GH-2017 02 De Bijenkorf, een Zaanse Schans in Gemert

Molen De Bijenkorf, met een officiële windbrief uit 1695, is al in 1694 tegen schade verzekerd! Weliswaar in Zaandijk in Noord-Holland, weliswaar onder de schone naam De Veenboer weliswaar als witpapiermolen, met een schuur van zestig meter lang om alle werktuigen in te plaatsen die van vodden, papier maakten, maar verder toch de imposante molen die nu hét visitekaartje van de Gemertse wijk Den Elding is.

In 1907 werd De Veenboer verkocht aan slopers. Die sloegen de molen niet aan stukken, maar haalden ’m zorgvuldig uit elkaar. Adrianus Wilhelmus Coppens uit Boekel was de koper en liet al die losse onderdelen als korenmolen herbouwen door molenmaker Frans Vorsters uit Helmond. Dat gebeurde aan de Deel in Gemert.

Adrianus stamde uit het bekende middeleeuwse molenaarsgeslacht Coppens. Zijn opa, ooms en broer waren molenaar op de Willibrordusmolen in Bakel, zijn vader, Nicolaas Coppens, was molenaar in Helmond en later van de standaardmolen in Boekel, zijn twee broers Willem en Huub werden eveneens molenaar (in Boekel, Bakel, Geffen en Volkel, welke laatste molen door Huub in 1905 was gebouwd) en zijn neven Frans en Willem van den Boomen waren in Gemert al molenaar.

Adrianus trouwde met de dochter van de Boekelse burgemeester, Alouisa Bouwens. Hij ging in de leer als molenaarsknecht bij zijn vader in Boekel, in Bakel en Achel (B). Hij was na zijn huwelijk korte tijd molenaar in Wychen, om eind 1893 de eerste molenaar van Loosbroek te worden op een door hem geïmporteerde molen van Zaanse afkomst. Na tien jaar had hij het in Loosbroek gezien en verkocht eind 1906 de molen voor 4.100 gulden. Korte tijd later vroeg hij in een advertentie een windgraan- of poldermolen te koop. Uit het aanbod koos hij De Veenboer. Hij woonde even op ’t Veld in Uden en verhuisde vervolgens op 23 mei 1907 naar Gemert om de bouw van de molen te begeleiden. Het pioniersbloed was in hem gaan stromen, ook Gemert was voor hem al snel te klein en in 1909 verhuisde hij met zijn gezin naar Kimberley, Wisconsin (USA), waar hij in 1929 werd begraven.

Een bewogen geschiedenis

Adrianus Coppens heeft vermoedelijk niet geweten, dat hij ‘een held van een molen had gekocht,’ want De Veenboer kende in het Zaanse een bewogen geschiedenis. Ooit beroofde de vaste timmerman van de molen, immer oproepbaar maar al heel lang niet opgeroepen, zich door ophanging van het leven. De molen stond namelijk al lange tijd stil, sloop dreigde, de arme man zag de toekomst zo somber in dathij de hand aan zichzelf sloeg. Des te tragischer omdat een maand daarna bekend werd dat De Veenboer niet gesloopt zou worden, maar omgebouwd, tot pelmolen. Een pelmolen pelt gerst tot gort. Dat was in 1879. Vijftien jaar later brak brand uit in molen Het Guiswijf één van de molens in de lange rij waar ook De Veenboer deel van uitmaakte. Door de ijskoude noordoosterstorm vatte molen Het Fortuin geheel tegen de verwachting die zo’n naam wekt in, óók vlam. De Veenboer was aan de beurt! Gelukkig had men kans gezien vast water op de molen te spuiten, en de mulder liet de wieken met fladderende zeilen vonken malen. Zo stopte De Veenboer deze brand, spaarde daarmee ook molen De Schoolmeester en misschien wel meer huizen en molens. Ja, ja, er staat een held rond te wieken in Den Elding!

