GH-2008-01 De Rips en de Beek

Historisch watermanagement in het dorp

 

Jan Timmers

Nederland staat bekend om zijn strijd met het water. Doorgaans gaat het hierbij over het laag gelegen deel van Nederland en minder om de zandgebieden. Maar ook op de zandgronden van Noord-Brabant is watermanagement van steeds groter belang. In het recente verleden zijn veel waterlopen verdiept en rechtgetrokken om water zo snel mogelijk af te kunnen voeren. Gezien de verdroging en de verlaging van de grondwaterstand komt men momenteel weer terug op die maatregelen en worden er plannen gemaakt om het water zo veel mogelijk vast te houden en het grondwater op peil te houden. Aan de ene kant speelt de afvoer van overtollig water op het moment dat er wateroverlast dreigt, aan de andere kant mag er ook geen verdroging optreden. Beide aspecten van de waterhuishouding krijgen de aandacht en watermanagement is een hot item geworden.

In het verleden speelde watermanagement ook een belangrijke rol. De aandacht voor water had echter hoofdzakelijk betrekking op het afvoeren van overtollig water. Dat is pas echt van de grond gekomen op het moment dat mensen meer landbouwgrond nodig hadden dan er van nature aanwezig is. De belangrijkste landbouwgrond zijn de oude akkers. Er werd gebruik gemaakt van de natuurlijke omgeving en de akkers werden aangelegd op plaatsen waar het van nature droog genoeg is voor de akkerbouw. Het landschap op de zandgronden van Noord-Brabant kent hoger gelegen dekzandruggen met daartussen lagergelegen gebieden met daarin natuurlijke waterlopen of vennen.

Vanaf de 12de eeuw nam de bevolking in onze regio sterk toe en daarmee ook het areaal aan landbouwgrond. De permanent droge dekzandruggen waren niet langer toereikend. Uitbreiding van de landbouwgrond was nodig, maar alleen mogelijk door verbetering van de waterafvoer. In die periode begon men met het graven van sloten en het verbeteren van de bestaande waterafvoer. In dit artikel wordt een poging gedaan om te achterhalen welke waterlopen in de huidige dorpskern van Gemert werden aangepakt. De nadruk ligt daarbij op de aanpassing van het tracé van de natuurlijke waterlopen.

2008-1 rips1

Het natuurlijke tracé van de Rips en de Beek

Gemert ligt aan de Rips en deze waterloop speelde in de geschiedenis van Gemert een belangrijke rol. We kennen momenteel in het dorp alleen nog een waterloop met de naam De Rips door de wijk Berglaren, via het Frans Brugske naar het kasteel van Gemert. Tot in het recente verleden was er nog een tak van De Rips die de Lodderdijk kruiste en achter de Sleutelbosch door naar de kruising Haageik-Nieuwstraat-Molenstraat liep, waar vanouds een hoge stenen brug over De Rips lag. Dit tracé is binnen de bebouwde kom van Gemert als waterloop verdwenen. Op sommige plaatsen is het tracé nog zichtbaar als een verlaagd aangelegd voetpad. Een aantal eeuwen lang kende Gemert twee verschillende takken van De Rips, die in publicaties van elkaar worden onderscheiden door de namen Haageik-Rips en Kasteel-Rips. In de Middeleeuwen hadden deze twee takken nog verschillende namen. De Haageik-Rips werd vanouds aangeduid met de naam De Rips, die veelal geschreven werd als Roespe. De Kasteel-Rips daarentegen heeft vanouds als naam De Beek. In de loop van de 17de eeuw kreeg deze waterloop ook de naam De Rips 1. Verderop in dit artikel zullen we een verklaring geven voor deze naamsverandering.

