich de verslagenheid voorstellen, die onder de studenten en de overige trampassagiers heerschte. Zooals uit het bovenstaande blijkt, is het ongeluk geheel te wijten aan onbedachtzaamheid van het slachtoffer zelf en treft het trampersoneel niet de minste schuld.’

Onvoorzichtig

Onvoorzichtigheid van passagiers was vaker de oorzaak van dodelijke ongelukken. Een paar maanden voor dit ongeluk gebeurde, kwam in oktober 1912 de Deurnenaar G.B. in Gemert om het leven. “Hij wilde op de stoomtram Den Bosch-Helmond springen, doch kwam bij het afscheid nemen tegen een telefoonpaal aan, waardoor hij onder de tram geslingerd en onmiddellijk gedood werd’, meldden enkele kranten over dit ongeval. De eerste stoomtram op de lijn ’s Hertogenbosch- Helmond reed op 1 mei 1883. Nog in diezelfde maand, op 25 mei, viel het eerste dodelijke slachtoffer. In Erp werd een vrouw overreden door de tram. “Zij bleef op de plaats dood’, schreef de Nieuwe Haarlemsche Courant, die eraan toevoegde: “Vermoedelijk werd het ongeluk door eigen onvoorzichtigheid van de vrouw veroorzaakt, doordien zij namelijk, in een waggon 1e klasse gezeten, wilde overstappen in de 2e kl.-waggon.’ Het is niet vreemd dat dit bericht opduikt in de Nieuwe Haarlemsche Courant. In die tijd waren dodelijk ongelukken vaak landelijk nieuws. Berichten hierover werden meegenomen in landelijke en plaatselijke kranten van het hoge noorden tot het diepe zuiden. Op dinsdag 16 oktober 1883 meldde de Haagse Courant: “Zaterdagmiddag omstreeks 4 uren werd, tusschen Gemert en Beek-en-Donk, door den stoomtram ’s-Bosch- Helmond eene vrouw overreden. De ongelukkige werd geheel verpletterd.’ Dagblad De Zuid-Willemsvaart – dichter bij huis – wist er meer van: “Een treurig ongeluk had Zaterdag jl. onder deze gemeente plaats. Eene dove vrouw wandelde naar Beek op behoorlijken afstand van de rails van de tram, deze komt haar achterop, doch hoort het luide bellen van den machinist niet; toen de tram vlakbij was, merkt ze iets achter zich en willende uitwijken springt zij voor de machine. De machinist stopte en gaf onmiddellijk tegenstoom, zoodat de geheele trein onder een geweldige schok en merkelijke beschadigingen bijna op den slag stilstond en de machine vierkant uit de baan sprong – maar de vrouw was er te kort bij geweest en werd levenloos onder de locomotief uitgehaald.’