De eerste eigenaar, in 1694, was Barend Corneliszoon Veen. Vandaar de naam De Veenboer De familie Honig, een geslacht van papierfabrikanten, nam in 1709 de molen over. In 1879 werd Pieter Dekker de nieuwe eigenaar en vanaf dat moment produceerde men in de molen geen papier, maar werd er gerst en rijst gepeld. Toen de pellerij niet meer lucratief bleek, ging Dekker De Veenboer als graanmolen gebruiken, maar al snel was de capaciteit te klein. Dekker ging op zoek naar een grotere molen en verkocht die ouwe, trouwe Veenboer aan een sloper.

Molen Peeters

Kort nadat de molen in bedrijf was, verkocht Adrianus Coppens in 1908 De Bijenkorf aan de 27-jarige molenaar Andries Verstappen, zoon van Godefridus Verstappen, molenaar in Stiphout. Verstappen werd na tien jaar echter ziek, verkocht de molen en werd koster. Hij bleef dat tot zijn dood in 1929.

De nieuwe eigenaar van de molen was Frans de Vocht, zoon van molenaar Henricus de Vocht uit Helmond. De Vocht was al ruim dertig jaar molenaar in Helmond geweest toen hij zich op 19 november 1919 in Gemert vestigde. Hij kon in Gemert geen wortel schieten en een jaar later verkocht hij de molen aan Jan Johannes Peeters. Hij was een zoon van molenaar Antonius Peeters uit Sint-Michielsgestel, waar hij tot zijn huwelijk in 1917 met Lamberta van Kessel uit Boekel, als molenaar werkzaam was. In 1918 werd hij molenaar in Schijndel, vanwaar hij op 24 september 1920 naar Gemert vertrok. De Bijenkorf zag in tien jaar tijd vier nieuwe molenaars verschijnen, maar door Peeters ontstond bestendigheid. Hij bleef gedurende veertig jaar de mulder in de Deel, reden waarom in de volksmond De Bijenkorf ook vaak molen Peeters werd genoemd. Op zijn zeventigste stopte hij en twee jaar later, in 1962, overleed hij te Veghel.

In 1960 werd de achtkante stellingmolen gekocht door Piet Gerrits, weliswaar een molenaarszoon uit het Limburgse, maar in De Rips verzeild geraakt als deelgenoot van de bekende graanhandel aldaar. Na het huwelijk met zijn vrouw Id ging het echtpaar in de Deel wonen met De Bijenkorf ‘achter in d’n hof’. Piet had wel degelijk belangstelling voor de molen maar daarmee kon hij de kost niet verdienen. De tijden waren veranderd. De boeren lieten hun graan niet meer malen, maar verkochten het ongemalen. Het zoemen in De Bijenkorf viel stil… de molen kreeg vooralsnog de bestemming pakhuis.

Bouwhistorische inventarisatie

Molen De Bijenkorf – de als laatst in 1908 gestichte molen in een overbezette markt met aanbieders – floreerde niet. Het viel niet mee om een klantenkring op te bouwen in een dorp waar al vier molens stonden. Daarnaast was er concurrentie van de molens in alle drie de kerkdorpen en molen Door den Berg aan de Gemertseweg in Boekel. Bovendien won door de onophoudelijke inzet van Gerlacus van den Elsen de Boerenbond steeds meer terrein. Vanwege de geringe inkomsten werd er niet al te veel aandacht aan het onderhoud besteed. Iets wat we nu goedmaken door de diverse molenonderdelen nader te beschouwen.

We beginnen bij de kap. Die is dus oorspronkelijk van De Veenboer en werd bij de komst naar Gemert hergebruikt. Pas in 1975 is de kap door molenmaker Van Beek vervangen. Wel werd de overring hergebruikt, dus die komt nog echt en origineel uit de Zaanstreek.

In Zaandijk had de molen een enkele naald. Bij de wederopbouw in Gemert zijn er twee kleine, lichte naalden aan weerszijden gebruikt. De baard is een goede kopie van het molenlichaam dat ooit in Noord-Holland stond. De twee al vermelde bijenkorfjes vormen een verwijzing naar de familie Honig. Zij was destijds de eigenaresse van De Veenboer.

Er is een gietijzeren as uit de Zaanstreek meegekomen. Ook het aswiel is onmiskenbaar van Zaanse makelij. De eiken koning loopt door tot op de steenzoldervloer en is tamelijk nieuw. Op deze enorme, verticale balk is een Christusbeeld aangebracht. Dat zien we in het rooms-katholieke Brabant wel wat vaker dan in de Zaanstreek.

