GH-2008-01 Een koninklijke Gemertse tamboersfamilie
Ad Otten
Wim van den Eijnde is een telg uit het Gemertse tamboersgeslacht “de Ruiter”. Veel mensen in Gemert kennen Wim ook alleen als Wim de Ruiter. Waar die bijnaam vandaan is gekomen daar heeft Wim geen weet af. Wel dat hij vanaf 1950 tamboer was bij St.Joris. 40 Jaar bleef hij dat om in 1990 zilverdrager te worden. Dat is hij nog steeds. Broer Jan was tamboer van 1946 tot 1969 en in 1981 schoot die zich tot koning van St. Joris. Omdat z’n eigen vrouw wat sukkelde met de gezondheid koos hij Jo van der Velden, de vrouw van broer Wim tot koningin. In 2001 was het Martien de zoon van Wim en Jo, die zich tot koning schoot. Zijn opvolger in 2003 was neef Toon van den Eijnde, de zoon van oud-koning Jan, en in 2005 was het zowaar Coby vd Vossenberg-vd Eijnde, dochter van Wim, die als de eerste vrouw bij de Rooj Skut die eer te beurt viel; zij koos voor de titel van koningin en nam vader Wim tot koninklijk ‘gemaal’. Het tamboersgeslacht ‘de Ruiter’ was geworden tot dé koninklijke familie van het Sint-Jorisgilde.
De relatie tussen de Rooj Skut en de familie Van den Eijnde is daarmee nog bij lange na niet volledig geschetst. Wim is de zoon van Bert ‘de Ruiter’, die 33 jaar tamboerde voor St.Joris, en Bert ‘de Ruiter’ is een zoon van Tùtje de Ruiter (Van den Eijnde) die van 1885 tot in elk geval 1924 bij St.Joris de trom roerde. En in 1972 trad Albert, de zoon van Wim, als tamboer in de voetsporen van vader, grootvader, overgrootvader én betovergrootvader. Want vóór 1885 was betovergrootvader Sjef van den Eijnde al tamboer.
Uit het voorgaande is al duidelijk geworden dat het tamboeren zich niet beperkte tot één tamboerslijn in de familie ‘de Ruiter’. Jan, de broer van Wim, noemden we al als tamboer van 1946 tot 1969. Jan bracht op zijn beurt diens zoon Leo mee naar ’t gilde. In de jaren 50 beschikte de Rooj Skut opeens over drie tamboers, allemaal ‘de Ruiters’. De jonge Leo (’n jaar of 9, misschien 10) begon met een gewone muziektrom, maar al gauw werd dat afgekeurd. ’t Gilde zag echter maar wat graag ’n jonge tamboer. ’t Gaf verjonging en bood tegelijk ook toekomst. De muziektrom zou en moest dus vervangen worden door een dieptrom ook al zou dat nogal wat geld gaan vergen. De familie ‘de Ruiter’ kwam echter met een goedkope oplossing. Zij beschikte over een dieptrom van de legendarische, uit het laatste kwart van de negentiende eeuw daterende Knòlskut, een Gemertse persiflage op de Gruujn en de Rooj Skutte. Wims vader Bert had nog bij de Knòlskut getromd en trouwens ook bij het Willibrordusgilde in Bakel. Vóór de Tweede Wereldoorlog hoorden de tamboers in feite niet bij het gilde. Zij werden gehuurd en betaald. Wim weet nog dat hij 5 gulden kreeg per dag en daarna 7,50. Maar nu helemaal niks meer, lacht hij, want intussen zijn de tamboers ook gildebroeders geworden.