Het oude tracé van De Rips en De Beek

Als we iets willen leren over het oude verloop van De Rips en de Beek dan kunnen we beginnen met het bekijken van oude topografische kaarten. Figuur 1 geeft de situatie van ca 1960 weer. We zien op die kaart het toenmalige tracé van beide takken van De Rips. Op sommige plaatsen zien we dat de waterlopen een kronkelig verloop hebben. Een kronkelend, meanderend verloop duidt er op dat we daar te maken hebben met een natuurlijk tracé. Op andere plaatsen zien we dat de waterloop nagenoeg recht loopt. Het rechte verloop wijst erop dat die stukken door mensen zijn aangepast. Oftewel is een natuurlijk tracé op die plaats ‘gekanaliseerd’ oftewel het betreffende stuk is geheel door mensen gegraven. Om daar iets meer over te weten te komen kijken we naar de oudste topografische kaart van Gemert, die dateert van ca 1840. We herkennen daarop dezelfde meanderende en rechte stukken van de beide waterlopen. Het meest duidelijk is het stuk van de Kasteel-Rips juist ter hoogte van het kasteel. Dat stuk is duidelijk gegraven of rechtgetrokken. Iets verder stroomopwaarts zien we nog een recht stuk tussen wat nu De Stroom heet en de Groeskuilen (in figuur 2 aangegeven met de letters A en B). Aan beide zijden van dit stuk liggen de oude akkers pal tegen de waterloop aan. Er zijn geen (lagergelegen) weilanden aanwezig die erop duiden dat er een natuurlijk beekdal is. De akkers aan weerszijden van dit stuk van de waterloop maken onderdeel uit van een dekzandrug ter plaatse, waar de waterloop kennelijk dwars doorheen loopt. Het stuk Rips tussen A en B lijkt dwars d2008-1 rips2oor de dekzandrug gegraven te zijn.

Als het tracé A-B werkelijk gegraven is, dan moeten we ons tegelijkertijd afvragen waarheen het water, afkomstig van De Mortel, dan voorheen stroomde. Op de kaart van figuur 2 zien we tussen de letters B en C een aantal weilanden ingetekend, die erop duiden dat ter plekke een nattere strook land aanwezig is, waarschijnlijk het restant van een voormalig beekdal. De bovenloop van de Kasteel-Rips stroomde kennelijk, komend vanuit De Mortel, in het verleden verder door naar de Haageik-Rips. De verbinding met de Beek (nu Kasteel-Rips) is pas later gegraven. Een extra aanwijzing hiervoor is dat de waterloop komend vanaf de Groeskuilen tot aan punt C (in figuur 2) vroeger een eigen naam had. Op de kaart van ca 1840 wordt die waterloop aangeduid met de naam Het Loopje. Ook op andere kaarten komt die naam voor. De bovenloop van de Kasteel-Rips daarentegen heeft altijd de naam De Rips gehad. De conclusie is daarom dat Het Loopje van oorsprong een zijtak van De Rips was.

.

 

Het tracé van De Beek

Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat De Rips van oorsprong veel meer water te verwerken kreeg dan ná het graven van de verbinding Rips-Beek. Aan De Rips werd dichtbij de Haageik in het jaar 1210 een watermolen aangelegd.2 De vraag werd wel eens gesteld of deze watermolen wel voldoende aanvoer van water kende om te kunnen functioneren. Een afdoende antwoord op die vraag kon niet gegeven worden. Met de conclusie uit de vorige paragraaf komt een antwoord op die vraag een stuk dichterbij.

Tegelijkertijd moeten we ons afvragen hoe het dan zit met de watertoevoer van De Beek. De bovenloop van De Rips vanuit het oostelijk deel van De Mortel is als bovenloop van De Beek weggevallen. Het gedeelte door de wijk Berglaren werd kennelijk gegraven en bestond voordien niet. Toch was De Beek belangrijk genoeg om er een afzonderlijke naam aan te geven. Op de oude topografische kaart in figuur 2 zien we ten zuidoosten van de letter A een langgerekte strook met daarin weilanden, die duiden op een lagere ligging. Op grond daarvan vermoeden we een voormalig beekdal ter hoogte van de huidige straat De Stroom van A naar D. De letter D in figuur 2 is de plaats waar nu visvijver De Dribbelei ligt. Van oudsher is dit gebied een erg nat gebied dat regelmatig te maken kreeg met overstromingen en wateroverlast. De huidige bouwwerkzaamheden aan weerszijden van De Stroom hebben de2008-1 rips3 gelegenheid geboden om tijdens graafwerkzaamheden ter plekke te bekijken of er sprake kon zijn van een voormalig beekdal of een voormalige waterloop. Op grond van waarnemingen kon Jos van Schijndel de conclusie trekken dat ter hoogte van De Stroom in het verleden een grote waterpartij aanwezig was, die samen met het gebied van de huidige visvijver één geheel vormde. Ongetwijfeld werd De Beek gevoed met water uit dit voormalige ven.