Meegesleept

Op 17 december 1923 berichtte de Limburger Koerier over een dodelijk ongeluk bij café De Drie Ossen in Gemert. “De 65-jarige A. v. Uden uit Erp, die zijn zoon naar de Helmondsche markt vergezelde, week, toen de stoomtram uit Gemert passeerde, in de verkeerde richting uit. De man werd gegrepen en een eindweegs meegesleept. Nadat de tram tot stilstand was gebracht, bleek het slachtoffer een voet te zijn afgereden, terwijl hij tevens aan het hoofd gekneusd was. In het ziekenhuis overleed hij kort daarna.’ Soms wijdden regionale kranten maar een regeltje aan een dodelijk tramongeluk. De Nieuwe Tilburgse Courant van 22 december 1924: “Gisteravond is onder de gemeente Gemert door den stoomtram Den Bosch-Helmond een jongeman uit Den Bosch, zekere F., doodgereden.’ Op 9 december 1931 bracht de Bredasche Courant onder de kop ‘Onder een stoomtram – Doodelijk ongeluk te Gemert’ een meer gedetailleerd bericht over alweer een tramongeluk in Gemert: “Hedenmorgen is te Gemert een ongeval met doodelijken afloop gebeurd. De 20-jarige H. Wassenberg kwam ’s morgens zijn vriend Meijer afhalen om gezamenlijk naar de fabriek te fietsen. Wassenberg had zijn fiets tegen het huis laten staan. Toen hij de tram hoorde naderen, die om ongeveer half zeven uit de richting Helmond te Gemert arriveert, begaf hij zich naar buiten om zijn fiets weg te nemen. De tram was toen echter reeds halverwege gepasseerd. Wassenberg is toen op onverklaarbare wijze onder de tram geraakt en op slag gedood.’ Ook kinderen werden slachtoffer van de Goede Moordenaar. De Zuid-Willemsvaart schreef op 22 maart 1884, bepaald niet terughoudend met details, over een ongeluk ‘nabij herberg de blauwe Falien’. “Terwijl de stoomtram langs die huizen passeerde, kwam een kind van ruim drie jaar uit een huis geloopen en liep vlak voor den tram, met het treurig gevolg dat het onder de locomotief geraakte en het eene beentje geheel werd afgereden terwijl het andere er nog even aanhing. Na eenige oogenblikken was het kind een lijk.’ Op dinsdag 6 december 1887 ging het weer mis. De Zuid-Willemsvaart meldde in een bericht dat het 8-jarige zoontje van J. Dirks ‘de onvoorzichtigheid had, op den in loop zijnden tram te springen’. Het kind viel er af, kwam onder de laatste wagen en overleed twee dagen later aan zijn verwondingen. In februari 1888 verongelukte volgens een bericht in De Zuid-Willemsvaart een Amsterdamse koopman die van Gemert naar Veghel wandelde en ‘dom genoeg in de lijn van de tram was gaan loopen’. En op 15 juli 1893 schreef de krant over ‘een algemeen geacht inwoner, de 70-jarige J. van Lieshout’ die ook al onder de wielen van de tram kwam. “Voorzien van de laatste Sacramenten overleed de ongelukkige nog dezelfden nacht.’ Dan was er nog een 21-jarige M. uit Asten die op zondagavond 11 september 1898 ‘van het balkon tuimelde’ toen door een bocht in de weg ‘een hevige schok werd veroorzaakt’. “De droefheid van den vader te beschrijven, die ’s anderendaags het lijk van den ongelukkige zoon kwam halen is onmogelijk’, aldus De Zuid-Willemsvaart.

Veel impact

Heel veel impact had het ongeluk dat een oudere vrouw op dinsdagavond 17 april 1928 in Gemert overkwam. Een nieuwsbericht hierover verscheen in heel veel kranten. Hier uit De Standaard: “De 75-jarige juffrouw W. Hendriks is gisteravond om kwart voor negen te Gemert door de stoomtram gegrepen en onmiddellijk gedood. Het ongeval is veroorzaakt, doordat zij uitweek voor een automobiel en de onmiddellijk achter haar komende tram niet heeft gezien.’ De tram had inmiddels de glans van het ‘goede’ behoorlijk verloren en werd steeds meer gezien als een ‘moordenaar’. Vier dagen na het ongeluk verscheen op de voorpagina van dagblad De Zuid-Willemsvaart een pittig commentaar waarin met de beschuldigende vinger naar de Stoomtram Maatschappij werd gewezen.

“De nadere bijzonderheden, ook in ons blad vermeld over het ongeluk te Gemert, waarbij een 75-jarige vrouw onder de stoomtram kwam en letterlijk in stukken werd gereden, vestigen opnieuw de aandacht op een achterlijken toestand: de zeer gebrekkige en geheel onvoldoende verlichting aan den kop der tramtreinen.’ Schrijver legde uit dat de locomotief aan de voorkant slechts twee ouderwetse petroleumlampen voerde, waardoor de tram in het donker slecht zichtbaar was voor ander verkeer en “de machinist bij donkeren avond slechts een paar meter voor zich kan uitzien en dus onmogelijk tijdig kan stoppen, wanneer hij iets op de rails bemerkt’. “In het tragische geval te Gemert heeft de machinist niets op de trambaan gezien en pas aan het schokken der machine gemerkt dat hij iets of iemand moest hebben overreden.’ Het betoog in De Zuid-Willemsvaart eindigde met een concrete oproep: “De gebrekkige lichten aan tramlocomotieven zijn een bespotting van de veiligheid. De voorschriften, waarop het gebruik van petroleumlantaarns misschien steunt, moeten met spoed worden gewijzigd. Kunnen in afwachting daarvan de tramondernemingen zèlf niet voor een krachtig aanvullend licht zorgen?’

