GH-2020-03 Ymelbeke, waar de naam vandaan komt

J a c q u e s  v a n  d e r  Ve l d e n

Op een frisse zonnige namiddag in januari, na een sneukeltje verorberd te hebben in herberg De Brabantse Kluis, besloten wij, mijn vrouw en ik, om nog een uurtje te gaan wandelen in de Biezen. We lieten ons de weg wijzen door wandelroute ‘Pak de Biezen’, een route van ongeveer 4,5 km door nat drassig laagland.

Voorbij de ‘Negen weikes’, waar de gemeenten Gemert-Bakel en Laarbeek elkaar raken, troffen we een infobord aan. Onder het kopje ‘Landweer en Ymelbeek’ wordt een toelichting gegeven op enkele karakteristieke elementen van dit gebied. We hebben hier te maken met een grensrivier die door vee gemakkelijk te overschrijden is. In vorige eeuwen werden daarom op deze plaats landweren aangelegd die vooral als veekering dienstdeden.1 Het woord ymel in deze samenstelling intrigeerde mij. Wat vertelt ymel ons eigenlijk over deze beek? Deze naam was ik eerder al tegengekomen in het rapport ‘De archeologie van een nat cultuurlandschap’, een verslag van het veldonderzoek, uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van het tracé PW205, nu onderdeel van de N279. De Ymelbeek wordt al genoemd in 1288: ‘…rivum qui vocatur Ymelbeke…’ (Camps 1979, nr. 431).2 Onze wandeling ligt ook in dit onderzoeksgebied. Het nieuwe tracé is voor ons een belangrijke verbinding geworden. Het verbindt ons geboortedorp met onze huidige woonplaats Asten. Deze weg hebben wij voor het gemak ‘de Paardenweg’ gedoopt, verwijzend naar de beelden langs de weg. Omdat dit toponiem de grensbeek van Gemert-Bakel met Laarbeek betreft, is dit misschien ook een interessant verhaal voor Gemerts Heem.

Het standaardwerk ‘Van d ‘n Aabeemd tot de Zwijnsput’ vermeldt het toponiem Ymelbeke wél maar vindt het een ‘onduidelijke combinatie’.3 In de toponymie is een im of imme meestal een bij of bijenzwerm. Een Ymelbeek is dan een soort van Bijenbeek. Ik ben óók van mening dat bijen en beken weinig met elkaar van doen hebben en dus een ‘onduidelijke combinatie’ vormen. Alleen in de Duitstalige woordenboeken van Jacob en Wilhelm Grimm heb ik nog een ander voorbeeld gevonden, waarvoor wél een summiere verklaring wordt gegeven. Immel zou korenworm betekenen.4 Helaas zie ik ook weinig verband tussen korenwormen en beken. Ik heb me tenslotte geworpen op de historische woordenboeken. In het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) staan onder imme drie betekenissen: bijenzwerm, honingbij en benaming voor de maskers der waterjuffers. Maskers zijn larven. Tussen waterjufferlarven en beken bestaat zéker een verband, water is het verband.

Of dit de oplossing is zullen we zien. Het citaat waarin imme gevonden is, gaat als volgt: “Deze wormen, bij onze Visschers gemeenlyk Katjes, en ook wel Im of Immen, genaamd, zyn enz.”. Deze regel is afkomstig uit een van de boeken der Natuurlyke Historie van Houttuyn [1768]. Ik heb deze verwijzing nauwkeurig onderzocht en ben tot de conclusie gekomen dat Houttuyn geen waterjuffers maar langpootmuggen bedoelde. Het ‘Instituut voor de Nederlandse taal’ heeft mijn bevinding bevestig d, het WNT had volgens de zegsman er beter aan gedaan om bij de derde betekenisomschrijving van imme te schrijven: ‘Benaming voor de maskers der langpotigen’, in plaats van waterjuffers. Hoe dan ook, het gaat in ieder geval over larven of maskers van insecten. De libellen en waterjuffers behoren tot de familie der libellen (Libellulidae) en de vliegen en muggen zijn ingedeeld bij de familie der langpootmuggen (Tipulidae). Veel larven hebben soortvaste namen. De larven van de langpootmug duiden we tegenwoordig aan met het woord emelten (ook wel glazenwassers of spekkenbijters). De meest voorkomende emelten van de langpootmug zijn Tipula oleracea (kool- of grote langpootmug) en Tipula paludosa (moeraslangpootmug). De naamgeving van dieren is bijzonder ingewikkeld. Pas vanaf Linnaeus, 18e eeuw, is er sprake van een wetenschappelijke indeling van de flora en fauna en die indeling is nog steeds aan verandering onderhevig.

