GH-2001-03 Gemertsche R.K. Meisjesbond van Drankbestrijding

Pastoor Lambert Poell werd in juli 1915 pastoor te Gemert. In de aanvang van zijn pastoraat over Gemert werd op zijn initiatief welhaast de ene vereniging na de andere opgericht. De variatie was bijzonder groot. Van Hanze- en Boerenleenbank tot Geitenfokvereniging. Eén kenmerk hadden al die verenigingen gemeen. Ze waren allemaal van rooms-katholieke signatuur. Zo ook de Gemertsche R.K. Meisjesbond van Drankbestrijding waarvan op de bijgaande afdrukken van een prentje gewag wordt gemaakt. Dat ook deze ‘bond’ een creatie was van Poell kun je afleiden uit de door deze pastoor zo vaak gebezigde lijfspreuk ‘So goet is Got’. Een lijfspreuk die hij ontleende aan een inscriptie op de poort van de donjon van Gemerts kasteel. De teksten op de prentjes bevatten verder veel in onze ogen nu curieuze informatie. De contributie bedroeg 3 cent per maand. De leden verplichtten zich op erewoord het gehele jaar in geheelonthouding door te brengen. En de leden konden ondermeer 300 dagen aflaat verdienen alleen al door het trachten om dronkaards van hun ondeugd af te houden, etcetera etcetera.
Ton Thelen bezorgde ons als officiële oprichtingsdatum van de Meisjesbond: 28 januari 1917. Hij deelde verder nog mede dat in hetzelfde jaar 1917 Poell ook een Jongensbond in het leven riep en hij het nabij de kerk gelegen café De Korenbeurs aankocht om daarin ‘Het Alcoholvrij Lokaal’ te stichten, bij alle oudere Gemertenaren nog overbekend. Ja, we horen ’t al daar moeten we nog eens op terug komen:
Op ’t Alcoholvrij Lokaal en ’t Stumpke…

Bekijk PDF

GH-2001-03 Donderdagse Mis aan de Zuid-OM

Het gebeurde op één van die woensdagavonden in het gemeentearchief. Een ontdekking! Wim van de Vossenberg verbrak de daar veelal heersende studiestilte. Er lag een grijns op zijn gezicht. “Weet jij wat de Donderdagse Mis is?” vroeg Wim. Op mijn suggestie dat dat wel een Heilige Mis zou zijn die men op donderdagen placht te lezen, begon Wim te lachen. Hij zei dat hij dat ook altijd gedacht had maar dat hij nu beter wist. Hij had een register uit het kerkarchief in zijn handen waaruit duidelijk bleek dat ‘de Donderdagse Mis’ een stuk grond was ergens in de buurt van d’n Beekse Dijk. “Kiek mar,” zei Wim. En ik moest ‘m gelijk geven. ’t Ging over een stuk grond uit 1841. Er stond geschreven: “Donderdagsche Mis: Jan van Dooren geldt sjaarlijks drie vaten rogge in natura uit een stuk zoo wei als bouwland ruim 3 lopensen gelegen tusschen de straat komende van den dijk en lopende na den Stinkert en het erf genaemd Speedonck.
Met de dijk moet de Beekse Dijk zijn bedoeld. De lokatie van de Stinkert in de Broekstraat is bekend. De Speedonk moet ergens gelegen hebben ter hoogte van de huidige rotonde bij de Zuid-Om. En de Donderdagse Mis van toen, moet daar dus ergens in de buurt liggen. Tussen de boerderij van Van de Weijer en de Zuid-Om. Wie had kunnen denken dat de Donderdagse Mis, ook al is dat alleen maar door vluggertjes, nog eens zo druk bezocht zou worden als heden ten dage? Kan iemand ons trouwens de locatie van de Donderdagse Mis bevestigen?

De last die op de hier beschreven ‘Donderdagse Mis’ rustte moet bedoeld zijn geweest voor het lezen of zingen van een Donderdagse Mis in de kerk, daar kun je donder op zeggen. En met een Donderdagse Mis was doorgaans iets bijzonders. Van veel plaatsen is namelijk bekend dat dat missen waren met de uitstalling van het H. Sacrament. Was dat in Gemert ook zo?

Bekijk PDF

GH-2001-03 Gemerts Dialect

De woordenlijst van Jo van den Elzen (van d’n Bluumerd)

Wim Vos

 Ergens in 1999 kreeg ik van Jo van den Elzen van “d’n Bluumerd” een lijst met zo’n tachtig woorden en uitdrukkingen. Het wordt tijd om die eens aan onze lezers voor te leggen. Zoals altijd hoop ik met een artikel als dit commentaar en aanvullingen uit te lokken, schriftelijk, telefonisch of in een gesprek. Als u uw reactie zou willen opschrijven, kunt u natuurlijk uw eigen spelling gebruiken. Hoe meer reacties hoe betrouwbaarder de tweede druk van het Gemerts Woordenboek kan worden. We zijn ook geïnteresseerd in varianten want er zijn nu eenmaal kleine verschillen tussen boeren en burgers, tussen oudere mensen en mensen van middelbare leeftijd (de jeugd laten we buiten beschouwing; hun dialect/regiolect laten we ter bestudering over aan onze opvolgers).

Veel van de woorden hieronder zijn al eens aan de orde geweest in Gemerts Heem n.a.v. lijsten van andere zegslieden, maar er zijn ook nieuwe bij (die ik van een * heb voorzien). Graag uw reacties, zowel op de oude als de nieuwe woorden.

Sommige woorden hebben meer betekenissen dan die hier gegeven worden. Ik beperk me indien mogelijk tot de betekenissen van Jo van den Elzen, die me telefonisch wat aanvullende voorbeeldzinnen heeft gegeven op 3 september 2001. Bij sommige woorden heb ik voorbeeldzinnen gehaald uit al eerder verzameld materiaal. Uitspraakvarianten staan tussen haakjes achter de uitspraak van Jo.
A
aard (aord)
m ev/geen mv: zin, wens, vereiste gesteldheid. D’n aard hébbe: zich thuis voelen. Ik héb goewd d’n aard óp d’n Bluumerd/in ’t Slötje.

aftrékke *
ww: fotograferen. Baj de gaowe brulleft liejte Jaones èn Drieka z’n aajge aftrékke baj D’n Dup.

ánd (variant: éngd)
o ev/mv -e: eind. Oew ánd vortlégge: opschieten. Martien van der Wijst in zijn Gemertse Woordenlijst 1) had: z’n éngde bajtrékke: vlug weg wezen, en, z’n éngde vortlégge: opschieten (omgezet in de nieuwe Gemertse spelling). Opmerkelijk is dat hij het meervoud ‘éngde’ gebruikt. (De uitspraak ‘ánd(e)’ is een variant, ook wijlen mijn vader (1902-1991) gebruikte die; vgl. tènge en tange).

