GH 2020-01 Nieuwe straatnaam Maria Aertshof. Wie was Maria Aerts

Ad Otten

Zij is de echtgenote van Theodor Borret, rentmeester van de Commanderij Gemert. Na het overlijden van haar man (medio 1786) volgt zij hem op als rentmeester. Een vrouw met die functie is in die tijd uitzonderlijk.

Maria Petronella Aerts is geboren op 30 december 1746 in het Limburgse Broekhuizen (nu deel van de gemeente Horst aan de Maas). De inschrijving in het doopregister vermeldt haar vader als rentmeester. Financieel beheer lijkt met de paplepel te zijn ingegeven. De gegoedheid van de familie zien we onder meer uit de doopgetuigen, respectievelijk een priesterbroer van haar moeder en de met een schout gehuwde zus van haar vader. Als jong volwassene trouwt Maria in januari 1772 met de voor de Commanderij Gemert werkzame rentmeester Theodor Borret, zoon van de landsrentmeester van Ravenstein. Dit rentmeesterschap is bepaald geen lichte baan. Theodor Borret is het hoofd financiën, of deftiger gezegd de thesaurier-generaal van de Soevereine Rijksheerlijkheid Gemert. Een functie die de inkomsten en alle financiële besognes omvat van het bezit van de Duitse Orde in Gemert alsook van alle goederen van de Commanderij Gemert in Aarle-Rixtel, Bakel en Milheeze, Cromvoirt, Deurne, Erp, Geldrop, Haren, Heeze, Leende, Liessel, Nistelrode, Schayk, Vught en Zesgehuchten.

De familie Borret-Aerts neemt in 1772 zijn intrek in één van de gebouwen van het kasteelcomplex te Gemert waar zes dochters en een zoon worden geboren. Maria Christina (22.1.1773), Henrica Antonia Cornelia (1.10.1774), Huberta Margareta (7.5.1776), Theresia (3.9.1778), Aloysia Josepha (31.7.1780), Antonius Joseph Lambertus (12.8.1782), en Petronilla (5.4.1784) die als kind al overlijdt.

Maria Aerts wordt vroeg weduwe. Theodorus Borret, rentmeester en raadsheer, overlijdt ‘in de Commanderie’ op 19 juni 1786. Hij is evenals Maria pas 39 jaar. De oudste dochter is dertien, de jongste twee. Het weerhoudt Maria niet om als weduwe Borret de functie van haar overleden man over te nemen. Uit de residentie van de landcommandeur van de Duitse Orde in Maastricht wordt de jonge Ordepriester Jan Hubert Robijns naar Gemert gestuurd om ‘Madame Borret’ bij te staan. Ook hij stamt uit een rentmeestersfamilie, die al meerdere generaties voor de landcommanderij Alden Biezen werkzaam is.

In een te Grave in het jaar 1793 uitgegeven Comptoir- en Schrijfalmanack is een voor Gemert interessante ‘Naam-wyzer’ opgenomen van ”Der Hooge en Mindere Amptenaaren en Regeering-Leden, der Hoogduitsch Ordens Souveraine Heerlykheid Gemert1. Onder de kop “Rentmeester der Commanderie” lezen we daar ”Douariere, wyle den Rentmeester T.A. Borret; de zaake waarneemende J.A. Robyns, d. O. Priester”. In een schrijven van 28 juli 1787 van Robijns aan zijn superieur in de landcommanderij noemt hij zich “l’ administrateur de la recette”. Een paar jaar later is hij in Gemert tevens conrector-directeur van de Latijnse School en vanaf die tijd treedt hij ook regelmatig op als loco-commandeur.2 Robijns heeft Maria Aerts ongetwijfeld heel veel werk uit handen genomen maar als rentmeesteres is zij wat betreft de financiën van de Souveraine Commanderie toch de eerstverantwoordelijke.

Rentmeesteres met groene vingers

Ook op een geheel ander terrein is de weduwe actief. In 1786 teelt zij binnen de grachten van Gemerts kasteel eerdbeziën oftewel aardbeien. Dat is dan iets nieuws. Op 15 juli 1786 wordt in Gemert baron Franz von Reischach als de nieuwe landcommandeur en de nieuwe vorst van Gemert ingehuldigd. Madam Maria heeft daarbij een bijzondere taak. Haar man is vier weken tevoren overleden en nu is zij de hoofdbewoonster van het kasteelcomplex waar in de hoofdburcht voor de vorst altijd een eigen kamer in gereedheid wordt gehouden. Haar valt de eer te beurt Zijne Excellentie de sleutels van het kasteel aan te bieden. En we mogen ervan uitgaan dat ze het hoge bezoek als medebewoner tijdens één van de bezoekdagen met gepaste trots zeker ook haar zomerkoninkjes getoond zal hebben…

