GH-2022-1 Godart van Ahr, een Gemertse commandeur uit de Eifel 

Anton Schuttelaars  

Godart van Ahr werd in 1548 in Gemert opgenomen in de Duitse Orde. Rond 1565 kreeg hij de leiding over de commanderij van die orde in Bekkevoort bij Diest en in 1571 keerde hij terug naar Gemert, waar hij tot aan zijn dood in 1598 commandeur was.1 Behalve de opmerking dat hij een neef was van de landcommandeur Hendrik von Reuschenberg, is over Godarts herkomst in de literatuur niets te vinden. Reden genoeg voor een nader onderzoek.

Godart van Ahr, zijn naam komt zoals gebruikelijk in de zestiende eeuw in alle mogelijke spellingsvarianten voor: Goddart /Godart/Goyart/Goyaert van/von (der) Aar/Aer/Ahr.

Von Ahr von Antweiler

In 1592 werd Godart van Ahr gezworen lid van de Bossche Lieve Vrouwe Broederschap, zijn wapen is dan ook opgenomen in het wapenboek. Ditzelfde wapen vinden we ook op een drinkbeker die Godart aan de Broederschap schonk2 en bovendien op een sluitsteen in het kasteel van Gemert3. De gouden zegelring, twee zilveren zoutvaten en drie zilveren lepels, alle voorzien van het wapen Von Ahr, die na Godarts dood in 1598 in zijn boedel werden aangetroffen4, zijn daarentegen verdwenen.

Het wapen van Godart van Ahr komt overeen met de beschrijving van het wapen van Von der Ahr von Antweiler in het Armorial Géneral van Rietstap: in rood twee zilveren rozen boven en één gouden ster onder.

Antweiler is de naam van twee plaatsen, beide in de Eifel gelegen. De familie Von Ahr blijkt niet uit Antweiler aan de Ahr afkomstig te zijn, maar uit het noordelijker gelegen Antweiler bij Mechernich. De naam Von Ahr (von Antweiler) komt vrij vaak voor in de historische bronnen, maar een betrouwbare genealogie van dit geslacht is niet voorhanden.

Godart heeft heel wat sporen nagelaten in de archieven, maar bijna uitsluitend in zijn rol als functionaris van de Duitse Orde. Akten waarin hij binnen de context van zijn familie wordt genoemd zijn daarentegen op de vingers van één hand te tellen. Deze akten zijn helaas niet digitaal beschikbaar, maar op basis van de samenvattingen die wel online staan5, kan deze familie die sinds het einde van de vijftiende eeuw de voogdij over het stadje Antweiler bezat en aldaar de Untere Burg bewoonde, en waar onze Gemertse Godart uit stamt, toch worden gereconstrueerd.

Ter bevestiging nog het volgende: deze familie Von Ahr voerde inderdaad hetzelfde wapen als onze Gemertse commandeur, zoals moge blijken uit de twee voorbeelden uit de Eifel.

Von Eynatten

De naam van Michael von Eynatten zu Obsinnich, de man van Godarts zuster Catharina, zal in het Gemertse de nodige belletjes doen rinkelen: vanaf het einde van de vijftiende eeuw tot 1571 waren alle Gemertse commandeurs telgen uit de familie Von Eynatten.6 Nu moeten we wel de chronologie in de gaten houden: al weten we niet wanneer Catharina en Michael precies zijn getrouwd, dat zal gezien het geboortejaar van hun oudste zoon (1575) in de eerste helft van de jaren 1570 zijn geweest. Deze familieband kan dus niet de reden zijn geweest voor Godarts toetreding tot de Duitse Orde: hij was immers al lang en breed lid (1548) en commandeur in Bekkevoort (1566). Maar deze Michael was wél de broer van de Gemertse commandeur Winand von Eynatten (1570†), die in 1571 werd opgevolgd door … Godart von Ahr. We moeten niet uit het oog verliezen dat zo’n benoeming plaatsvond door het kapittel van de balije, maar wat daar in de wandelgangen is gebeurd, tja…

Neef van landcommandeur Hendrik von Reuschenberg?