B
baër
m ev/mv bírre: beer, mannelijk varken. Jo had: d’n baër rèèje: heel boos zijn.

bállie-je *
ww: langzaam en moeizaam lopen (bv. door modderig water). Ge möt nie dùr de zoej bállie-je 2). (Potjebaoje deed je in de Pílse Looëp of de Rips).

batte’rééj
v ev/mv -e: achterwerk. Dè wejf hé me tòch ’n dikke batterééj!

beeze (variant: bizze)
ww: rennen, hollen met opgeheven staart (o.a. van koeien, bv. bij hitte, geplaagd door insecten). Martien van der Wijst heeft een wat andere uitspraak, nl. bizze 3).

be’gaoje, ’t – (variant: be’gaaje, ’t -)
ww: bederven, verkeerd doen. Haj hég ’t begaojd: hij heeft het helemaal fout gedaan.

bèùke
ww: boeren, de betekenis die Jo geeft aan het woord. Van der Wijst geeft ‘kokhalzen’ 4). Haj mós kitse (:overgeven) èn ik mós ‘r af bèùke 5).

be’zwèèj
o ev/geen mv: groot voorwerp, onhandig in het gebruik, onhanteerbaar. ‘ne Póffer (Brabantse muts) waor ’n haël bezwèèj óp de fiets.

broelie *
m ev/geen mv: bocht, rommel. Kan iemand hierbij een voorbeeldzin bedenken?

D
diksen’ tejd
bw: meestal. Diksentejd is ie e ketiejr te laot.

F
flaër *
v ev/mv flírre: kreng (van een vrouw).

foors *
v ev/mv -ze: mopperpot, mopperkont (meestal een vrouw).

foorze *
ww: mopperen. As ’t ‘m nie zeende, zaot ie d’n állengen dág te foorze. (=knoorze).

G
gálleg (variant e’gálleg) *
bw: egaal. Tot nu toe heb ik altijd egálleg gehoord. Wie kent de kortere vorm ook? Kunt u een zin maken met het woord?

gaoje (variant: gaaje)
ww: bevallen, aanstaan. Dè gaajt ‘m nie/wél. ’t Gaajden ‘m nie.

ge’fraët *
o ev/geen mv: gezicht. Zal ‘k ’s óp oew gefraët nèèje (:slaan)?

ge’naojk (variant: genèùjk)
o ev/geen mv: (vervelend) gedoe. Bedankt vùr haël/héél ’t genaojk: voor alles.

K
kaëre
ww: het uithouden, verdragen. Haj kaos’t nie kaëre (van de stank/ de hajt (:hitte)).

ke’mírrie
v ev/mv? : toneel.

klap’pèèje *
ww: kwaadspreken, roddelen. (Vgl. Nederlands ‘klappei’).

klássie’neere
ww: druk praten, redeneren, kletsen. Ze zaoten druk te klássieneeren óp ’n bènkske óp de mèrt.

kla’véndere *
ww: slenteren. As ge aojt skool kaomt, moete nie zo klavéndere, jeungske.

kloocht
v ev/mv -e: menigte.

klooët
m ev/mv -e verkl klùtje; het verkleinwoord klùtje wordt gebruikt in de betekenis: balletje van massief ijzer, staal of steen voor een kinderspel. Klùtje goje: soort ‘jeu de boules’, maar met kleinere balletjes, gespeeld door jongens.

knoorze
ww: mopperen. Ónzen oopa zaot aald te knoorze as ie nie lèkker waor (=foorze).

kòmmende
tegenw dlw: komend. Jao, jao, kalm án, ’t is óp (goej) kòmmende weeg: het komt eraan, ik ben al een eind gevorderd.

kónt
v ev/mv -e verkl kuntje: Ik kan m’n aajge kónt kraase: ik heb niemands hulp nodig.

krats *
v? ev/mv ?: hoofd. Ik slou oew tíggen oew krats án as ge nie stil béént. Is het dees, dí of dízze krats?

krèèj
v ev/mv -e: kraai (Corvus corone corone). ’n Vliejgende krééj vééngt aald wa: als je ergens komt, krijg je altijd wat.

krééjte
ww: woorden hebben, ruziën, volgens Jo. Graag een zin met dit woord. Al eerder kwam ik de betekenis ‘pesten’ tegen: Ok al waor ’t nie wor, ik zín ’t tòch, al waor ’t elaën már um te krééjte (1997).

kríkkel
bn: amper. ’t Góng már kríkkel. Al eerder kwam ik de betekenis ‘prikkelbaar, lichtgeraakt’ tegen. Vraogt ‘r már niks, ze is nògal kríkkelvendaog.

kroef (variant:kroewf)
m ev: door hamerslagen veroorzaakte verdikking aan het boveneind van een paal, pen of beitel. Ge moet ‘r ’n plank tusselégge, dan slodde ‘r gínne kroef án.

L
laojszák
m ev/mv -ke verkl laojszèkske: gemeen, achterbaks onbetrouwbaar iemand. Jo gebruikte het verkleinwoord voor een man. Ik heb het ook voor een meisje horen gebruiken.

lapswans
m ev/mv -e: waardeloos iemand (volgens Jo), nietsnut heb ik ook gehoord..

M
mártkörf (gewone Gemertse vorm: malkörf)
m ev/mv malkörve: vlaamse gaai (Garrulus glandarius). Jo was niet absoluut zeker van de vorm mártkörf. Ze dacht dat haar zegsman die van ergens anders meegebracht zou kunnen hebben. In Mierlo zeggen ze in ieder geval ‘mèrtkòllef’ 6). In Deurne ‘márkörf’ 7). Martien van der Wijst geeft in ieder geval mâlkörf 8), dat is malkörf in de nieuwe Gemertse spelling en dat heb ik ook altijd van mijn vader gehoord en zelf gezegd.

mòdde *
ww: overhoop halen, rommelen. Óp de mèrt in ‘nen bák mí óndergoewd mòdde.

mölk
o ev/geen mv: karnemelk. Haj hé z’n mölk nie gehad: hij is lastig.

O
óptuujge, z’n aajge – *
ww: zich opdirken. Wa ha Máxima z’n aajge skon ópgetuujgd toen ze no Braabant kwamp.

