GH 2019-04 In Memoriam Johannes Adrianus Vilé

Ryan Willems

Inleiding

Vroeger als kind ging ik al trouw mee naar de jaarlijkse dodenherdenkingen op 4 mei. Want onze ome Johan Vilé, broer van mijn moeder, was in de Tweede Wereldoorlog gesneuveld en ligt bij het oorlogsmonument op het Ridderplein begraven. Wie was oom Johan? Waarom was hij gesneuveld? Wat had hij dan gedaan? Vragen die al die jaren door mijn hoofd speelden en waar ik maar sporadisch informatie over kreeg.

Toen het verzoek kwam om tijdens het Herdenkingsconcert ‘75 jaar Bevrijding Gemert’ over Johan Vilé te vertellen heb ik geen moment geaarzeld. Het was tevens de aanleiding om eens nader onderzoek te doen en zijn persoonlijke verhaal verder uit te werken.

In ons huis aan de st. Josephstraat stonden op de kapstok veel lege granaathulzen in allerlei maten en hing een schilderij van oom Johan in de kamer aan de muur. In de gang hing een foto van het Gemerts oorlogsmonument met op de voorgrond Prins Bernhard, samen met de vader van Johan, mijn opa. Op zolder vond ik kaarten van Europa waarop met kleurpotlood frontlinies van het voorjaar 1944 compleet met datums waren ingetekend. In een klein houten kistje een restant rantsoenbonnen. Bovendien stonden er munitiekisten vol met patroonbanden en ergens in een hoek een pakket in doeken gewikkeld waar wij niet aan mochten komen…

Ik ben in 1956, vlak na de babyboom geboren. Dus spreken we over begin jaren ‘60. De oorlog lag in die tijd bij de mensen al minder vers in het geheugen en de wederopbouw was een heel eind geschied. Maar toch, het zette me toen aan het denken.

Het gezin Vilé

Sjef Vilé en Marie van Dijk trouwden op 15 mei 1917 te Veghel. Daar werden de eerste acht kinderen geboren. Achtereenvolgens Tinus, Leo, Cor, Wim, Sjef en na een vroeg gestorven zusje Mientje kwam op 23 mei 1925 Johan als nummer zeven in de rij. Vervolgens werd in Veghel ook Bart geboren. In 1928 verhuisde het gezin naar De Mortel waar vader Sjef werk had gevonden als timmerman. In hetzelfde jaar kwam er een tweede zusje, Mientje. Zij heeft maar twee maanden geleefd. Kindersterfte kwam toen nog vaak voor. Daarna kwamen nog Frits en Trees, mijn moeder. In totaal elf (!) kinderen. Een groot gezin was in die tijd geen uitzondering.

Erg rijk waren de Vilé’s niet. Vader Sjef verdiende als timmerman een eenvoudig loon. Ze hadden het niet breed en er werd dus als vanzelf een beroep gedaan op de vindingrijkheid van eenieder. Zo hebben ze allemaal moeten vechten voor hun plekje in het gezin en beide ouders zullen moeite hebben gehad om alles in gareel te houden. Om de lasten te verlichten werd soms een van de kinderen voor een tijd ondergebracht bij de familie van moeke Marie in de grote stad Delft.

In 1937 verhuisde het gezin Vilé uiteindelijk van De Mortel naar de St.-Josephstraat in Gemert. Johan was toen 12 jaar. Mijn moeder Trees is daar ingetrouwd en zou op die plek bijna 80 jaar blijven wonen.

De Duitse inval in Gemert

De Duitse aanval op Nederland in 1940 begon op 10 mei en betekende voor Nederland het begin van de Tweede Wereldoorlog. In Gemert begon de morgen van 11 mei 1940 vreedzaam. Maar toch niet zo als andere ochtenden. Nee, het was oorlog! De Duitsers waren ons vredige landje binnengevallen, hadden onze neutraliteit geschonden. Op de radio had Koningin Wilhelmina in een toespraak een ‘vlammend’ protest laten horen tegen deze brutale schending van het volkenrecht.

Terwijl Duitse troepen het Binderseind opdraaiden, kregen ze de Nederlandse militaire vrachtwagens in de gaten die voor het poortgebouw van het kasteel stonden. Direct ontstond een kort vuurgevecht. Een Duitse soldaat zakte daarbij zwaar gewond ineen. De Duitsers waren ervan overtuigd dat hun kameraad was neergeschoten door een burger in overall. De commandant van de groep beval daarop dat de bewoners van het plein en de aanliggende straten bijeen moesten worden gebracht in de muziekkiosk op het Borretplein.