De volgende mededeling is voor de kenners: het luiwerk is in de bovenste bintlaag van de achtkant aangebracht en de molen bezit dan ook geen separate luizolder. De molen kan prat gaan op een zwaar spoorwiel met honderdennegen kammen. De Veenboer, eind negentiende eeuw omgebouwd van witpapiermolen naar pelmolen, had op dat moment zo’n spoorwiel nodig en dit zeer fraaie, solide wiel is in Gemert hergebruikt. De molen bezit één koppel 16’er en één koppel 17’er kunststenen. Het gaat om stenen met een diameter van respectievelijk 1,60 en 1,70 meter. Beide koppels bezitten een eiken steenkraan, welk duo – met enige aanpassingen – nog grotendeels uit 1908 dateert.

De steenzolder bevat nog de originele kinderbalken. Het is, omdat u wellicht graag juist op díe zolder gaat staan, evenwel goed te vermelden dat de vloerdelen in 1975 zijn vervangen. En als u dan toch met een gerust gevoel in en om de molen rond wilt wandelen: de eiken stelling is in 1975 aangebracht en er heeft al een keer groot onderhoud aan plaatsgevonden omstreeks 1950. Tot slot het wiekenkruis. Daarin zaten oorspronkelijk nog de potroeden die uit de Zaanstreek zijn meeverhuisd, maar die zijn jammer genoeg in 2004 vervangen door twee gelaste roeden van plaatstaal. De molen heeft een voor Noord-Brabantse begrippen vrij kleine vlucht. Als u uw rolmaat meeneemt, zult u kunnen constateren dat we tot 22,25 meter komen, dat houdt dus niet over.

Rector Harrie Pennings

Het verval van de molen in de Deel was een doorn in het oog van rector Harry Pennings, die in 1966 secretaris van de heemkundekring was geworden. Hij groeide op aan het Kruiseind in Gemert en alles wat daar in de buurt stond had zijn bijzondere aandacht. Het was hem gelukt om zowel de buurt als het bestuur van de heemkundekring te enthousiasmeren om het keske op de driesprong Kruiseind, Deel enPandelaar te restaureren. Amper was deze klus geklaard, of hij beijverde zich om de molen in de Deel gerestaureerd te krijgen. In Leo Bekkers, de toenmalige voorzitter van De Kommanderij en in het dagelijks leven architect, en in Willem Vos, oud-voorzitter en aannemer, vond hij twee pleitbezorgers aan zijn zijde.

De ene brief na de andere ging naar het gemeentebestuur met het verzoek de molen in de Deel aan te kopen en te restaureren. In 1970 willigde de gemeenteraad het verzoek in en kocht de gemeente voor één gulden de molen, onder de belofte dat de gemeente de molen zou laten restaureren.

Kort na de aankoop liet rector Harrie Pennings het gemeentebestuur weten dat de kring blij was met de aankoop, maar dat zij het ook nodig achtte dat er een bouwkundige inspectie plaats zou vinden, om verder verval te voorkomen. Hij stelde voor dat Leo Bekkers en Willem Vos de inspectie zouden doen en om het gemeentebestuur hiertoe te verleiden voegde hij daaraan toe, dat genoemde heren hiervoor geen rekening zouden indienen. Leo en Willem maakten een rapport op en aan de hand daarvan werden de hoogst noodzakelijke reparaties en veiligheidsmaatregelen uitgevoerd.