P
pèùjt (variant: pèùt) *
m ev/geen mv: slappe koffie. (Vgl. pèùjte).

pèùjte (variant: pèùte)
ww: Volgens Jo’s lijstje is koffie pèùjte ‘koffie lurken, drinken’, maar toen ik telefonisch aanvullingen vroeg, aarzelde ze en zei: in-giejte (:inschenken). Al eerder is er strijd geweest over dit woord. Volgens Hein van Gemert in 1984 is het ‘aanlengen met water/melk (van koffie/ thee) als er onverwacht bezoek kwam’. Volgens Mevr. W. Delisse-van den Bergh ‘veel koffie drinken’. (I.p.v. pèùte wordt ook wel bajpèùte gebruikt). (Vgl.pèùjt).

pintenaojker (variant: péntenaojker)
m ev/mv -s: Jo schrijft: iemand die zich overal aan stoort; telefonisch vulde ze aan: zowel aan eten als aan andere dingen. In het verleden had ik al twee betekenissen verzameld en die kloppen dus aardig: 1. kieskeurig iemand, slechte eter, iemand die niet dooreet of niet alles lust. (synoniem: pichem). 2. pietlut, iemand die de puntjes op de i zet.

pitse (variant: pietse)
ww: met lange tanden eten. Zit ‘r nie zo te pitse/pietse (tegen iemand die kieskeurig de beste stukjes uit de (aardappel) pan haalt).

plègger
m ev/mv -s: schort van jute voor het werk op de (voor)stal. Wa hédde ‘ne smírrege plègger vùr! ‘nen Baalzákke skòlk, ‘ne plègger hiejte ze dè vruuger.

pooët (variant: pout)
m ev/mv paojt of pooëte verkl potje: poot. Oew paojt van die stoewl af!

pratte
ww: kwijnen, niet goed willen aan of doorgroeien (van planten). ’t Stí allemol te pratte in d’n hòf: het wil niet groeien.

punder *
m ev/mv -s verkl punderke: unster (een handweegapparaatje dat met een veer werkt; aan de haak onderaan kun je bv. een zak aardappelen hangen.

pundere *
ww: wegen (met een punder). Haj pundert nògal: hij is nogal zwaar.

R
ralle
ww (raalt, raalde, geraald). Ik had al: brullen, heftig loeien (van een koe bv. bij ziekte, omdat ze tochtig is of honger heeft). Die koew stí te ralle, is dè van de kaaw òf is ‘r wa anders? De koew raalt. Jo geeft: loeien of blèren. Tegen kinderen: Lig nie te ralle (:deeger te skrùwe, Nederlands: jengelen).

rèère
ww: bibberen, rillen, beven, sidderen. Ze rèèrde van de skrik/van de kaaw.

S
skaars *
v ev/mv ?: een hebberige vrouw, een schraapster. (Waarschijnlijk van skaarze: krabben, krassen, schrapen). (Synoniem: skrób).

skéél
o ev/verkl (in de eerste betekenis) skílleke: 1. deksel. Doe ’t skéél (skíl leke) ’s óp de paan, de èrpel ston draojg te kooke.

skejthaojs
o ev/mv -heus: bangerik, lafaard, schijtlaars, bang iemand. ’t Is ’n ècht skejthaojs, haj/zaj dèùrft niks.

skélft
v ev/mv -e verkl skélfje. Volgens Jo ook gewoon het zoldertje in een klein schuurtje achter een burgerhuis. Boeren kennen het woord natuurlijk voor: hooizolder,schelft, zoldering gevormd door enige houten of sparren (’t skélfthawt) boven een koeien- of paardenstal of schuur boven de dorsvloer op het gebint en dienende tot bergplaats voor hooi of stro.

skóbbe
ww: schuren (bij jeuk met de rug schuren tegen b.v. een paal). Haj stón deeger (:steeds) mí z’ne reug tígge ‘nen dùrpaost te skóbbe, zonnen ùkt (:jeuk) hád ie. Haj stón tígge die paol te skóbbe lejk óf ie gebeete waor dùr ’n vloj.

skoerse
ww: schuren, schaven (van de huid), ontvellen. ’t Áchterwiel van z’ne fiets skoerst tígge de kéttengkast umdè ’t wiel skránniet (:scheef staat).

skránnie-je *
ww (’t skránniet, ’t skranniede, ’t hé geskránnied): wrijving veroorzaken door scheefstand. ’t Wiel skoerst umdè ’t skránniet.

skrób
v ev/mv ?: een hebberige vrouw.

smiecht *
m ev/mv -e: gemene kerel.

smierkerd
m ev/mv -rs: iemand die iets stiekem in de gaten houdt, achterbakse, stiekeme kerel. (Vgl. smierke ww: loeren, spioneren, nieuwsgierig handelen).

snaëvel
m ev/geen mv: jenever.

snoors *
v ev/mv -ze verkl snoorske: snor.

snòrselderééj *
v ev/geen mv: kleinigheden, bv. spelden. In die laoj bewaorden óns moeder van allerhande snòrselderééj.

soelie-je *
ww: soebatten, smeken. Ge moet nògal soelie-je as ge van hum iejt gedon weelt kriejge .

spanne
ww (spéént, spien, gespanne): heftig toegaan. Wa waor daor te doen? ’t Spien ‘r lejk ’n oordeel, ze han zeeker ruuzeng: het ging er heftig aan toe, ze hadden zeker ruzie.

spierse (variant: spierste)
ww: 1. spatten (per ongeluk). Wa leegde wír te spierste! (bv. bij het spoelen van de was vroeger). (Niet te verwarren met spiertse: ww: een dun straaltje (b.v. tabakssap) met kracht uitspugen. Ónzen omme Mies praojmde d’n állengen dág èn ie spiertste mee èn dan ’n straol tebáksap óp de grónd).

staaj *
m ev/geen mv: gemak. Ik dín óp m’ne staaj no Hándel: ik ging op mijn gemak naar Handel.

staaje *
ww: ergens onbevreesd op afstappen. Haj staajden ‘r ópaf èn zít ‘m ’s goewd de worrend (:waarheid).

T
tènge (variant:tange)
vz/bw: aan het eind, achterin. Tènge zén: aan het einde van zijn krachten zijn, erg moe zijn.

tèùr *
sliert (bv. slijm). Die koew hé ‘nen tèùr án z’nen bèk hange. Ik kende dit woord niet. Wèl vond ik:

tèèr 9)
m ev: 1. tuier, touw of ketting aan een pin of paal waaraan een koe of geit vastgebonden wordt tijdens het grazen, zodat ze maar een beperkte oppervlakte kan bereiken. Zét de gééjt már án d’n tèèr. 2. langdradig iets. Dès ‘nen híllen tèèr. (Ik vraag me af of met de tweede betekenis niet hetzelfde als met tèùr bedoeld wordt. Wie brengt er licht in de duisternis?)

timpere
ww: kloppen van beslag, dooreen roeren, beslag maken.

tòdkrímmer
m ev/mv -s: voddenkoopman. Gíf die aaw bóks már án d’n tòdkrímmer mee.

töldere
ww. Jo heeft ‘hopzakken’, waarmee ze zoiets als ‘stoeien’ zal bedoelen. Mí kléén kiendjes töldere. Martien van der Wijst had al: wild rennen 10). ’t Is zonne weelden toerk (tèùrk, tölder); as ze ’t óp d’r horres hé, blie ze már dùr d’n boogerd töldere: het is zo’n wildebras, als ze het te pakken heeft, blijft ze maar door de boomgaard rennen.

tréngele *
ww: treuzelen.