Nog even terug naar de dieptrom van de Knòlskut. Het moet geweest zijn in de beginjaren vijftig van de vorige eeuw dat genoemde dieptrom geschikt werd gemaakt voor de Rooj Skut. De ‘de Ruiters’ betaalden die ‘verbouwing’ zelf want ze wilden hun kostelijke trom met inscripties “1884” en “A.van.Berkel” als familiestuk behouden. Koperslager Rooderkerken maakte de trom iets minder diep, meubelmaker Merkelbach uit Lieshout zorgde voor nieuwe ‘raëpe’ en de Ruiters zelf zorgden ervoor dat die ‘raëpe’ uiteraard ‘de goej rooj kleur’ kregen en zij zorgden ook voor een nieuw kalfsvel. De nieuwe dieptrom, op maat voor de nog jonge Leo ‘de Ruiter’, was klaar. De totale kosten waren opgelopen tot 29 gulden 50. Voor toen een heel bedrag, bijna een half weekloon. (Wim vertelt tussendoor dat de gildetrommen van tegenwoordig voortaan allemaal kunstvellen hebben en dat de vernieuwing met één kunstvel van een gildetrom een jaar of 6 à 7 geleden al zo’n 150 gulden kostte).
Eén ‘de Ruiter’-tamboer is nu nog niet genoemd en dat is de tweede zoon van Jan, namelijk Toon. Al lang nadat broer Leo als tamboer was gestopt verraste Toon van den Eijnde zijn vader Jan door in 1985 op het 100-jarig tamboerjubileum van de familie volledig in gildetenue al trommend de feestzaal binnen te komen en als tamboer bij het gilde aan te blijven. Later werd hij zilverdrager en… in 2003 was hij het die zich tot koning van St. Joris schoot. Toon overleed op 31 oktober 2006. Hij kreeg een begrafenis met gilde-eer, een ware ‘koninklijke’ begrafenis, ook al was in de loop van 2005 zijn nicht Coby het koningszilver al omgehangen.
De trom van de Knòlskut is hét pronkstuk ten huize van Wim & Jo van den Eijnde. Maar zij hebben ook de gewonnen prijzen van ‘de ruitertamboers’ nog in eigen huis. De schilden van het gilde worden normaal bewaard door het gilde zelf, maar dat gold van oudsher niet voor de prijzen van de vroeger ‘zelfstandige’ tamboers. Dat verklaart tegelijk ook de dieptrom van de knolskut als familiebezit.
Wim & Jo zijn de buren van ’t Sint Tùnneskepèlleke in de Deel, eigendom van de Gruujn Skut. Van oudsher is ’t ook ’n kapelletje geweest voor de buurtschap aan ‘den Deelschen Boom’. Zo rond 1960 was een hele tijd de sleutel van ’t kapelleke zoek en in 1966 was ’t met ’t heiligenhuiske zo slecht gesteld dat het hoog tijd werd om er eens iets aan te doen. De Gruujn Skut heeft toen besloten tot een grondige opknapbeurt en sindsdien staat het er weer pico bello bij. Tot 2000 nam buurtgenote Truus Michiels-van Thiel de zorg voor ’t kapelleke op zich, en toen ze dat niet meer kon, namen Wim & Jo van den Eijnde als naaste buren het over, ook al vonden een aantal Gruujn gildebroeders dat dat toch eigenlijk niet had moeten gebeuren. De rivaliteit tussen Gruujn en Rooj skut is in Gemert al zo’n 500 jaar historisch….
En gezien die historische rivaliteit is het zo op het eerste gezicht onverklaarbaar dat het in 1987 op het Ridderplein onthulde gildemonument drie personen telt, één tamboer (wijlen Mieske van Zeeland van de Gruujn Skut) gevolgd door resp. Hans van de Crommenacker (vaandrig van de Rooj Skut) en Jo van Schalen (vaandeldrager van de Gruujn Skut). Twee groene gildebroeders en één rode. Rara hoe is dat kunnen gebeuren??
Er is heel wat over vergaderd moeten worden. Drie personen gold als ideaal voor een goede compositie, maar anderhalve groene en anderhalve rode gildebroeder dat kon ook kunstenaar (én initiatiefnemer*) Toon Grassens niet realiseren. Of toch wel?? Na heel lang praten zijn beide gilden overstag gegaan en zijn ze gezwicht voor het historische argument dat, zoals hier in het voorafgaande reeds verhaald, de tamboer van oorsprong geen deel uitmaakt van de ene of de andere gildebroederschap, maar dat hij werd ingehuurd. Daarom ook werd de tamboer, voor de onthulling door bisschop Ter Schure, onder zowel een rode als een groene lap stof verstopt. Bovendien werd de dieptrom beladen met zowel een medaillon van St.Joris als van St.Sebastiaan (n.b. deze Sebastiaan is mét St.Tùnnes patroon van de Gruujn Skut)
.