Dit voormalige ven ter hoogte van De Dribbelei werd gevoed door water vanuit de westkant van De Mortel. Van daaruit loopt een waterloop in noordwestelijke richting, door de Mortelse Paijen naar de Dribbelei. De plaats waar de waterloop de weg naar De Mortel kruist heeft van oudsher de naam De Stap, soms Kerkstap. Die naam duidt op een plaats waar de waterloop kon worden overgestoken. Denk hierbij aan de term ´stapstenen´. Op die plaats was kennelijk geen brug of duiker aanwezig, maar moest men doorgaans door het water ‘stappen’. De bedoelde waterloop vormde lange tijd de grens tussen de parochies van Gemert en De Mortel. Gezien zijn grillige verloop heeft hij een natuurlijke waterloop als voorganger, maar delen ervan zijn in de loop der eeuwen zeker ´gekanaliseerd´. Het stuk van de waterloop ter hoogte van de Dribbelei werd in het landboek anno 1716 aangeduid met de naam Heggraaf. Het laatste gedeelte van de naam geeft aan dat dit stuk van de waterloop werd gegraven of gekanaliseerd. Zowel deze waterloop als het ven moeten oorspronkelijk de naam Dribbelei hebben gehad.3

De Doregraaf

Op de oude kaart in figuur 2 zien we nog een opvallend rechte waterloop vanuit de Dribbelei (letter D in figuur 2) in zuidwestelijke richting naar het broekgebied bij de Broekstraat. Deze waterloop is overduidelijk een gegraven waterloop. Hij staat al eeuwenlang bekend onder de naam Doregraaf 4. De Doregraaf werd gegraven om het natte gebied rond De Dribbelei/Stroom af te wateren. Het zou mogelijk geweest zijn om daarvoor De Beek te verdiepen of 2008-1 rips5recht te trekken, maar daarvoor werd kennelijk niet gekozen. De reden daarvan kan zijn dat men tegelijkertijd de overlast van water in De Beek ter hoogte van het dorp (het huidige Ridderplein) wilde wegwerken. Een rechtstreekse afwatering naar het broek ligt dan meer voor de hand. Wel moest dan dwars door de langgerekte dekzandrug worden gegraven, waarover de doorgaande prehistorische route liep, die tegenwoordig Oudestraat heet. De naam Doregraaf is daarvan afgeleid: de Oudestraat en de hoge dekzandrug werd dóórgraven (dóórgegraven). Waar Doregraaf en Oudestraat elkaar kruisen werd een ‘aarden brug’ aangelegd. We zouden dat tegenwoordig een duiker noemen. Alhoewel de Doregraaf vanaf de Oudestraat niet meer zichtbaar is, is hij nog steeds in zijn oude tracé aanwezig tot aan de huidige Zuidom. Het gevolg van het graven van de Doregraaf was niet alleen dat De Beek veel minder watertoevoer kreeg, maar dat de verbinding tussen Dribbelei en De Beek langzaamaan verdween.

 

2008-1 rips4

Chronologie van het graafwerk

In het bovenstaande is geschetst welke mogelijke veranderingen er in het verleden hebben plaatsgevonden rond de waterhuishouding in Gemert dorp en het tracé van de waterlopen. De vraag blijft nog wanneer dat dan is gebeurd en wat de redenen zijn geweest. Het oudste gegeven voor de datering van het graafwerk is de Doregraaf. Uit archiefbronnen weten we dat de Doregraaf al vóór 1326 werd gegraven. Dat is het jaar waarin de waterloop voor het eerst werd vermeld. Hij vormt dan de grens tussen het rechtsgebied van de familie Van Gemert en het rechtsgebied van de Duitse Orde 5. Zoals al aangegeven was het doel om de omgeving van de Dribbelei, maar tegelijkertijd ook de omgeving van het huidige Ridderplein van wateroverlast te bevrijden.

De verbinding van De Rips met De Beek lijkt van jongere datum te zijn. Die verbinding zou immers weer zorgen voor meer water in de omgeving van het Ridderplein en dat wilde men aanvankelijk juist niet. Voordat de verbinding tot stand kwam was er sprake van twee waterlopen die niets met elkaar van doen hadden en ook twee verschillende namen hadden: De Rips en De Beek. De Rips voerde het meeste water en aan De Rips werd de watermolen gebouwd. De verbinding tussen De Beek en De Rips zou als gevolg hebben dat de watertoevoer bij de watermolen drastisch zou verminderen. Dat was niet wenselijk zolang de watermolen in bedrijf was. Nergens is in de archieven gevonden wanneer de watermolen precies uit bedrijf is genomen, maar Ad Otten concludeert uit zijn onderzoek dat ná 1580 de watermolen niet meer wordt vermeld en dat ruim vóór 1600 de watermolen al niet meer functioneerde.6 Omstreeks 1590 moet de watermolen buiten bedrijf zijn geplaatst.