Een paar jaar later gaat Maria Aerts ook asperges telen en dat is helemaal een novum. Binnen de kasteelgracht komen aspergebedden en met spanning kijkt de Vrouwe van het kasteel dan al uit naar de tijd dat ze de eerste asperges zal kunnen steken. Maar dan krijgt Gemert in de persoon van Jan Francis Meijer een nieuwe drossard en hem schijnt behalve huisvesting op het kasteel verdorie ook grond te zijn toegewezen waar onze rentmeesteres-metde- groene-vingers ‘eerdbeziën ende asperjes’ teelt. Als Madam dat ter ore komt, schrijft ze meteen een protestbrief aan de hoogedele landcommandeur om die te herinneren aan de bijzondere teelt die zij juist daar – zoals Zijne Excellentie zich wellicht kan herinneren – ter hand heeft genomen. Lang duurt het niet of drossard Meijer wordt te verstaan gegeven dat hij in elk geval de aardbeien en asperges van Madam de Rentmeester ongemoeid moet laten.3

Bewoonster Rentmeestershuis in Franse Tijd

In de herfst van 1794 wordt Gemert door de Fransen bezet en na een paar jaar zelfs officieel bij Frankrijk ingelijfd. Ook het kasteel eigenen ze zich toe als oorlogsbuit. Maar Madame Borret mag er toch nog heel wat jaren blijven wonen. Dat blijkt onder meer uit een voor 1799 voor de hele Commune Gemert aangelegd en in de Franse taal gesteld bevolkingsregister. Iedereen boven de twaalf jaar wordt met naam vermeld alsook de leeftijd en het beroep. Maria Petronilla Aarts, 51 jaar, beroep niet ingevuld, woont met vier dochters van respectievelijk 26, 23, 21 en 18 jaar in het zogeheten Rentmeestershuis dat deel uitmaakt van de voorburcht.4

Twee bedienden (servantes) zijn inwonend. In de hoofdbouw woont dan het gezin van de griffier van het een jaar eerder in het leven geroepen Vredegerecht alsook de gemeentesecretaris Jean Crol. Het is een bijzonder onzekere tijd. De ene verandering volgt op de andere. In 1800 verkopen de Fransen Gemert aan de Bataafse Republiek en vanaf dat moment wordt spijtig genoeg het bevolkingsregister oftewel het Tableau des Habitants niet meer bijgehouden. Maar het ziet er naar uit dat Madame Borret nog zeker tien jaar in het Rentmeestershuis is blijven wonen. Intussen is de Bataafse Republiek opgedoekt en het Koninkrijk Holland uitgeroepen met Lodewijk Napoleon als koning. Hoogst opmerkelijk is het dat vanaf januari 1806 de Duitse Ordepriester Robijns weer officieel in functie is als rentmeester van de goederen van de voormalige Commanderie van de Duitse Orde maar dan nu als beheerder van Frans oorlogsbuit. Het Franse beleid ten aanzien van deze goederen frustreert Robijns en dat zal hij ook beslist met Madame Borret hebben gecommuniceerd. Op 4 juni 1808 schrijft rentmeester Robijns een bezwaarschrift naar den Intendant-Generaal van Koning Lodewijk in Amsterdam en vermeldt daarin dat hem ter ore is gekomen dat alle goederen van zijn Rentambt met uitzondering van het kasteel, tienden en erfpachten, maar ook de binnen de grachten gelegen kasteelhoeve overgedragen zullen gaan worden aan “den Keijser van Frankrijk”. Hij protesteert daartegen met klem en gaat er zelfs van uit dat ook de koning het daarmee toch niet eens zal kunnen zijn… Twee jaar later moet Koning Lodewijk het veld ruimen, wordt het koninkrijk Holland ingelijfd bij het keizerrijk Frankrijk en valt het vruchtgebruik van kasteel en alle ordegoederen toe aan maarschalk Oudinot die al in januari 1810 als opperbevelhebber van de Franse troepen in Bataafs Brabant, nog voor de inlijving, naar hier is gedirigeerd.