Iedereen keek verlangend uit naar de beoogde restauratie, maar het duurde maar en duurde maar… Om meer draagvlak voor de restauratie te krijgen schreef Pennings een uitgebreid artikel over de molen in Gemerts Heem. Achterde schermen bepleit het bestuur restauratie bij de gemeente. Tevens nam het bestuur van de heemkundekring initiatieven om bij verschillende instanties subsidies los te peuteren. De gemeente en de provincie hadden al een subsidie toegezegd, maar dat was ontoereikend voor een grondige restauratie. Harrie Pennings bleef zich inzetten en het lukte om bij enkele fondsen een bescheiden bedrag binnen te halen. De doorslag kwam in 1974 toen de regering de DACW-subsidie instelde met als doel: werkgelegenheid verschaffen door monumenten te restaureren. Molenmaker Hans van Beek kreeg de opdracht alles vakkundig te restaureren. Gedurende de restauratie ging er bijna geen dag voorbij of Harrie ging op de fiets naar de Deel om de vorderingen te bekijken. Hij had de molen als een troetelkind in zijn armen gesloten en met het uiteindelijke resultaat was hij bijzonder ingenomen.

Op 5 september 1975 werd de molen onder grote belangstelling in gebruik gesteld. Omdat mulder Peeters in 1920 al de twee bijenkorfjes op de molenbaard had ontdekt en zelf de molen ook altijd De Bijenkorf had genoemd, werd dat na de restauratie de officiële naam. Rector Pennings was als een kind zo blij en deed in Gemerts Heem uitvoerig verslag van de officiële ingebruikstelling onder de titel: ‘Gemert een monument rijker’.

Vanaf 1975 tot zijn overlijden in 1988 was Piet Gerrits molenaar van de weer draaiende molen. Op de zaterdagen had hij heel wat aanloop van klanten die zelf hun brood bakten en bij Piet hun meel kochten. Hij had de gewoonte om tijdens de verkoop een mop te vertellen, die hij met veel gevoel voor declamatie wist te brengen. Na zijn overlijden namen zijn zoons Bart en Paul het beheer van de molen over. In het bijzonder noemen we hier zoon Bart Gerrits, de veel te jong gestorven enthousiaste molenaar die er alles aan deed om De Bijenkorf draaiende te houden.

Molenbeschouwingen tot slot

Het in volle bedrijf zijn, het denderend en stampend geluid van de molenstenen en al die andere draaiende onderdelen, het trillen en schudden van het gebouw, het vrolijk zoeven van de wieken, een flintertje stuivend meel (niet te verwarren met stuifmeel), dat alles is dankzij het behoud van de molen geen wazig beeld – hoewel, dat stuivend meel… – uit het verleden, nee, het is de realiteit van elke zaterdag. Mits het niet windstil is, maar u, als kenner, begreep dat op voorhand. De vrijwillige molenaars zijn op de diverse verdiepingen aan het werk, ontvangen bezoekers en geven uitleg over dat wonderbaarlijke mechaniek. Beneden is er aanloop voor de molenwinkel, waarbij ik u in het bijzonder het pannenkoekenbakmeel kan aanbevelen. Al het meel trouwens. Maar ook de bijproducten, ik heb het inderdaad over honing, en de laatste tijd ook de recent geïntroduceerde molenwijn, zijn van uitstekende kwaliteit. En af en toe wordt er heerlijk brood gebakken. Ach, alleen die bedwelmende, honger makende lucht al. Het is tactisch zeker niet onbenullig te noemen, wanneer u juist tegen koffietijd de molen binnenstapt. Dan kunt u onder het genot van een kop dampende koffie of thee al die geneugten, enigszins onderuitgezakt op uw stoel aan de grote tafel, via de diverse zintuigen binnen laten komen en ervan genieten. Uw dwalend oog valt dan bijvoorbeeld op een ingelijste voorpagina van het weekblad ‘Le Patriote Illustré’, een Belgisch tijdschrift dat blijkbaar meteen na de bevrijding van België in1944 weer van de vrije pers rolde en in november van dat jaar onze eigen Eldingse Bijenkorf afbeeldde, met op de voorgrond een zittende militair die blijkbaar spannende oorlogsverhalen aan de plaatselijke jeugd vertelt. Het meisje dat aandachtig luistert, is ruim een halve eeuw later, in 1998, nog een keer De Bijenkorf komen bezoeken.

U ziet, wij hebben in Gemert-Bakel de molens in ons hart gesloten. In tegenstelling tot die beroemde man van La Mancha, don Quichot, vechten wij niet tegen, maar vóór onze windmolens…

GH-2017-02-De-Bijenkorf-een-Zaanse-Schans-in-Gemert.pdf