Vanaf het Binderseind ging het, via het Stereind, naar de Heuvel en de St.-Josephstraat. Moeder Marie Vilé en zusje Trees van zeven jaar werden ook meegenomen. Toen de Duitsers daar een groot aantal Gemertenaren bijeen hadden gedreven ging het, onder bedreiging van de geweren, naar de kiosk op het Borretplein. Terwijl de gijzeling voortduurde, vlogen er geregeld Duitse vliegtuigen over het dorp. Al snel gonsde in de kiosk het gerucht dat het kasteel gebombardeerd zou worden om de weerstand uit te schakelen. Na de nodige schermutselingen en enkele dodelijke incidenten was het duidelijk dat verder verzet geen zin meer had en slechts nodeloos nog meer slachtoffers zou eisen. Met de handen omhoog liepen de Nederlandse militairen en paters, vier aan vier, tussen een haag van zwaar bewapende Duitsers naar de Kasteellaan. Vandaar ging het naar het Borretplein, de paters voorop, gevolgd door de krijgsgevangenen. Ze zagen nog juist dat de laatste gijzelaars die op de kiosk stonden, werden vrijgelaten. Naar huis! Wat een impact moet dat hebben gehad in ons Gemert! De schrik moet er goed hebben ingezeten.

Ten tijde van de gijzeling was Johan bijna 15 jaar. Het feit dat zijn moeder en zusje waren gegijzeld, zal bij hem een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten en zeker het nodige effect hebben gehad op zijn latere beslissingen tijdens zijn korte leven.

De bevrijding

Van de gijzeling naar de bevrijding… Het is een grote sprong. Maar de Gemertse oorlogsgeschiedenis is reeds uitvoerig beschreven en het verhaal van ome Johan speelt zich vooral af in de herfst van 1944. Toen het zuidelijk deel van Nederland in 1944 was bevrijd van de Duitse bezetting, hebben vele Nederlanders zich aangemeld bij de nieuw te formeren compagnieën stoottroepen. Deze compagnieën werden ingedeeld bij het voor deze gelegenheid gevormde Commando-Brabant en Commando-Limburg. Zij werden direct ingezet in de gebieden onder de grote rivieren, waar Duitse verkenningseenheden regelmatig probeerden te infiltreren in het bevrijde zuiden. Zonder enige vorm van training en met gebrekkige uitrusting, hebben deze “Stoters van het Eerste Uur” zich maximaal ingezet om deze infiltraties te voorkomen, waarbij regelmatig gevechtscontact werd gemaakt met Duitsers.

Als bewapening werden vaak buitgemaakte Duitse wapens gebruikt, in combinatie met vooroorlogs materiaal en wapens die tijdens de oorlog gedropt waren door de Britten. De Stoters waren fanatiek en voor de duvel niet bang!

Omdat uniformen in de eerste periode ook niet voorradig waren, droegen de stoottroepen blauwe overalls met een oranje band op de linkerarm. De Nederlandse helm uit 1934 was nog beschikbaar en behoorde aanvankelijk min of meer tot de standaarduitrusting. Tijdens de besprekingen op 21 september 1944 in Brussel kreeg, met instemming van Prins Bernhard, dit strijdend deel van de Binnenlandse Strijdkrachten officieel de naam Stoottroepen. Het 13e Infanteriebataljon Regiment Stoottroepen Prins Bernhard maakt nu nog steeds deel uit van de 11e Luchtmobiele Brigade en is gelegerd op de Johan Willem Frisokazerne te Assen. Uiteindelijk zijn de Limburgse stoters ingebed in het Amerikaanse leger, terwijl de Brabantse stoters de bezetters bevochten in samenwerking met de Britten en Canadezen. Zij kregen daar het Engelse tenue, de Limburgers werden uitgerust met Amerikaanse uniformen. Allen waren te herkennen aan de naam ‘Stoottroepen’ op de schouder.

Het gebrek aan militaire training en uitrusting had zo zijn effect wat blijkt uit het grote aantal gesneuvelden. In de periode van half september 1944 tot 5 mei 1945 was het verlies maar liefst 102 Stoottroepers.

Uiteindelijk werden in Brabant vijftien compagnieën opgericht en later eveneens geformeerd in drie bataljons, samengevoegd in het Stoottroepen Regiment Brabant. Sneller dan in Limburg gingen de Engelsen ertoe over de Stoottroepen-compagnieën als gevechtseenheid in te zetten aan het front. Al op 10 oktober 1944 vertrok de eerste compagnie vanuit Eindhoven.

Gemert is op 25 september 1944 bevrijd. Johan heeft zich samen met zijn broer Wim vrijwel direct aangemeld en is ingedeeld in een van de compagnieën van het Stoottroepen Regiment Brabant. Juist deze compagnie werd ingedeeld bij het 53e Welsh Infanteriedivisie. Uit het logboek van deze divisie blijkt inderdaad dat die op 20 september bivak had bij het Wilhelminakanaal ten westen van Eindhoven.