Ad Otten stelt in diverse artikelen dat Godart van Ahr een neef is van Hendrik von Reuschenberg, landcommandeur van de balije Biesen van de Duitse Orde tussen 1572 en 1603.7 In de stamboom Von Ahr is echter geen connectie met de familie Von Reuschenberg te vinden. Een échte neef van de landcommandeur was Godart zeker niet: Von Reuschenberg was noch Godarts oom, noch een kind van een oom of tante van Godart.

Waar is Ottens bewering dan op gebaseerd? Hij vermeldt gelukkig netjes zijn bron: in een akte van 16-6-1579 uit het Gemertse schepenprotocol8 vinden we de volgende passage: …naedemael hij een oerdens heer is ende den lantcommendeur sijn cozijn ende met brueder … ofwel: omdat hij een heer van de (Duitse) Orde is en een neef en medebroeder van de landcommandeur. En die landcommandeur was toen inderdaad Hendrik von Reuschenberg. Maar ook de stamboom Von Reuschenberg biedt geen uitkomst: ook hier is geen connectie met de familie Von Ahr te vinden.

Terug naar de akte dan maar: waar gaat die over? De commandeur beschuldigt de Gemertse schepen Lenaert Rutten ervan zonder toestemming heesters op het land van de Orde te hebben laten uitsteken en die op zijn eigen land te hebben aangeplant. Tijdens de verhitte discussie die volgde liet Lenaert zich tegen de commandeur ontvallen: ‘Ick ben alsoe goet als ghij’. De zaak van de heesters zelf werd een week later in het voordeel van Lenaert beslecht. Maar intussen hadden de arbiters, onder wie de schout van Aarlebeek, Jacob van Eijndhouts, Lenaert vanwege zijn onbezonnen uitspraak apart genomen en sterk onder druk gezet: van ‘gheenen keerl off boer’ kon de commandeur als ordensheer en neef en medebroeder van de landcommandeur een dergelijke uitspraak accepteren.

‘Ghij moet Gemert verlaeten, met U ende met U gesin’, kreeg hij toegebeten. Dat deed Lenaert niet, maar op een andere manier zwichtte hij wel: door de toorn van de commandeur met 70 gulden af te kopen.

Wat kunnen we hieruit opmaken? In de eerste plaats dat het niet om de eigen woorden van Van Ahr gaat, maar om die van een lokale bestuurder uit de buurt van Gemert. Zo mogelijk nog belangrijker is de context waarin de uitspraak werd gedaan, en dat is er een van dwang en intimidatie, bij uitstek een situatie waarin het met de waarheid niet zo nauw wordt genomen en overdrijving eerder regel dan uitzondering is. De status en importantie van de commandeur moesten koste wat kost worden onderstreept, zelfs met flink opgeklopte beweringen. Wist Van Eijndhouts veel hoe het precies zat, hij wilde alleen maar onderstrepen dat Van Ahr van dezelfde rang en stand was als de landcommandeur en dus ver verheven boven een eenvoudige Gemertse boer. Op mijn vraag aan Ad Otten of er meer bewijs is voor zijn bewering verwijst hij9 naar het huwelijkscontract uit 158210 tussen Adolf van Cortenbach, heer van Helmond en Philippa van Ruyschenberch – zoals ze daar wordt genoemd –, een nicht van de landcommandeur, om precies te zijn: een dochter van diens broer Wilhelm von Reuschenberg. Onder de getuigen bij dat contract vinden we inderdaad zowel Hendrik von Reuschenberg als Godart van Ahr. Maar dat is nog geen bewijs van onderlinge verwantschap. Integendeel zelfs: Hendrik getuigt namens zijn nichtje, Godart van Ahr figureert daarentegen onder de getuigen van Adolf van Cortenbach. Hij zou een jaar later bovendien getuige zijn bij de doop van een kind van het jonge echtpaar.11 Van een nauwe familieband Von Ahr – Van Cortenbach is geen sprake, de connectie zal vooral hebben gelegen in de nabijheid van Helmond en Gemert en hun vergelijkbare heerlijke posities aldaar.

Een Von Betgenhausen-connectie?