Veroordeeld

Soms werd trampersoneel wel persoonlijk afgerekend op nalatigheid waardoor het een ongeluk had veroorzaakt. In september 1887 werd de machinist van een stoomtram door het gerechtshof in Den Bosch in hoger beroep veroordeeld tot vijftien dagen gevangenisstraf voor het veroorzaken van een ongeluk in Gemert, waarbij een man gewond raakte. De machinist had ‘bij de kromming van den provinciale klinkerweg’ nagelaten ‘door eenig signaal de nadering van den tram aan te kondigen’. Daardoor reed de tram tegen een tegemoetkomend paard met kar. “Het paard is gevallen en een in de kar gezeten landbouwer uit Oeffelt bekwam een verwonding aan het rechterbeen, tengevolge waarvan deze is verhinderd geworden zijne beroepsbezigheden uit te oefenen.’ In 1896 maakte de Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant melding van de veroordeling van een conducteur door het Bossche gerechtshof. Hij kreeg een celstraf van zes weken opgelegd, maar hij kreeg bij koninklijk besluit strafvermindering. “Deze is thans veranderd in eene maand hechtenis.’ Wat er fout ging is in de archieven niet te achterhalen. De krant sprak van ‘het bekende ongeluk nabij Gemert’, maar er zijn in de voorafgaande maanden geen krantenberichten van tramongelukken aangetroffen. Of het zou moeten gaan om een ernstig ongeluk anderhalf jaar voor de gerechtelijke uitspraak. In januari 1894 schreven verschillende kranten over het ongeluk dat een 16-jarige jongen overkwam, toen hij in Gemert op de tram wilde stappen.

‘Welk een toekomst!’

“De stoker van de stoomtrein, die te 8.30 uur van Helmond vertrekt, wilde Zaterdagavond te Gemert op de in beweging zijnde machine stappen, gleed uit en kreeg het gevaarte over beide beenen. De ongelukkige – een jongen van ongeveer 16 jaar – werd in zorgvollen toestand naar het Liefdeshuis overgebracht. De knaap leeft nog. Het eene been is hem afgezet en ook voor het andere bestaat vrees, dat het dezelfde operatie moet ondergaan.’ De kranten toonden medelijden. De Gooi- en Eemlander: “De ongelukkige zal dus voor zijn geheele leven – indien hij er het levend afbrengt – verminkt zijn.’ En het Rotterdamsch Nieuwsblad: “De arme jongen zal zeer waarschijnlijk het andere been ook nog moeten missen. En dan eerst 16 jaar! Welk een toekomst!’ Niet alle ongevallen hadden een dodelijke afloop, maar ernstig waren ze vaak wel. Zo was kleermaker K. uit Mierlo op weg naar Gemert van het balkon van de tram gevallen en bekneld geraakt tussen de wagen en een telefoonpaal. “Door het trampersoneel medegenomen naar Beek, werd hij aldaar in het gasthuis onder geneeskundige behandeling gesteld’, meldde de Nieuwe Haarlemsche Courant. In december 1887 wilde een jongen in Gemert op een rijdende tram springen en viel eronder “zoodat hem beide beenen werden afgereden. Zijn toestand is hopeloos’, aldus het Nieuws van Dag. Of de jongen later alsnog is overleden, is niet terug te vinden in de krantenarchieven. Soms hadden mensen bij het uitstappen niet het geduld om te wachten tot de tram was gestopt. De Limburger Koerier schreef in november 1896: “GEMERT. Met de stoomtram is hier aangebracht een vrouw, die van de tram stapte, voor deze geheel stil stond, met het ongelukkig gevolg, dat ze werd gegrepen en zoodanig tusschen de wielen geklemd geraakte, dat meer dan een ó uur noodig was, om haar te kunnen verlossen uit hare hachelijken toestand, wat eindelijk gelukte door een stuk uit den bodem van een der wagens te zagen. Bij hare bevrijding bleek, dat haar rechter voetgewricht aan den enkel geheel vaneengescheurd was, zoodat de beenderen naar buiten staken, terwijl ook de linkervoet vrij ernstig was gekneusd. Gelukkig kon onmiddellijk geneeskundige hulp worden verleend door den heer dr. Kuiper, die juist ter plaatse was.’