V
vésje
o ev: vestje. Dè’s ok iejt/Dè ’s me d’r ok ínne/ van lèk me vésje: dat is niks, waardeloos/dat is ook een waardeloze figuur.

vös *
bn: voos, slap, zonder stevig vlees, meestal ook weinig sap bevattend (van vruchten en andere plantendelen). Dien appel is vös.

vrèèl
v ev/mv -e verkl vrèlleke (variant: vrèèleke): wervel om een deur te sluiten, houtje dat om een spijker of schroef draait en waarmee men een poort of deur kan sluiten. Doet ‘r de vrèèl már óp, dan kan ‘r niemes nie in.

vuujge
ww: afgaan (+datief), handig zijn. Dè vuujgt ‘m nie: daar is hij niet handig in, dat gaat hem niet goed af. Dè vuujgt nie: dat is niet handig

W
wég-inde-weer (variant: wíg-inde-weer)
Ik geef hier eerst wat ik al had verzameld:
bw: 1. ondertussen, met dat al. [<lett.: (tussen)=”” vertrek=”” en=”” terugkomst???<br=””>inde= ende=en???]. Wéginde- weer hág ’t nòg haël wa in: met dat al ging het nog niet zo gemakkelijk, duurde het nog langer.
2. zo. D’r is vendaog wír héél wa te doen óvveral, as ge dè wég-indeweer óp de raadie-jo (:radio) hùrt.
3. na verloop van tijd, na een poosje. Haj laog in ’t Gaasthaojs èn wég-inde-weer góng ’t de verkaërde kant aojt: hij lag in het ziekenhuis en na verloop van tijd ging hij dood.
Jo schreef: wíg-inde-weer gon: op en neer gaan. Telefonisch kwamen we er niet uit. Zou het op je gezondheid/ziekte kunnen slaan? A: Hoe gíg ’t mí ‘m? B: ’t Gí wíg-inde-weer mí ‘m: met zijn gezondheid gaat het op en neer?????

Z
zajksel *
o ev/geen mv: muggenpis, zeer fijne motregen. Hég ’t geraëgend? Jao, e zajksel.

zeecht
v ev/mv -e: zicht, werktuig dat op een zeis lijkt, maar kleiner is, met handgreep loodrecht op het snijvlak, en dat met één hand (de rechter) gestuurd wordt; een zicht heeft een korte steel en een handvat aan het eind; met soms nog een lusje voor de duim; in de linkerhand hield men de pikhaok; vroeger voor het maaien van rogge, haver, evie en boekweit. De ròg is nírge-slágge, we moete mí de zeecht èn de pikhaok mèèje, ’t kan nie mí ’t mesien.

Tenslotte een woord van dank aan Jo van den Elzen. Moge haar voorbeeld door vele trouwe lezers nagevolgd worden!

NOTEN:

1) M.A. van der Wijst: ‘Gemertse Woordenlijst’, in: Gemerts Heem, 1975/’76, nr. 61, p. 21, s.v. éngde.
2) Vgl. A.P. de Bont: Dialekt van Kempenland; meer in het bijzonder d’Oerse Taol, Deel II, Vocabularium, Assen 1958; p. 50, s.v. ba’lije(n): 1. Wartaal spreken in ijlende toestand; 2. zaniken, wauwelen, lullen; 3. lui en “flodderachtig” lopen. Dä pärd ba’liet ouver de weg: heeft geen vaste gang maar gaat er härs en giens over.
3) M.A. van der Wijst, Ibid., p. 16, s.v bizze.
4) Ibid., p. 17, s.v. bööke.
5) W.J.Vos, M.A. van der Wijst: Gemerts Woordenboek, Gemert 1996; p. 45, s.v. bööke.
6) Gerard van der Vleuten: Mens van Mierle; Bóks mi ’n leefke, 1986, p. 72, s.v. mèrtkòllef.
7) Hans van Hoek: Het Deurnes Dialect, 1996, p. 99, s.v. márkörf.
8) M.A. van der Wijst, Ibid., p. 40, s.v. mâlkörf.
9) Gemerts Woordenboek, p. 160, s.v. tèèr.
10) M.A. van der Wijst, Ibid., p. 62.

Bekijk PDF

GH-2001-03 Een sleik loopenzaad

Ad Otten

 De lopenzaad was vanaf de late middeleeuwen tot in het begin van de vorige eeuw een oppervlaktemaat voor bouwland. De “lopenzaad” veelal verkort tot “lopense” is zowel als woord als begrip tot in onze tijd bekend gebleven. In elk Noordbrabants bejaardenhuis is nog wel iemand te vinden die je zal vertellen dat er zes lopense (‘lèùpense’ in Gemert) in een hectare gaan. Misschien weet er ook nog wel iemand te vertellen dat deze maat moet zijn afgeleid van “lopen” en “zaad”. En dat “het lopen” van oorsprong een inhoudsmaat is voor “zoveel graan als men in één keer lopen (in een zaaischort) mee kon nemen en uitzaaien”. 1
De “lopen rogge” vinden we in veertiende eeuwse Gemertse oorkonden opgetekend, terwijl er in vroeg-vijftiende eeuwse akten al geschreven is van stukken land van zo- en zoveel “lopen saaylants”.

Jan Spoorenberg, oud-archivaris van Eindhoven, vroeg me een poos geleden of ik ooit de maat ‘sleik loopenzaad’ was tegengekomen. Ik heb hem meesmuilend meteen geantwoord dat dat een Gemertse maat was omdat ik me wist te herinneren dat ik die maat ook in Gemertse archiefstukken wel eens was tegengekomen en dat ik toen tevergeefs had gezocht naar de precieze betekenis daarvan. In allerhande concordantielijsten van oude maten en gewichten ontbrak gewoon de ‘sleik loopenzaad’. Jan diende me gekscherend van repliek dat ‘die sleik loopenzaad uit Gemert’ dan wel zou staan voor ’n erg slordig afgemeten lopense, waarop ik meteen terugkaatste dat hij erop kon rekenen dat die maat integendeel juist stond voor een heel precieze lopenzaad.
Nog dezelfde dag heb ik wat naspeuringen verricht in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT).2 En wat vond ik daar: ‘Sleek – sleik -, bnw en bijw.‘, met als eerste toelichting: ‘Blijkbaar verwant met slecht. In Zuidelijke dialecten.’ ‘Verdomme,’ dacht ik efkes, ‘krijgt die Jan Spoorenberg nog gelijk ook?’ Maar neehoor. Al verder lezend kwam ik tot de conclusie dat die eerste toelichting uit het WNT moet worden geschrapt. Want, ze schrijven het zelf: ‘Een vat is sleek gevuld, wanneer men er zooveel natte of droge waren in doet dat zij effen gelijk komen met de kim, niet hooger noch leeger.’ Verder ook nog: ‘Sleek(e) vol, boordevol (“Een glas sleeke vul schenken. De gracht stond sleeke vul water” en: “Et vat is sleikvol“.