Huize Borret

Madam Borret is al enige jaren haar woning niet zeker. Op 6 oktober 1807 koopt zij op een publieke veiling het grote huis met maar liefst vier schoorstenen aan het Binderseind dat vroeger tot woning diende van drossard De la Court en zijn gezin.5 De koopsom bedraagt 2555 gulden. Het pand heeft veel achterstand wat betreft onderhoud en op 1 juli 1808 wordt ‘in het woonhuis van Mevrouwe Aerts’ aan de hand van een ’oculaire inspectie’ door een timmermans- en een metselaarsbaas in het bijzijn van baljuw Kesschiettre le Havre en schepenen geïnventariseerd wat er nog vernieuwd en gerenoveerd dient te worden. Het wordt een hele lijst van gebreken. De daklijst, de plankenvloer in de grote kamer, de toegangspoort, de glasramen in de kamers aan de straat, enz. enz. tot en met reparatie van het dak en de muren aan de buitenzijde. In februari 1809 vindt de definitieve overdracht plaats en verklaren de vorige eigenaars de kooppenningen te hebben ontvangen. We gaan er van uit dat Madame Borret zich in die tijd met haar dochters, inwonende bedienden en mogelijk pensiongasten in de gerenoveerde woning zal hebben gevestigd. Het is het pand dat de erven Borret in 1847 zullen verkopen ten behoeve van de stichting van klooster Nazareth. Zo’n veertig jaar kennen de Gemertenaren het pand dan als “Huize Borret”. Terwijl ook het laatste lid van de Duitse Orde in Gemert, te weten Jan Hubert Robijns die tot 1818/1819 nog verbonden is aan de Gemertse Latijnse School uiteindelijk bij Madame en haar dochters een laatste thuis vindt.

Maria Borret-Aerts overlijdt op 15 mei 1829. Zij is dan 82 jaar en in Gemert de hoogstaangeslagene voor de personele belasting. Jan Robijns, 75 jaar, overlijdt in Huize Borret een kleine vier jaar later op 11 februari 1833. Mejuffrouw Aloysia Borret, 52 jaar, is dan de hoofdbewoonster. Haar broer Anton Joseph Lambert Borret, die wordt beschouwd als het hoofd van de familie, heeft Gemert al vóór 1800 verlaten. Hij studeert aan de universiteit in Keulen, promoveert als 21-jarige in 1803 te Utrecht en maakt een bliksemcarrière. In de eerste jaren van het Koninkrijk der Nederlanden is hij al een BN-er. In 1825 kan hij het zich zelfs permitteren het door koning Willem I aangeboden goeverneurschap van Nederlands- Oostindië niet aan te nemen. Als eerste katholiek en nog net dertiger (!), is hij al lid van de Raad van State. Na het gouverneurschap van Limburg benoemt koning Willem II hem in 1842 tot Gouverneur van Noord-Brabant, welke titulatuur in 1850 wordt omgezet in die van Commissaris van de Koning en dat blijft hij tot 1856. Hij stamt uit het Soevereine en niet- Brabantse Gemert maar wordt desalniettemin beschouwd als de eerste Brabander op die post. In de provincie Noord-Brabant is hij bijzonder populair en wordt gezien en geëerd als dé grote emancipator van het eeuwenlang onderdrukte Staats-Nederlandse deel van het oude Brabant.

In Gemert is naar hem de Borretstraat genoemd en in januari 2020 is zijn moeder voorgesteld als ‘naamgeefster’ van een dan nog te realiseren Maria Aertshof, gelegen tussen de Dr. Douvenstraat en Drossard Meijerstraat.

Noten:

1. In een volgend Gemerts Heem wordt op een aantal bijzonderheden van de laatste Naamwijzer van het Souveraine Gemert nader ingegaan.

2. Ad Otten, De laatste van de Duitse Orde: Jan Robijns, schoolleider en rentmeester, in: GH 1994 nr.1, p. 19-30.

3. Ad Otten, Aardbezien en asperges van Borret, in GH 2008 nr.2; Martien van der Wijst, Toen de landcommandeur in Gemert werd ingehaald, in GH nr.30, lente 1968, blz.14-15.

4. Met dank aan Peter van den Elsen betreffende de gegevens over de bewoning van de verschillende gebouwen van het kasteelcomplex in 1799 (bron: Staatsarchiv Düsseldorf – Bevölkerungsliste Commune Gemert, 1799; Het gemeentearchief Gemert-Bakel beschikt over microfiches van dit bijzondere bevolkingsregister alsook over een toegang gemaakt door Ben vd Berg en Peter vd Wijngaard.

5. Simon van Wetten, Tussen hoogmis en herberg, Gemert 2016, p.256-257 (bron: Gemeentearchief Gemert-Bakel Gemert R195 f.1); Jan Timmers en Peter van den Elsen, Het Landboek 1717-1816, Gemertse Bronnen deel 3a, landboeknr. 1428; (Weduwe Borret koopt het pand van de erven Arnold Tony Maas, voorheen van de erven De La Court).

GH-2020-01-Ad-Otten-Nieuwe-straatnaam-Maria-Aertshof.-Wie-was-Maria-Aerts.pdf