Onbesuisd rijden

In 1902 was dagblad De Noord-Brabanter alle ongelukken ook beu. Na een aanrijding tussen twee trams in Veghel met veel materiële schade en een lichtgewonde passagier schreef de krant: “Het is te hopen, dat door de Directie betere maatregelen genomen worden om dat onbesuisd rijden te voorkomen, waarover in het algemeen zeer geklaagd wordt.’ Soms bleven ongelukken met de stoomtram beperkt tot materiële schade of lichte verwondingen. In maart 1893 ontspoorde de stoomtram tussen Erp en Gemert. Uit het Rotterdamsch Nieuwblad: “Gelukkig werd de locomotief in haar vaart gestuit door een aan den weg staanden boom, waardoor groote ongelukken werden voorkomen. Nu bepaalde de schade zich tot een rijtuig 2e klasse, waarvan het balkon geheel werd verbrijzeld, terwijl de zich daarop bevindende passagier eenige kneuzingen aan het hoofd ontving.’ En het Nieuws van de Dag berichtte op 8 april 1904: “Tusschen de stations Gemert en Koksche brug is Woensdag de stoomtram Den Bosch-Helmond ontspoord. Een veewagen met vier varkens moest uit den trein verwijderd worden. De dieren kregen geen letsel en ook van het personeel werd gelukkig niemand gekwetst. Het ongeval veroorzaakte alleen ruim een half uur vertraging.’

Mensch onwaardig

Soms ook werden ongelukken tijdig voorkomen. In april 1903 schreef De Zuid-Willemsvaart: “Zondagavond zijn er op twee plaatsen op de lijn der stoomtram ’s Bosch-Helmond, door de rijdende treinen hindernissen ondervonden. Te Gemert even buiten de kom had men een daar voor de handliggend stuk hout en te Nistelrode een telegraafpaal op de lijn gelegd. Gelukkig werden de voorwerpen ontdekt en verwijderd, zonder stoornis of ongelukken te veroorzaken. De avond was zeer donker en gunstig dus voor de laffe daden, de bedrijvers mogen echter wel eens nadenken wat ze doen, dit zijn daden den mensch onwaardig.’ Aan de reeks ongelukken met de Goede Moordenaar kwam een einde, toen busdiensten de tramverbindingen meer en meer overnamen. In 1935 reed de laatste tram door Gemert en tussen 1937 en 1939 zijn de tramrails in Gemert opgeruimd. En die ongelukkige Martinus van Ansem die in 1908 op 25-jarige leeftijd zijn rechterhand verspeelde bij een val uit de tram? De gehandicapte man trouwde zeven jaar na zijn ongeluk met Johanna Verhofstadt. Hij overleed in 1958, toch nog 74 jaar oud geworden.

Bronnen: Voor dit artikel is gebruikt gemaakt van krantenberichten die zijn gevonden in de digitale databank Delpher.nl van de Koninklijke Bibliotheek die is te raadplegen op internet.

