GH-2008-02 Asperges en aardbesien van Borret

Ad Otten

Aan ‘Wikipedia’ ontlenen we het gegeven dat aspergeconsumptie reeds bekend was bij de Egyptenaren enige duizenden jaren voor Christus en dat ook de Romeinen twee eeuwen v. Chr. deze kostelijke groente wel wisten te waarderen tot in de Lage Landen toe. Na de val van het Romeinse Rijk verdween de aspergeteelt echter uit Europa, maar de kennis daarvan werd levend gehouden in het Nabije Oosten, vanwaaruit door de Moren in Spanje de aspergeteelt werd teruggebracht in Europa. Vanaf de 17de eeuw is het kweken van asperges bekend in Frankrijk en dat in Nederland sedert de 19de eeuw op grotere schaal asperges worden geteeld. Het oudste hier nog bestaande gebied is dat rond Bergen op Zoom, al geldt sinds de Eerste Wereldoorlog Noord-Limburg als het belangrijkste productiegebied voor asperges. De aspergeveiling in Grubbenvorst is daarvan het centrum en de afgelopen decennia is het gewas ook in andere delen van het land doorgedrongen (bijvoorbeeld Twente en Groningen). Een groot deel van de in Nederland gekweekte asperges wordt geëxporteerd naar Duitsland. Tot zover ‘Wikipedia’…

In het hiernavolgende brengen we onder de aandacht dat de ‘asperge’ al in de 18de eeuw ook in Gemert werd gekweekt en wel door de Gemertse rentmeesteresse van het kasteel, de weduwe Maria Borret. Zij woonde met haar kroost – waaronder de latere gouverneur en eerste Commissaris van de provincie Noord-Brabant2 – in het kasteel. Vanaf 1792 was er echter een medebewoner op het kasteel in de persoon van de door de Duitse Orde nieuwbenoemde drossard Meijer. Het duurt amper een jaar en dan is er een conflict tussen beide kasteelbewoners over het gebruik van de kasteeltuin binnen de grachten. De correspondentie daarover met de landcommandeur van Alden Biezen, de eigenlijke Vrijheer van Gemert, is bewaard gebleven.1 In één van die brieven protesteert Mevrouw de Weduwe Borret als ‘ootmoedigste en gehoorsaemste dienaresse’ bij de hoogedele Landcommandeur Baron van Reischach, dat de hierboven genoemde drossard Meijer, zonder haar medeweten een verzoek heeft

geschreven naar de landcommandeur, dat behelst, om de door haar gebruikte en op eigen kosten aangelegde fruitboomgaard en onder meer “de door de ondergetekende met groote kosten over drie jaaren nieuwelings aangelegde asperjes, welke nog niet eens gestooken zijn, en aanstaande jaar juist bequaam zullen wezen”, om die grond voor gebruik toe te wijzen aan de nieuwe drossard. Daar kan en wil mevrouw de rentmeesteresse zich begrijpelijkerwijze zomaar niet bij neerleggen. Zij haalt alles uit de kast om de aan drossard Meijer reeds gedane toezegging terug te draaien. Daarom vestigt zij ook de aandacht op het (relatieve) novum van de aspergeteelt die zij in 1790 begon, en dat zij eerder ook al met de nieuwigheid3 van de teelt van ‘aardbesien’ was gestart. In een brief van 11 januari 1794 schrijft ze over die laatste kweek: Dat sijn Edele dickwils van mij vernomen heeft dat meerder als acht jaaren alle moyte hebben aangewend om mij aardbesien-planten te besorgen op (het) parceel tegens de buytegragt.

Mevrouw Borret had succes bij Mijnheer de Landcommandeur. Drossard Meijer kreeg weliswaar een veel ruimere hof binnen de grachten toegemeten, maar de ‘asperjes en aardbesien’ van de Borrets moesten ongemoeid blijven. Deze correspondentie wikkelde zich af in de herfst van 1793 en het vroege voorjaar van 1794. Lang kan de familie Borret niet genoten hebben, noch van de asperges noch van de aardbesien. In de herfst van 1794 bezetten namelijk de Fransen de Vrije en Soevereine Heerlijkheid Gemert en zij legden beslag op alle goederen van de Duitse Orde. Drossard Meijer sloeg op de vlucht en de Borrets bleven weliswaar hier, maar het kasteel werd d’n thuis van alles wat Frans en revolutionair was.

Een aantal jaren later kocht de familie Borret het vroegere huis van De la Court een pand met een hele grote tuin aan het Binderseind. Het is het pand dat wij nu kennen als Klooster Nazareth.4 Het zou me niet verwonderen dat de Borrets de kostelijke teelt van asperges (‘het witte goud van de Peel’) en van de aardbesien (‘zomerkoninkjes’) daar ter plaatse hebben voortgezet…

Hoe het ook zij, de teelt van asperges en van aardbeien was in het Gemert van de achttiende eeuw, en dat is tamelijk vroeg, in elk geval al bekend.

NOTEN:

1. BHIC ‘s-Hertogenbosch; Kommanderije Archief Gemert [KADOG] invnr.345.

2. mr. Anton J.L. Borret geb. Gemert 12.8.1782 en overleden 7.9.1858 Delft; hij was gouverneur en commissaris des konings vd provincie Noordbrabant van 1842-1856.

3. Uit Wikipedia: In de bronstijd werd de aardbei al door mensen gebruikt, maar pas vanaf de 14de eeuw werden aardbeiplanten vanuit het wild in tuinen aangeplant. In die tijd werden ze vooral gebruikt als sierplant en voor medicinaal gebruik. De aardbei zoals wij die kennen is ongeveer 200 jaar oud. In 1766 werd de aardbei voor het eerst uitvoerig beschreven door Antoine Nicolas Duchesne.

4. Zie: A. Otten, Van Kieboom tot Nazareth, in: Gemerts Heem 1998, nr.2, p.7-14.

Bekijk PDF