Van een nauwe familierelatie Von Ahr – Von Reuschenberg is geen sprake. En toch…

En toch bestaat er wel een band, waarschijnlijk gebaseerd op een huwelijk van drie generaties terug, maar wel een band die blijkbaar al die tijd in stand is gehouden. Hoe zit dat? Daarvoor moeten we te rade gaan bij een tweetal huwelijkscontracten.12

Bij het huwelijk van Godarts ouders Johan von Ahr en Agnes van der Lippe genaamd Hoen13 in 1526 vinden we als getuigen van de bruid: haar broers Bertram, Willem en Diederick, en haar oemen und neijffen … Heijnrich van Ruijschenbergh, Emont van Ruijschenbergh und Steffaen van Stommell, respectievelijk een oud-oom, de vader en een oom (getrouwd met Emonts zuster Margaretha) van landcommandeur Hendrik. Bij het huwelijk in 1491 van Agnes’ ouders Reinhard van der Lippe genaamd Hoen en Anna von Kriekenbeck genaamd Spoir vinden we Johan van Ruijschenberg herre zo Setrijck als getuige namens de bruid: hij was de grootvader van de landcommandeur. Het lijkt erop dat Johans aanwezigheid aldaar voortvloeit van de kant van de moeder van Anna van Kriekenbeck, Margaretha von Betgenhausen: getuige Johan von Reuschenbergs tante Elisabeth was getrouwd met ene Dietrich von Betgenhausen. De onderlinge verwantschap tussen die twee Von Betgenhausens heb ik helaas niet kunnen vaststellen.

Hoe dan ook, er blijkt inderdaad sprake van een (behoorlijk verre) verwantschap tussen Godart van Ahr en Hendrik von Reuschenberg, een band die door de jaren heen herhaaldelijk werd herbevestigd. Dat Godart landcommandeur Hendrik, de zoon van een van de getuigen bij het huwelijkscontract van zijn ouders, ‘neef’ noemde – niet in de enge zin van het woord, maar in bredere zin, als een verder verwijderd familielid – is heel wel denkbaar. En dat de Aarlebeekse schout daarvan op de hoogte was en dit feit als argument gebruikte om Lenaert Rutten onder druk te zetten, is dat ook.

Maar om Godart zonder verdere nuancering of toelichting een neef van de landcommandeur te noemen is op zijn minst misleidend te noemen.

Godart van Ahr en de Duitse Orde

Godart was de eerste Von Ahr die tot de Duitse Orde toetrad. Een verklaring voor die keuze moet worden gezocht bij de familie van zijn moeder, Agnes van der Lippe genaamd Hoen, en de hele ‘Betgenhausen-connectie’. Aan die kant van de familie vinden we behoorlijk wat Duitse Orderidders:

  • Diederik von Betgenhusen, commandeur van Gemert (1408-1414), commandeur van Bernissem (1414-1434), landcommandeur van de balije Biesen (1434-1440);
  • Johan von Krieckenbeck genaamd Spoir, commandeur van Reval (Tallinn, Estland) (1462- 1468);
  • Reinier Hoen von Betgenhusen, ridderbroeder in Nieuwen Biesen (1472, 1496†);
  • Christiaan von Betgenhusen, ridderbroeder in Nieuwen Biesen (1472, 1497†).

Tel daarbij de ‘actieve band’ met de Von Reuschenbergs, dan wordt een voordracht bij de De Von Betgenhausen-connectie tussen de families Von Ahr en Von Reuschenberg. G E   Duitse Orde heel verklaarbaar en wordt zijn uitverkiezing door het kapittel van de balije begrijpelijk. Bij zijn intrede in 1548 stond ene Diederik Hoen van der Lippe14 garant. Inderdaad: zijn oom, beter bekend als Diederik van der Lippe genaamd Hoen (1492-1565), heer van Betgenhausen, Afferden, Blijenbeek, en Grubbenvorst. En ook na zijn intrede onderhield Godart contacten met zijn familie van moederszijde. Zo was hij in 1565 getuige bij het huwelijk van zijn neef, Diederiks zoon Caspar (1531-1607).