De 53e Welsh Infanteriedivisie landde op 28 juni 1944 in Normandië en werd toegevoegd aan het 12e Legerkorps. Operatie Market Garden duurde van 17 tot 25 september 1944 en eindigde zoals bekend in een patstelling. Op 16 oktober 1944 gaf generaal Montgomery bevel de haven naar Antwerpen bereikbaar te maken door Zuid-Nederland te bevrijden. Tijdens deze operatie was Den Bosch een scharnierstelling. De 53e Welsh Divisie kreeg de taak om de stad in twee dagen te veroveren, om daarna naar het westen door te stoten. Op die manier kon het Duitse 15e Leger worden verhinderd om over de Maas naar het noorden te ontsnappen.

Dat de geallieerden er aankwamen en dat Nederland bevrijd werd van zijn bezetters moet tot grote euforie hebben geleid bij met name de jongvolwassenen. Samen met de successen van het invasieleger en de hang naar avontuur kwamen deze jonge mannen in een overwinningsroes. Bij Johan en Wim heeft de rancune over de gijzeling van hun moeder en zusje aan het begin van de oorlog wellicht ook een rol gespeeld bij hun beslissing om zich aan te melden bij de Stoottroepen.

Op 26 oktober 1944 is het 53e door de ‘Corridor’ naar het Noorden getrokken en legert het samen met de Stoottroepen vlak bij Den Bosch. Op 27 oktober krijgen ze de opdracht voor een zuiveringsactie. Daar, bij het binnentrekken van de stad, in de Verwersstraat, wordt Johan direct getroffen door een kogel van een sluipschutter…

Waarschijnlijk is hij nog overgebracht, reeds overleden of stervende, naar een hospitaal in Rosmalen. Hij is namelijk op 28 oktober 1944 geregistreerd als zijnde overleden in die gemeente. Net een maand onder de wapenen sneuvelt Johannes Adrianus Vilé bij zijn eerste actie op 19-jarige leeftijd.

In de familie gaat het verhaal dat diezelfde ochtend moeke Marie voor het ontbijt beneden komt en vraagt of dat er iemand op haar kamer is geweest vannacht? Niemand was op haar kamer geweest…

De Slag om ‘s-Hertogenbosch duurde van 22 tot en met 28 oktober 1944. De meer dan 100.000 granaten die door de Royal Artillery op de stad werden afgevuurd, illustreren de enorme kracht waarmee het invasieleger te werk ging. Johans broer Wim Vilé is wel behouden teruggekeerd en waarschijnlijk wist hij meer over die spullen op de zolder in de St.-Josephstraat. Wim is later geëmigreerd naar Canada, waar hij is overleden op 1 juli 2005. Met militaire eer, gevormd door Gemertse Stoottroepers, werd Johannes Adrianus Vilé op 2 november 1944 begraven op het Roomskatholieke kerkhof van de parochie St.-Jans Onthoofding te Gemert en vanuit dit graf op 11 april 1947 bijgezet in het oorlogsgrafmonument in de kasteeltuin te Gemert.

Die foto in onze gang getuigd daar van

Een citaat uit het bidprentje ….

Toen de roep weerklonk: ‘Trekt uit en vecht voor ons volk’, aarzelde hij geen ogenblik, maar gaf zich zonder voorbehoud om de zelf terug verworven vrijheid ook voor anderen te gaan bevechten.

Terecht mogen wij dan ook op hem toepassen de woorden van St. Augustinus: ‘Aller achting waardig en hoog te prijzen zijn de dappere soldaten, die onder den bijstand van God, hun Helper en Beschermer, geen moeiten of gevaren schuwen om de wrede en barbaarse vijanden te overwinnen, en den vrede voor het land te verzekeren. Hun roem is echter nog groter, als zij bij de vervulling van hun plicht trouw zijn tot in den dood.’

Dierbare ouders, broers en zuster, medeburgers en medestrijders, gaarne had ik mij met U verheugd na de behaalde overwinning en den verkregen vrede: God heeft het anders beschikt. Moge mijn dood een offer zijn om U een gelukkiger leven te verzekeren: Op het monument 53rd Welsh Division Memorial aan de Aartshertogenlaan in ’s- Hertogenbosch staat de tekst:

‘TO THOSE WHO DESERVE TO BE ETERNALLY REMEMBERED’ ‘

Aan diegenen die verdienen om eeuwig te worden herinnerd’

We mogen ze nooit vergeten!

Slotwoord

Diep, diep respect heb ik voor de mannen en vrouwen die zich inzetten voor deze strijd met het risico op fysiek en/of mentaal trauma en daarmee zelfs hun eigen leven riskeren; het kostbaarste wat een mens heeft. Zo ook Johannes Adrianus Vilé; 19 jaren jong…

GH-2019-04-In-Memoriam-Johannes-Adrianus-Vile.pdf