Er is nog een andere aanwijzing voor het tijdstip waarop de verbinding tussen De Beek en De Rips tot stand kwam. Het gaat dan om de bouw van het poortgebouw van het kasteel. Tegelijkertijd met deze bouw kwam de ligging van de latere buitengracht van het kasteel tot stand. Dat moet hebben plaatsgehad in 1607 of 1608.7 Het graven van een (nieuwe) buitengracht rond het kasteel betekende waarschijnlijk een gehele herziening van de waterhuishouding. In ieder geval is tegelijk met de aanleg van de buitengracht bij het nieuwe poortgebouw De Beek ter hoogte van dat poortgebouw verlegd en recht getrokken. Het is heel goed denkbaar dat de aanleg van de buitengracht met zich mee bracht dat er meer water ter plekke nodig was en dat er dus voor extra watertoevoer gezorgd moest worden. De verbinding tussen De Beek en De Rips zorgde voor dat extra water. Het gevolg was dat de bovenloop van De Rips niet langer tot De Rips behoorde, maar onderdeel werd van De Beek. De gegraven waterloop van B naar A (zie figuur 2) voerde het water van De Rips en zal zelf daarom ook De Rips worden genoemd. Eigenlijk moeten we dus concluderen dat niet De Rips een onderdeel werd van De Beek, maar moeten we dat juist omdraaien: De Beek werd onderdeel van De Rips. We zien dan ook dat vanaf dit tijdstip de naam Beek langzaamaan verdwijnt. Na 1650 komt de naam De Beek niet meer voor in archiefstukken. Vanaf 1675 wordt de voormalige Beek aangeduid met de naam De Rips.8 Vanaf dat moment heeft Gemert twee Ripsen.

Afwatering op de Molenbroekseloop

De situatie van kort na 1600 is lange tijd blijven bestaan. Bij het bouwen van de wijk Molenbroek in de jaren 70 van de vorige eeuw is een groot gedeelte van het tracé van De Rips verdwenen. De Rips werd omgeleid via de Groeskuilen naar de Molenbroekseloop.9 De Molenbroekseloop vormt de noordelijke grens van de wijk Molenbroek. Ook dat is een gegraven waterloop die op de oude kaarten al als zodanig voorkomt. Het is niet uitgesloten dat de Molenbroekseloop oorspronkelijk een zuidelijker verloop had en in De Rips uitmonde. Dit is één van de vragen waarop nog een antwoord gezocht moet worden. Een andere vraag is hoe het precies zat met de oorspronkelijke loop van De Beek ter hoogte van het kasteel. Vanaf de bouw van het poortgebouw loopt De Beek daar recht, maar hoe het daarvoor zat is onbekend. Wellicht liep de waterloop over het kasteelterrein en vormde de binnengracht een onderdeel van de oorspronkelijke waterloop. Een volgende vraag betreft het tracé van De Rips ter hoogte van het voormalige Hooghuis. Bij de opgraving van het Hooghuis bleek dat een gedeelte van de aanwezige Ripsloop ter plaatse gegraven was. Ook hier doet zich de mogelijkheid voor dat De Rips aanvankelijk onderdeel was van de gracht rond het mottekasteel. Rond de details van de middeleeuwse waterhuishouding van Gemert blijven nog de nodige vragen open.

Noten

1. Bij de oudste vermelding van De Beek in 1326 wordt deze genoemd “Ghere Beek”. Latere vermeldingen van deze naam zijn niet bekend. Ad Otten, De Rips en De Beek, Gemerts Heem 1980, nr 4

2. Jan Timmers, Ontwikkelingen in middeleeuws Gemert, in A. Thelen (red) Het Hooghuis te Gemert, archeologisch en historisch onderzoek betreffende het middeleeuws kasteel van de heren Van Gemert, Bijdragen tot de geschiedenis van Gemert deel 27, Gemert 2001, blz 84.

3. Ad Otten, Niet Dribbelhei maar Dribbelei, Gemerts Heem 1982, nr 4

4. Ad Otten, 678 Jaar Doregraaf, Kapittelstokje, Gemerts Heem 2004, nr 3 blz 30

5. Oorkondenboek van Gemert, niet uitgegeven, collectie heemkundekring.

6. Ad Otten, De watermolen en zijn omgeving, Gemerts Heem 1998, nr 4, blz 24/25

7. Ad Otten en Ton Thelen, Kasteel Gemert, Gemert in Beeld nr 4, Gemert 1995. blz 18.

8. Zie noot 1

9. Zie de moderne dorpsplattegrond, zoals de gemeente Gemert-Bakel die heeft uitgegeven.

 

 

 

Bekijk PDF