 

De stoomtram op de lijn Den Bosch-Helmond reed van 1883 tot 1935 door Gemert en kreeg vanwege de vele dodelijke ongelukken die ermee gebeurden de bijnaam De Goede Moordenaar. (Foto Brabants Historisch Informatie Centrum VEG1501)

 De tramrails lagen pal voor de gevel van herberg De Drie Ossen aan de Beeksedijk, waar ook een halte was. De foto is gemaakt omstreeks 1915. (Foto hkk01930 uit de Beeldbank van Heemkundekring De Kommanderij Gemert)

Van ongelukken met de stoomtram in Gemert zijn geen foto’s bekend. Deze foto is in 1932 gemaakt in Uden, waar bij de Rakt een tram en vrachtwagen tegen elkaar botsten. De fiets die tegen de tram staat is van de ambtenaar onregelmatigheden T. Hammecher van de tramwegmaatschappij. (Foto Brabants Historisch Informatie Centrum UDE1564)

 Op deze foto van de Kerkstraat, voor het eerst gepubliceerd in de Brabantse Illustratie op 6 februari 1929, is te zien hoe voetgangers en paard met kar zich dicht langs de tramrails verplaatsten. Als de stoomtram passeerde, was het oppassen geblazen. (Foto hkk03379 uit de Beeldbank van Heemkundekring De Kommanderij Gemert)

 De laatste tram reed in 1935, waarna de rails zijn opgeruimd in de jaren 1937-1939. De prentbriefkaart waarop deze foto van het Kruiseind stond had een poststempel met jaartal 1936. (Foto hkk03665 uit de Beeldbank van Heemkundekring De Kommanderij Gemert)  

GH-2023-1-4-13-Wat-kranten-schreven-over-De-Goede-Moordenaar.pdf

GH_2023-1-Hoedobjecten van Jacobine Bekkers

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Pa u l Ve r h e e s

Zeven jaar geleden begon Jacobine Bekkers (59) uit Gemert met het maken van wat ze noemt hoedobjecten. Sindsdien heeft ze in rap tempo haar plek op kunstexposities veroverd en maakt ze tientallen kunstzinnige hoeden per jaar. In de traditie van Gemerts Heem om op de omslag elk jaar een podium te bieden aan een Gemertse kunstenaar, siert ze met haar werk de vier covers van dit huisorgaan van heemkundekring De Kommanderij Gemert in 2023.

Haar hoeden zijn niet per se om te dragen, al maakt ze die ook. Het Gemertse Tweede Kamerlid Inge van Dijk pronkte er al mee tijdens Prinsjesdag, als de dames-volksvertegenwoordigers zich traditioneel tooien met extravagante hoofddeksels. Maar Bekkers’ hoeden zijn niet altijd comfortabel om te dragen. Daar streeft ze ook niet naar. Een cursus hoeden maken brak ze al na drie lessen af, omdat ze zich te beperkt voelde in de in die cursus behandelde techniek voor draagbare hoeden.

Jacobine Bekkers laat zich voor het vormen van haar hoeden inspireren door de natuur. “Zoals de natuur mij voedt met ideeën maak ik mijn werk’, schrijft ze op haar website www.kleurtjes.nl. “Extravagant, ruimtelijk, brutaal, onconventioneel… en verrassend.’ Bekkers werkt veel met textiel, vilt, rubber, kunststoffen en andere materialen die ze bruikbaar vindt. “Stoeiend en spelend met vorm en kleur kom ik tot mijn hoedobjecten’, legt ze uit.

De hoed die op de omslag staat, kan ook op een andere manier omgevouwen worden en ziet er dan heel anders uit.

GH_2023-1-3-Hoedobjecten-van-Jabobine-Bekkers.pdf

GH-2023-1-Inhoudsopgave

Voor op maak in pdf: klik hier

Jaargang 65, 2023, nr 1

 

Inhoudsopgave

Hoedobjecten van Jacobine Bekkers Paul Verhees ……………………………………………………………………..1
Wat de kranten schreven over De Goede Moordenaar Paul Verhees ………………………….2
Kiek naw – Doonheide schrijft geschiedenis Paul Verhees …………………………………………………12
Boerderijen in de Kromstraat Jan Timmers …………………………………………………………………………………..13
De IJmelbeek Henk van Beek …………………………………………………………………………………………………………………….25
Graven echtpaar Van de Westelaken-Smits en dochter Anna Cas Jamin …………..27
De hoeve Ter Eijcken, van pacht naar erfpacht Jan Timmers …………………………………………33
Aanvulling Gemerts Woordenboek Wim Vos… ……………………………………………………………………………. .39