Wat mij betreft is er geen twijfel over mogelijk. Een sleik lopense is een heel precies effen afgestreken lopense. En om eerlijk te zijn, dat had ik zelf achter een ‘sleik lopense’ eigenlijk niet gezocht…

NOTEN:

1. J.M. Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten, Amsterdam 1983, p.35-37.
2. Woordenboek der Nederlandsche Taal, 14e deel, 1936, p.1642 (Vgl. E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek deel 7, 1912 (onder: Sleec (sleic), sleeclopen en sleecvol)

Bekijk PDF

GH-2001-03 Belderbusch weer in kleur

Peter Lathouwers

De Handelse kerk heeft in haar kleurrijke verleden nogal wat weldoeners gekend. Vooral van Duitse Orde-zijde, getuige de wapenstenen en –borden, die links en rechts in de kerk te vinden zijn. Het waren ook niet de minsten onder deze Ordelingen die zo’n visitekaartje in steen, hout of edelmetaal achterlieten. Zo treffen we aan Clemens August van Beieren, grootmeester van de Duitse Orde; Hendrik van Wassenaar tot Warmont, commandeur van Gemert (1684-1690) en landcommandeur van Alden Biesen (1690-1709); Ferdinand Damiaan von Sickingen, landcommandeur van Alden Biesen (1743-1749); Leopold von Steinen, landcommandeur van Alden Biesen (1749-1766); Caspar Anton van der Heijden genaamd Belderbusch, landcommandeur van Alden Biesen (1766-1784).

Van de laatste persoon, Caspar van der Heijden, treffen we het wapen op diverse plaatsen aan.
In 1766 schonk hij de kapel van Handel een Plantijnmissaal. Op het missaal werd fraai zilverbeslag aangebracht door de zilversmid Rabanus Raab uit Boxmeer, de voorzijde met het kruis van de Duitse Orde, de achterzijde met het wapen van de schenker.
Ook een biechtstoel uit ca. 1770 draagt zijn wapen. Tijdens zijn periode als landcommandeur werd in de kapel van Handel het oksaal, de koorzolder, aangebracht. Aan de balustrade van dit oksaal hing lange tijd een groot houten paneel met zijn landcommandeurswapen.

Caspar van der Heijden had als Duitse Ordeling en ook daarbuiten een flinke politieke carrière opgebouwd. Op 27 jarige leeftijd werd hij in 1749 in de Duitse Orde opgenomen. Hij was van 1749 tot 1762 achtereenvolgens commandeur van Ramersdorf, Ordingen, Sint Gilles in Aken en Gruitrode. In 1762 werd hij coadjutor van de Balije Biesen en in 1766 stadhouder. In dat zelfde jaar werd hij landcommandeur van Alden Biesen wat hij bleef tot zijn dood in in 1784. In 1782 werd hij tot de rijksgravenstand verheven.

De nadrukkelijke aanwezigheid van landcommandeur Van der Heijden’s ‘heraldische visitekaartjes’ is echter niet ingegeven door ’s mans voorliefde voor het Handels Maria-oord. In de periode 1763 – 1770 is de Gemertse commandeurszetel vacant gelaten om – zoals het gebruik binnen de Orde dat wilde – met de inkomsten de noodzakelijke herstellings- en verbeteringswerken uit te voeren. Met het vrijgekomen geld heeft Van der Heijden ook het kerkinterieur van Handel laten vernieuwen.
Hoewel het grote houten wapenbord van het oksaal niet bij het monumentale Van Dijck-orgel hoort, werd van meet af aan dit object toch bij de aanstaande restauratie van het orgel betrokken. Om het in zijn oude luister te herstellen moest het dus weer voorzien worden van de heraldische kleuren die bij dit wapen horen.
Kenner van heraldische wapens, Jan Melssen, leverde hiervoor de volgende beschrijving:
Het wapen kan worden omschreven als: gevierendeeld; I en IV in zilver een zwart breedarmig kruis met zilveren zoom; II gedwarsbalkt van tien stukken van zilver en groen, waar overheen een rode leeuw met gouden kroon; III gedwarsbalkt van tien stukken van zilver en groen waaroverheen een rode omgewende leeuw met gouden kroon. Het schild geplaatst op een groter zilveren schild met een zwart, de randen van het schild rakend breedarmig kruis met zilveren zoom. Het schild is gedekt met een zilveren aanziende traliehelm, goud beslagen en van rood geopend. De helm wordt gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en tweemaal drie parels, waaruit een uitkomende leeuw met gouden kroon. Dekkleden (heraldisch) rechts zwart en zilver en (heraldisch) links rood en zilver.

Restauratieschilder Hein van Gemert uit Gemert bracht uiteindelijk de kleur op het wapenbord. Alvorens aan het werk te gaan onderzocht hij het wapenbord om nog mogelijke resten van de oorspronkelijke kleuren te achterhalen. Die waren inderdaad nog aanwezig zoals het venetiaans rood en zinkgroen. Deze kleuren zijn weer teruggebracht in het wapenbord en behalve deze kleuren is er veel bladgoud en –zilver verwerkt.

Bronnen:

– Eycken, Michel van der; Leden van de Duitse Orde in de Balije Biesen, Bijdragen tot de Geschiedenis van de Duitse Orde in de Balije Biesen 1; Bilzen 1994.
– Mertens, J.: Miscellenea Baliviae de Juncis II., Bijdragen tot de Geschiedenis van de Duitse Orde in de Balije Biesen 6; Bilzen 2000.
– Met dank aan Jan Melssen (Eindhoven) voor zijn uitvoerige beschrijving van het wapenbord.

Bekijk PDF

GH-2001-03 Nieuws in Gemert, De Gemertsche Courant

Simon van Wetten

Dinsdag en vrijdag. In het weekritme van veel Gemertenaren zit besloten dat zij op die dagen, in de namiddag of vooravond, toch nog maar eens naar hun brievenbus wandelen: het Gimmers krantje (wie zegt er: “Gemerts Nieuwsblad?”) kan elk moment worden bezorgd.
Kijk, de toestand op de westelijke Jordaanoever, beschreven in de Volkskrant, en de bezwaren tegen de opening van een bordeel in Someren, uitgebreid toegelicht in het Eindhovens Dagblad, lezen u en ik om uiteenlopende redenen heus wel. Maar dat gouden huwelijkspaar in de Julianastraat, het kampioenschap van harmonie Excelsior én van ome Piet z’n kanarie, en de feestelijke opening van een nieuw wandelpad in de Handelse bossen, dát is toch pas het echte nieuws. Ons kent ons. Het dorpsgevoel. Deel uitmaken van de gemeenschap. Dáárom luistert u op vrijdagavond scherp naar de ferme klap van de klep van uw brievenbus: het krantje is er!
Het Gimmers krantje is er al lang. Begonnen als een maandblad zag de Gemertsche Courant – Nieuws en Advertentieblad voor Gemert en Omstreken in september 1930 het levenslicht. De uitgave werd verzorgd door de firma Ermers en Heynen, te bereiken onder telefoonnummer 11.
Dat niet álles altijd maar duurder wordt, bewijst de abonnementsprijs die men destijds per kwartaal, dus voor drie krantjes, moest neertellen en die aanmerkelijk hoger was dan het telefoonnummer: 75 cent! Zeer prijzig, zo in de aanloop naar de crisjaren. Vandaag aan de dag, op de toppen van economische hoogconjunctuur, krijgen we ons krantje tweemaal per week gratis in de bus. Voor niks gaat de zon op én….. Inderdaad! Overigens werd de Gemertsche Courant al in 1931 een weekblad.