Godarts oudste broer Johan volgde hun vader op als erfvoogd van Antweiler; broer Wilhelm trad in in de benedictijner abdij van Siegburg, waarvan hij van 1581 tot zijn dood in 1604 proost was.

Ook Godart koos voor de geestelijke stand en maakte ongetwijfeld dankbaar gebruik van het netwerk van de familie van zijn moederskant – waar zeker ook de familie Von Reuschenberg toe behoorde – om een plaats als ridderbroeder in de balije Biesen van de Duitse Orde te verwerven. Als zodanig bracht deze inboorling van de Eifel een groot deel van zijn leven door in Gemert, alwaar hij in 1598 tenslotte ook zijn laatste adem uitblies.

Noten:

  1. 1. Michel van der Eycken, ‘Ridders, priesters en zusters van de balije (1220-1809)’, Leden van de Duitse Orde in de Balije Biesen. Bijdragen tot de geschiedenis van de Duitse Orde in de Balije Biesen (Bilzen 1994) 11-188, aldaar 22; Ad Otten, ‘Commandeurs van Gemert’, Gemerts Heem 33 (1991) 16-30, aldaar 26. 2. Ton Kooyman, ‘De 18 tinnen drinkkannen van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te ’s-Hertogenbosch’, De Tinkoerier. Mededelingenblad Nederlandse Tinvereniging 7-2 (dec. 1999) 9-36, aldaar 18. 3. Ad Otten, ‘Handtekeningen van Teutonen 1220-1794’ in: Ton Thelen ed., Soevereine Heerlijkheid Commanderij Gemert (Gemert 2009) 55-59, aldaar 63. 4. Brabants Historisch Informatie Centrum, ’s-Hertogenbosch (BHIC), 272 Commanderij Duitse Orde Gemert, inv.nr. 333. 5. De belangrijkste akten: Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Abteilung Rheinland, Reichskammergericht AA 0627, 52 – A 218/442; Landeshauptarchiv Koblenz, Bestand 700,221, Archiv der Freiherren von Solemacher-Antweiler, Nummer 206 6. Zie noot 1. Voor de genealogie Van Eynatten: Généalogie d’Eynatten’, Annuaire Généalogique des Pays-Bas (1874) 93-162. 7. Onder andere: Ad Otten, ‘Commandeur vergeleken met boer; een misdrijf tegen de etiquette in 1578’, Gemerts Heem 24 (1982) 54-57; Ad Otten, ‘De moeder van het kasteel en haar huishouden’, Gemerts Heem 26 (1984) 85-90 8. Otten, ‘Commandeur’, 57; Gemeentearchief Gemert-Bakel, Schepenbank van Gemert (11.082), inv.nr. 110, folio 166v (oude nummering 160v). 9. E-mail Ad Otten d.d. 8-11-2021. 10. Jac. J. M. Heeren, Het kasteel-raadhuis en de heren van Helmond (z.p. 1938) 181-191. 11. Ibidem, 206. 12. Rijckheyt, Centrum voor Regionale Geschiedenis, Heerlen, 550 Archiv Schloss Haag, inv.nrs 320, 3429, 3440. 13. Over deze familie: Anselm Frhr. v. Hoiningen-Huene, ‘Die Familie von der Lippe gen. Hune’, Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein 24 (1872) 240-269. 14. Van der Eycken, ’Ridders, priesters en zusters’, 22, noemt hem Diederik Hoen van der Zyppe, maar dat berust ongetwijfeld op een foutieve lezing van de bron.

Hendrik van Reuschenberg (1528-1603). 

Fragment uit het Gemert Schepenprotocol met de in de tekst geciteerde passage.

 Hendrik van Reuschenberg (1528-1603).

Wapensteen met rechts het wapen Von Ahr, poort van de Unterburg in Lissingen.

Wapen Von Ahr op de grafzerk van Georg von Kesselstatt in de kerk van Föhren.

Wapenboek Ilustre Lieve Vrouwe Broederschap. (BHIC, 1232 Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, inv. nr. 148, f. 92v)

Wapen Von Ahr in Siebmacher’s Wappenbuch (begin zeventiende eeuw). 

De Untere Burg in Antweiler.   

Voor tekst in PDF met afbeeldingen