 

Grafische verzorging Neel van Eupen
Drukwerk Weemen Web | Print | Promo
Omslag Jacobine Bekkers (foto Paul Verhees)

GH-2023-1-Inhoudsopgave.pdf

GH 2020-01 Kapittelstokjes: Een boterwaag als poort voor Gemert

Jan Timmers

In het Kommanderij Archief bevindt zich een dossier met daarin een uitgebreid voorstel voor de bouw van een boterwaag. Een gebouw waarin mensen boter, maar ook andere koopwaren kunnen laten wegen, voordat ze aangeboden worden op de markt. Het is een heel ambitieus plan uit 1731. Het voorstel omvat een monumentaal gebouw, geheel onderkelderd. Het zou gebouwd moeten worden langs de huidige Kasteel-Rips en de doorgaande weg zou er onderdoor moeten gaan lopen. Die doorgaande weg is het huidige Binderseind. Het waaggebouw zou het uiterlijk krijgen van een heus poortgebouw en zou de toegangspoort tot de markt (het huidige Ridderplein) moeten gaan vormen. Het heeft er alle schijn van dat het bij een plan is gebleven.

Als het was uitgevoerd zou dat beslist beter bekend zijn en meer sporen in archiefstukken hebben moeten achterlaten. We zien dat er nog geen 16 jaar later, in 1747, opnieuw een vermelding voorkomt van de bouw van een boterwaag. Het oude plan kwam te vervallen. Hieronder een deel van de letterlijke beschrijving van de boterwaag uit 1731:

“In sekere huijsinge ofte gebouw bestaende in twee apartementen met een kelder ende om de bequaemste plaetse, over seker rivierke langs de markt loopende genaemt de Loop, met een doorvaert int midden waer door de gemeene wegh loopt, alles volgens de drije annexe stukken in tekeninge daer van sijnde, sijnde den grondtslagh sub no 1 het gesight van vooren en achteren sub no 2 ende het gesight van wedersijde sub no 3 ende de voetmaete van hooghte, wijdte en breete getekent met de schale op voorschreven no 1. En soude door toedoen en bewillinge van sijne Hooghvorstelijke Eminentie moeten begiftight werden met het privilegie dat alle en een ieder buijten en binne heden henne booter en garen op de maendaghse wekelijke merktdagh binnen dese heerlijkheijt moghten te merkt brengen omme in voorgeschreven waeghuijs te mogen gewoogen werden.”

Er zitten drie tekeningen bij het plan. Op de plattegrond (grondtslagh) is bovenaan in de tekening met inkt De Rips ingekleurd, die onder de waag doorloopt.

Tekening nummer 2 is het aanzicht van voor en achter. (De inkt waarmee het dak is ingekleurd, is wel erg donker verkleurd.)

Tekening 3 is het zijaanzicht en deels de doorsnede.

Eén argument voor de bouw van de waag willen we nog noemen. Het zou zo uit een actueel voorstel van een projectontwikkelaar kunnen komen. Te mooi voorgesteld, maar een fraai stukje PR:

“Dat hier door occasie gegeven wort als op andere plaetsen, dat veele buijtenlieden niet alleen met boter en fijn garen, maar selfs met alderhande provisie en proviand te merkt koomen tott gerieff van alle inwoonderen die sij andersints kostbaerder en duurder moeten buijten halen, waer uijt dan voortvloeijt dat mede buijtenlieden ter merkt koomen, en ons ook tot voordeel der ingesetenen, veele verteringen in de gemeente gedaen werden.”

Het plan voor de waag was een heuse poort over het Binderseind waar De Rips onderdoor stroomt. Het lijkt een ambitieus prestigeproject, dat niet verder kwam dan de tekentafel.

Bronnen:

AKDOG, inv nr 631 van 10-10-1731 en Archief Gemert inv nr 812 anno 1747.

 

GH-2020-01-Kapittelstokjes-Jan-Timmers-Een-boterwaag-als-poort-voor-Gemert.pdf