Jan Ermers, geboren te Oeffelt in 1905, overleden in Gemert in 1972, drukte zijn Courant aanvankelijk in de “Electrische Drukkerij” in de Oudestraat. In 1933 werd de boerderij van klooster Nazareth verbouwd tot drukkerij en vandaaruit vond het blad jarenlang haar weg naar de lezers. In de tijd van de Duitse bezetting onderging de Gemertsche Courant het lot van de meeste kranten, maar op vrijdag 13 oktober 1944 – een pure geluksdag – kon de redactie in juichstemming melden:
Met Gemert herrijst ook de Gimmertsche Courant. Na drie jaren van min of meer ondergrondsch bestaan, springt ’t Weekblad weer van de stencilmachine op de groote drukpers, en gaat de clandestiene distributie over in publieke colportage. We hoeven bij miezerig weer niet meer te schrijven dat de zon schijnt en wanneer ’t goed gaat, worden we niet meer eingesperrt als we ’t openlijk zeggen.

In 1947 onderging de krant een heel kleine naamsverandering; de Gemertsche Courant werd de Gemertse Courant. Onder de titel “Niet zoo maar zo” legde de redactie de hoofdregels van de officiele nieuwe spelling uit, en voor de “ch”-kwestie had men wat extra aandacht. Typisch was dat de Gemertsche “ch” verdween maar dat de Russische “ch” mocht blijven. Is dat logies of logisch?

In de zestiger jaren is Ermers Drukkerij Gemert overgenomen door G. van Helvoort, die vanaf februari 1967 vanuit “Drukkerij Gemert” het Gemerts Nieuwsblad uitgaf. Zijn zonen zetten die traditie als “Van Helvoort Grafisch Bedrijf” voort.

Ouder nieuws

Al vòòr 1930 zijn er bij tijd en wijle pogingen ondernomen om de lokale nieuwsvoorziening in Gemert structuur en regelmaat mee te geven. De voorlopers van de Gemertsche Courant waren in feite provinciale kranten die hun voorpagina’s per plaatsnaam een eigen “kop” gaven. De Gemertsche Courant die in 1911/1912 verscheen, ten tijde van de geruchtmakende “Gemertse ruzie” was puur op de gemeenteraadsverkiezingen van 1912 gericht.
Daarnaast verscheen, twee maal per week, het regionale blad “De Zuid-Willemsvaart”, dat trouw ook plaats inruimde voor het plaatselijke nieuws, en bijvoorbeeld berichtte over “eene vliegmachine” die in 1916 lange tijd boven Gemert vloog en een dikke honderd meter lager veel stijve nekspieren veroorzaakte. Toch had men in Gemert al eerder kennis gemaakt met vliegende voorwerpen. In 1908 waren er maar liefst drie ballonnen tegelijk in Gemert geland. “Het was hier verleden Zondag in elken kring het onderwerp van gesprek”. Met name de ballon die vlak voor de landing een viertal geschilderde glasruiten van het priesterkoor der Mortelse kerk had vernield (er hing een zware kabel aan het schuitje van de ballon) leverde een schade van 250 gulden én een hoop gespreksstof op!
Maar ook minder schokkende berichten vulden de Zuid-Willemsvaart-kolommen. Hoewel? In 1918 werd medegedeeld dat de Gemertse kinderen hun kousen konden sparen door, mits goed gewassen, met “beenen zonder kousen” naar school te komen. En wat te denken van een verslag (in 1912) van een propagandabezoek van een vegetariër aan Gemert?
Niet iedereen was even welwillend tegenover Zijne Primitiviteit en er werd hem zelfs een voer gras en een zak hooi gepresenteerd. Het bleek echter, dat hij pas geherboriseerd had.

Het échte Gimmerse nieuws nam je, liefst omlijst door het gezellige gerammel van de plattebuiskachel (aangemaakt met het vorige exemplaar) vanaf 1930 tot je via de Gemertsche Courant. Hulde aan de schrijvers en redactie van toen, want bij het doorbladeren van de diverse jaargangen valt op dat de krant uiterst leesbaar was en dat de serieuze berichten, de sensatie, de stukjes-met-een-knipoog en de advertenties in een afgewogen geheel aan elk wat wils boden.

Niets nieuws onder de zon

Een aantal nieuwsberichten is tijdloos en zou in een krant van vandaag niet uit de toon springen. Met de MKZ-crisis nog maar net achter de rug en de dreiging van terugkeer boven ons hoofd had het navolgende berichtje uit 1926 ook vijfenzeventig jaar later op pagina drie kunnen staan:
GEMERT. Het mond en klauwzeer neemt in onze gemeente nog steeds toe. Er zijn plaatsen waar het in betrekkelijk korten tijd nu reeds voor den vijfden keer voorkomt. Ook gaan er geregeld koeien dood. Deze dagen nog een bij Scheepers op Tereijken. Bij Fried v.d. Elzen moesten binnen 14 dagen 37 varkens in den grond gestopt worden. Het valt op het oogenblik niet mee boer te zijn.

Maar! Anders dan nu waren er destijds geen dramatische, preventieve ruimingen nodig om het probleem op te lossen. Jos van Elten, in normale tijden koopman in petten, wist namelijk alles van afdoende bestrijding:
Geruimen tijd reeds is het in onze gemeente een publiek geheim, dat onze dorpsgenoot de pettenmaker Sjef van Elten een probaat middel ter genezing van het mond en klauwzeer heeft uitgevonden. Algemeen geniet hij reeds den titel van Veearts en Doctor. Als proefkonijn voor zijne uitvinding gebruikte hij twee jaar geleden een geit. Zijn middel moet dan ook werkelijk afdoende helpen, gewoonlijk is de gevreesde ziekte bij toepassing van zijn middel den vierden, uiterlijk den vijfden dag geweken. Onze inlichtingen hieromtrent hebben wij bij betrouwbare boeren ingewonnen welke vol lof waren over de uitwerking.

Toch worden genieën niet altijd als zodanig (h)erkend…
Ook van toen en nu: het (kwijtraken van het) huisvuil. U herinnert zich nog de recente felle discussies rondom grijze en blauwe zak en de grijze en groene container. In de dertiger jaren werd het ophalen, uitsluitend in de kom van Gemert, per jaar geregeld.
Een beetje pijnlijk is de ontdekking dat het verwijderen van pètjes, voetpaden, al voor de oorlog, voor mijn gevoel midden in het echte pètjestijdperk, géén punt was:
Door het Missiehuis alhier is aan het gemeentebestuur opheffing verzocht van het voetpad, gelegen langs de buitengracht van het kasteel, tusschen de hoofdlaan en de laan van het R.K. Kerkhof. (maart 1934)
Het voetpad no. 123 (over de grond van landbouwer H.J. van Hout), het voetpad genaamd “De Ripskant” vanaf de Haageik tot aan de Ruijschenbergstraat, en het “Nonnenpaadje” vanaf de weg Gemert-Beek en Donk waren hetzelfde lot beschoren.