Opmerkenswaard is verder dat de rode gildebroeder Wim van den Eijnde, van het beroemde tamboersgeslacht ‘de Ruiter’, hier eigenlijk model had moeten staan als tamboer, maarrr… hij was te groot, en de groene tamboer Mieske van Zeeland was precies ’t type dat ’t goed zou doen op de gildeterp aan het Ridderplein. En zo is het gekomen.
Wim van den Eijnde weet zich trouwens ook nog te herinneren dat toen hij als tamboer bij de Rooj Skut begon dat toen ook de Gruujn Skut een tamboer had uit ‘de Ruiter-familie’ en wel Toon van den Eijnde, een neef van Wim’s vader. En van zijn vader wist hij dat deze Toon weer in de voetsporen was getreden van diens vader Driek ‘de Ruiter’, een broer van Wim’s grootvader. Een verwijzing is hier op zijn plaats naar een foto genomen in 1922 of 1923 aan het Kruiseind, waarop we beide Gemertse gilden zien optrekken naar een schuttersfeest op Koks. De gilden worden voorafgegaan door vier tamboers, twee van St.Tunnis en twee van St. Joris, maar ze heten allemaal Van den Eijnde ‘de Ruiter’ (Zie: Dor hedde de skut (1982), p.108).
En tot slot had Wim nóg iets wat hij graag kwijt wilde: In Gemert kennen we nog de authentieke en voor Gemert unieke gildemars, vendelmars, drie dansmarsen en een optrekmars. Vijfentwintig jaar geleden zijn alle Gemertse marsen door Berry van Oort en Huub van Boven uitgeschreven en op band (later op cd) voor het nageslacht vastgelegd. Toen zag iedereen al aankomen dat die unieke marsen wel eens zouden kunnen verdwijnen. En nu wordt inderdaad alleen de optrekmars nog gespeeld. Dat marsje is weliswaar vrij simpel maar toch indrukwekkend. Bij elke echte Gemertenaar zit ’t in het hoofd “van rommeldebommeldebom pompom van rommeldebommeldebom … etc.” Voor de gilden op concours moest de moeilijkheidsgraad zonodig opgevoerd worden vond de Gildekring en de Gemertse gilden zijn daar van lieverlede in meegegaan, want ook zij wilden prijzen halen. Dat is de reden waarom de Gemertse vendelmars en de drie dansmarsen al lang niet meer worden getromd en dat eigenlijk alleen nog maar de Gildemars wordt uitgevoerd. “Ik hoop,” zo besluit Wim, “dè ze dè uuniek, outèntiek, ècht Gímmers óptrékmèrske naw ók ècht in írren haawe.” Wij sluiten ons daar graag bij aan.
met dank aan Wim & Albert van den Eijnde
· Antoon Grassens, nu koning van St.Joris, toog in 1982 naar het gemeentehuis met het idee om bij de verbouwing van het gemeentehuis tenminste een deel van de 1%-regeling voor kunstwerken, aan een te realiseren gildemonument te besteden. Hij vond gehoor bij burgemeester Heldens. De gemeente Gemert samen met de Rabobank en de gilden namen het initiatief over en zorgden voor de financiering. In september 1987 werd de beeldengroep onthuld.
· Voor completering van het tamboersgeslacht ‘de Ruiter’ noemen we hier nog: Sjef II van den Eijnde, kleinzoon van Sjef I, die tamboerde van 1916 tot 1920 en toen naar Helmond ‘emigreerde’; Leo van den Eijnde, kleinzoon van Bert I, als junior begonnen en tamboer tot 1962; Albert Sterken, kleinzoon van Bert I van den Eijnde, tamboer van 1970-1971; Theo van den Eijnde, zoon van Bert I van den Eijnde en broer van Wim & Jan, tamboer in 1972.
Bekijk PDF