Langpoten zijn onschuldige dieren, maar hun larven kunnen aan gewassen veel schade toebrengen. Ze zijn pootloos, leven overdag onder de grond en komen ’s nachts naar boven om de groene delen van planten te eten. De vochtigheid van het land is belangrijk voor de voortplanting, de drassigste weiden produceren gewoonlijk de meeste emelten. In het noordwesten van Duitsland in de hoogveenontginningen, heeft men om die reden in het verleden veel last gehad van emelt-plagen [1907].5 De opbrengsten van de moerasweiden waren zeer laag. De vochtige weiden zijn er de oorzaak van dat veel larven geboren worden, die vervolgens deze weiden aantasten door vraatzucht. Mogelijk hebben de ‘Negen weikes’ in de Biezen daar in het verleden ook last van gehad? Uit het Duitse onderzoek blijkt dat deze schadelijke larven onder de namen Aehmel, Oehmel of Wurm bekend stonden.

De volwassen langpootmug is van maart tot oktober te vinden in de buurt van, bij voorkeur stromend, water. Deze muggen geven vooral de voorkeur aan schaduwrijke plekken in het groen, waar het vochtig is. Voldoende begroeiing en vochtige aarde zijn belangrijke voorwaarden voor het afzetten van de eitjes. Het achterlijf van het vrouwtje is spits en tot een eenvoudige legboor omgebouwd. Na de paring worden de eitjes met deze boor in de vochtige grond geplaatst. Er worden hoogstens tweehonderd eitjes gelegd, die na veertien dagen uitkomen, met als resultaat een grote hoeveelheid emelten. Een Ymelbeek is volgens mij een soort van Emelbeek. Ik gebruik bewust de oorspronkelijke vorm emel, die in het Nederlands en Nederduits in de loop van de tijd vervangen is door de vrouwelijke vorm emelte.6 De verwante vormen in andere talen zoals Middelnederduits: amelt, emelte en Oudengels: emel, æmil, ymel, lijken uiterlijk wél sterk op emelt, maar verwijzen toch veelal naar andere insecten zoals rupsen en mieren. We zagen dit eerder al bij de korenworm en de bij. Mogelijk geeft de volgende uitleg hiervoor een verklaring. Taalkundigen denken dat er in het Oudger- maans een werkwoord bestaan heeft, dat zoveel betekende als ‘krachtig, onvermoeid, vlijtig voortgaan, druk bezig zijn’, waaruit woorden afgeleid zijn zoals het Duitse Eifer en het Nederlandse ijver, betekenis ‘vlijt’.7 Het vernoemen van insecten en of larven naar hun vlijtig, ijverig en bezig gedrag, kan een mogelijke verklaring zijn. Als men ervan uitgaat dat allerlei soorten insecten in hun verschillende stadia overeenkomende en of verwante volksnamen kunnen dragen, zijn er nog veel meer verwante woorden te vinden, zie iembijter.8 Volgens het citaat, is de naam Ymelbeek een toponiem dat ingegeven is door vissers. Het is een beek waar langpootmuggen huizen. Rondvliegende muggen die over het water scheren, moeten voor een visser een indicatie zijn dat er mogelijk ook emelten of immen in de grond zitten. Beschutte nabijgelegen natte weiden kunnen dan in bepaalde perioden dit soort larven bevatten. Vissers halen die wormen uit de grond om ermee te vissen. De maskers van de gewone Tipula’s of langpoten, worden door hengelaars gebruikt om als aas te dienen, om er baars mee te vangen. Dit is mijn verklaring voor de naam Ymelbeek in een nat drassig landschap. Een Ymelbeek is een beek waar langpootmuggen zich ophouden en waar emelten (immen of larven van deze langpootmug) zich in de grond verschansen.

Bronnen:

1. www.saspeelland.nl/Cultuurhistorische_rapporten/files/De-landweer-tussen-Bakel-en-Aarle.pdf De landweer tussen Bakel en Aarle-Rixtel. De ligging. Jan Timmers [2007].

2. www.academia.edu/2560685/De_archeologie_van_een_nat_cultuurlandschap_deel_I_ pdf_ 2.

3. Het Broek in de Prehistorie en Romeinse tijd, noot 68, Antoinette Huijbers [2006].

4. www.woerterbuchnetz.de/DWB?lemma=immel immel, m. der kornwurm. Nemnich wb.

5. edepot.wur.nl/158590 Een studie over emelten en hare bestrijding, Pagina 7-8.

6. www.etymologiebank.nl/trefwoord/emelt emelt zn. ‘muggenlarve’.

7. taaldacht.nl/2014/09/24/en-de-immen-ijveren-voor-hun-honing Taaldacht: im of imme.

8. http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/iembijter

2020-03-Ymelbeke-waar-de-naam-vandaan-komt.pdf