En misschien nog wel pijnlijker is de constatering dat kleine en grote criminaliteit niet alleen maar van na de oorlog zijn. Zo werd een brutale inbraak op de Heuvel door “opschuiving van een raam” (buit: 1800 gulden) in verband gebracht met de talrijke diefstallen en overvallen die in het voorjaar van 1934 in de streek werden gepleegd. In hetzelfde jaar werd in de krant gewaarschuwd voor de uitgifte van valse rijksdaalders die moeilijk van de deugdelijke munt te onderscheiden waren. De kleur was wat anders en het jaartal op de valse munten was altijd 1929.
Vier jaar later, in 1938, kwam iemand op het idee om het Belgische vijffranc muntstuk als Nederlandse rijksdaalder uit te geven:
Dinsdag is een Gemertsch zakenman, die overigens tot de pientere lui van dat kaliber mag gerekend worden, nog een rijksdaaldervormig vijf-cent-francstuk in de handen gestopt.

Een regelrecht geval van “fiets-jacking” was de overval op een zekere Van de C., wonende te Gemert, die op een vrijdagnacht, omstreeks 1 uur, terwijl hij zich per fiets van Helmond naar Gemert begaf, op lafhartige wijze werd mishandeld en beroofd. Lof en bewondering gaat uit naar de Beek en Donkse veldwachter, die de dader, ene P. uit Deurne, te pakken kreeg! De lof en hulde die uitging naar de chefveldwachter van Gemert, die samen met de heer W. van der Kemenade per auto een dief achtervolgde én arresteerde, verbleekt als we vernemen dat die dief de volgende dag kon ontsnappen. De overvaller, die bij Van der Kemenade in de winkel een revolver had gestolen, was uiteindelijk in Erp in de kraag gegrepen. Toen hij naar de plaats van het misdrijf werd gebracht (deden ze toen ook al aan reconstructies?) lette de veldwachter even niet op, en K. uit Veghel vluchtte over het Borretplein en langs de kerk de Schoolstraat in. Hij werd per fiets door de gendarmerie achtervolgd, en daarom klom K. over een afsluitmuurtje van de speelplaats van de school en verdween via een poortje de Ruijschenbergstraat in. Uiteindelijk is de man toch weer gearresteerd, maar hij had de Gemertse schooljeugd een heel aangename afleiding bezorgd.
Gemert haalde in 1936 zelfs de landelijke pers met een moordaanslag op de Rooijhoefse dijk, toen nog een zandweg. Maar in de Gemertsche Courant werd duidelijk gemaakt dat een al te enthousiaste correspondent een “gevalletje van een vechtpartij”, met als uiteindelijk letsel een wondje in de rechterwang, had “uitgebuit tot een feit, waarvan ieder weldenkend mensch moet walgen”. De ingrediënten, twee jongens en één meisje, kermiszondag en wat extra bier, uitmondend in enig EHBO-werk van dokter Pannekoek, doen vermoeden dat de Gemertsche Courant het bij het rechte eind had en dat het allemaal wel meeviel.

Aardbeving

Ja, lach er maar mee. Het Gemertsch Courantje deed dat in ieder geval wel. Onder de kop “Nog steeds aardschokken” liet men op 17 december 1932 jolig weten:
Te Den Bosch en Veghel zijn deze week nog aardschokken waargenomen. Ze veroorzaakten lichte trillingen van vazen en meubelen. In Gemert zijn gisternacht, voor zover we hebben kunnen nagaan, door één persoon lichte trillingen gevoeld. We vreezen, dat er vandaag of morgen hier en daar de kiesverenigingen nog van wakker schrikken!
Misschien dat na de echte aardbeving, een kleine maand eerder, de schrik er dusdanig inzat, dat men het ten Gemertsche Courant-burele psychologisch wel handig vond, om de naschokken met enige frivoliteit te benaderen. Immers, een paar minuten voor middernacht, op 21 november, had het geologisch bureau te Heerlen een aardbeving geregistreerd met als episch centrum een plek onder Zuidoost-Brabant. “De grootste uitslag was zoo groot dat de naald van het toestel is gevlogen”, berichtte de Zuid-Willemsvaart. In Gemert knapte in de tuin van de Latijnse school een boom af, en op de kamer van de conrector (die zich juist ter ruste wilde begeven), werd de bidstoel wel een meter van z’n plaats geslingerd. Een schilderij viel van de muur en de conrectorale ontsteltenis was groot, dat laat zich begrijpen.

Advertenties

Ermers en zijn personeel moesten óók leven en het abonnementsgeld zal geen vetpot geweest zijn. Daarom treffen we een rijk scala aan advertenties in de Gemertsche Courant aan. Een paar aardige en soms zelfs verbazingwekkende voorbeelden:

Allereerst de profetische gaven van Theo Snoeks en Zn. Theo, in de volksmond als Dorrus de Snoek aangeduid, had een heldere kijk op de toekomstige internationale ontwikkelingen: hij wist al in 1932 dat zijn prijzen “vooroorlogs” waren…
Uit de verhalen van ons pa weet ik dat als Hanneke Moors en heure vent al ventend met hun viskar door de straten van Gemert trokken, het Hanneke was die enthousiast en op luide toon opsomde welke vissoorten er op de kar lagen – en dan kwam zo ongeveer de hele fauna van Noord- én Waddenzee voorbij. Maar als Hanneke dan moe was en heure vent toesnauwde: “Roep-te gij ok ‘ns iets”, dan zei haar echtgenoot, na enig voorbereidend gerochel en niet harder dan op gewoon gespreksniveau, “Vis”. Meer niet.

Rariteiten

Verbaasd optrekken der wenkbrauwen, een glimlach en soms een schaterlach. Dat zouden zo de reacties kunnen zijn bij een korte wandeling in het dertigerjaren-rariteitenkabinet van het Gimmers krantje: In onze parochie is deze week een nieuwe lijkwagen in gebruik genomen. Dit op zich zou niet zoo’n bijzonderheid zijn, ware het niet, dat deze wagen van een bijzondere constructie is. De wagen is voorzien van altijd werkende borstels, hetgeen het bevuilen van de kerk voorkomt.

De rotonde bij het Kruiseind ligt er nog niet zo lang:
EIJERSTRUIF
Hadden liefhebbers het maar geweten, ze hadden Donderdagmorgen heerlijk kunnen genieten. Een eierkoopman, beladen met 500 eieren, kon aan het Kruiseind den draai niet krijgen, en zoodoende kwamen de eieren op de straatsteenen terecht. Slechts een vijftigtal bleef heel. Een leelijk schadepostje!

Een wichelroedeloper uit Lieshout, ingehuurd om op een fabrieksterrein in Gemert de beste plaats voor een Nortonput aan te geven, werd na zijn werkzaamheden door omstanders gevraagd om controleerbare proeven te doen. Hij deed dat door voor hem volkomen onbekende waterleidingen en ondergrondse kabels en leidingen precies na te lopen. De verbazing steeg ten top toen de man bij enkele aanwezigen proeven nam op hun lichaam. Met zijn wichelroede wees hij arm- en beenbreuken, litteekens, rheumatiek, enz. aan. Werkelijk, in zijn experimenten zit climax. Het bleek dat op aanwijzing van de wichelroedeloper heel veel mensen hun ledikant hadden verplaatst, waarna bedwateren, slapeloosheid en slaapwandelen tot het verleden behoorden.

Iedereen die weet dat onze noorderburen, de mensen uit Erp, het helemaal niet leuk vinden wanneer ze nageroepen worden met “Erpse Beren”, begrijpt de impact van het volgende berichtje. Het is een stukje uit een verslag van een Varkensfokdag te Gemert, waarbij in de rubriek “Beren” de volgende uitslag werd genoteerd: Verenigingsbeeren met minstens 5 zeugen boven de 15 maand door de afdeelingen Deurne, Erp, Gemert en Milheeze: 1ste kampioen: afdeeling Erp.

Eind 1938 maakte burgemeester Phaf bekend dat – de dreiging van een oorlog was toen waarschijnlijk al voelbaar – de manier waarop de Gemertse bevolking zou worden gewaarschuwd voor een “vliegoverval”, middels aanhoudend claxonerende auto’s zou zijn, én door het vijf minuten laten loeien van de sirene van de fabriek der firma Raaijmakers. Onder de kop “Plaatselijk nieuws” stond tegelijkertijd: Door zeer bijzondere omstandigheden is de opvoering van het drama “Als de Sirene gaat” door de Jonge Werkman uitgesteld tot een nader te bepalen datum.

In de rubriek “Uit de omgeving” vermeldde men te Bakel trots dat er een nieuwe motorbrandspuit met een capaciteit van 1500-2000 liter per minuut zou worden aangeschaft. Drie maanden later, in mei 1937, verscheen, ook onder het kopje “Bakel”, een droevig “In Memoriam” in de krant: Heden namiddag overleed na een korte doch inwendige verbranding Onze jonge lieveling na een bestaan van slechts enige uren en voordat de doopplechtigheid kon plaats vinden. De bedroefde bedienden. Jawel, de zojuist gearriveerde nieuwe motorbrandspuit was tijdens de eerste demonstratie geheel verbrand…

Recht onder een artikel over de “Bond van Politieambtenaren tot Bescherming van Dieren” stond in de Gemertsche Courant van 27 oktober 1934 het navolgende berichtje:
Dezer dagen had de heer P. alhier bij wijze van proef een lastige vlieg onthoofd. Na eenige uren constateerde hij, tot grootte verbazing, dat de romp nog leefde en wegliep wanneer de heer P. een brandende sigaar in de nabijheid bracht. Tot 18 uren na de executie tippelde de onthoofde weg en… liet zelfs, als teeken van leven, eenige ongewenschte sporen na.

Typisch een voorbeeld van vooroorlogs taalgebruik en anders óf een geval van een biologisch wondertje óf van een vroeg-emancipatorische inspanning is de krantenkop: Burgemeester Jan Phaf ongesteld

Een enorme belastingfraude bij de Gemertse voetbalclub zou je kunnen vermoeden onder de kop: GVV contra de Fiscus Het bleek evenwel dat onze zwart-witten in 1932 een vriendschappelijke wedstrijd tegen een team van belastingambtenaren speelden.

Nieuwslezer

De lezenswaardigheid van de Gemertsche Courant was, zoals we reeds eerder vaststelden, groot. De lezer, altijd op zoek naar aansprekend nieuws, kwam in ’t krantje meestal wel iets van zijn gading tegen. Zo vóél je, dankzij de pakkende verslaggeving, de passie waarmee de wielersport bedreven werd op de twee wielerbanen die Gemert in de jaren dertig rijk was (in de Oudestraat – wielerclub “Geen moed verloren”, en op de Pandelaar – wielerclub “De Pedaalridders”).

En zo begrijp je de emotie die in maart 1932 losbarstte bij het invoeren van belasting op jensbanen. Heel pijnlijk, want het jensen was juist bedacht om de belasting op biljarttafels te ontlopen. Men plaatste een jensring op het groene laken en “beugelde”, geheel belastingvrij, met keu en biljartballen.

Natuurlijk hebben de Gemertenaren vol aandacht gelezen over de aanbesteding en bouw van de muziekkiosk op ’t mertveld, vanaf mei 1936.

Via het krantje deed een fors deel van de bevolking mee aan de brede maatschappelijke discussie over het wel of niet bestaan van een geheime, onderaardse vluchtgang van het kasteel naar melkfabriek “De Eendracht”.
De heldendaad van een scherpe en alerte kat, die het bakkersgezin Egelmeers in de Kerkstraat behoedde voor een grote brand, werd op de voorpagina (vervolg op pagina 3) breed uitgemeten en was vervolgens in mei 1938 het gesprek van de week.

En je zou zevenenzestig jaar na dato nog bijna in de 1 aprilgrap van 1934 tuinen. Op 31 maart stond in de Gemertsche Courant een aankondiging “één dezer dagen” van een bezoek van Hitler, incognito, dat wel, aan het Gemerts kasteel.

Er zal ook veel gebuurt zijn over de bittere overpeinzing in het krantje dat ze in Gemert maar niet van het “folkloristische” gebruik van het “tafelen” af konden stappen. Na het taofelen op de Heuvel, in oktober 1931, waarbij de politie er aan te pas moest komen om de strafexpeditie die zo’n tafelpartij in feite was, te beëindigen, wees de Gemertsche Courant op de narigheid die dat ritueel voor alle betrokkenen kon opleveren. 1

De Gemertsche Courant toen – het Gemerts Nieuwsblad nu. Er is niet zoveel verschil. Ook de jaargangen van het Nieuwsblad verdwijnen in het archief en wekken belangstelling en vertedering op wanneer in een aflevering van “Gemerts Heem” van om en nabij het jaar 2051 teruggekeken wordt naar het “Dorpsnieuws uit het begin van de eeuw”. De drijfveer om véél van het heden mee te maken, ook de gebeurtenissen waar we niet lijfelijk bij aanwezig kunnen zijn, zal altijd strakker blijven dan de veer van onze brievenbussen. Bèng. Ik hoor ’t krantje…

VERANTWOORDING

Voor dit artikel is, voor zover het berichten uit de Gemertsche Courant aangaat, vooral geput uit “jaren ’30-nieuws”. Uitzonderingen: de krant van 13 oktober 1944 (eerste Gemertsche Courant na de bevrijding) en de krant uit 1947, waarin voor het eerst de “ch” in Gemertsche werd losgelaten.

NOTEN.

1. Simon van Wetten: Van tafelen en toffelen (GH, jrg. 1995, no. 1).

Bekijk PDF