GH-2020-03 Jan van Oerle, kleurrijke middeleeuwer

Ad  O t t e n 

Pastoor, notaris, gildekoning en geabonneerd op seks met huishoudster

In 1421 komen we de naam van priester Jan van Oerle tegen als coadjutor van Bakel, zeg maar kapelaan. Later als vicaris perpetuus (waarnemend pastoor) zowel van Bakel, Gemert als Deurne.

In 1440 is hij de persoon die de in 1437 gestichte onafhankelijke parochie Gemert als interim- pastoor overdraagt aan Jan van Attendoren, Duitse-Ordepriester en officieel benoemd als de eerste pastoor van Gemert.1 Mogelijk woont Jan van Oerle in die periode op het kasteel, naast de bouwplaats van de nieuwe parochiekerk. Ook Jan van Attendoren, en na hem al zijn opvolgers, nemen tot aan de stichting van de Latijnse School (1587) daar hun intrek.

Notaris

Jan van Oerle blijft nog lang in Gemert en omgeving actief en niet alleen als priester. Vóór 1450 heeft hij zijn benoeming tot openbaar notaris op zak. Uit dat jaar is van hem in elk geval een notaristeken bekend. Hij mag genoemd worden als de eerste in Gemert en omstreken opererende notaris. De Duitse-Ordecommanderij of haar functionarissen doen van tijd tot tijd een beroep op hem. Zo is hij als notaris op het kasteel in 1454, inden april den lesten dach te vespertijt, om voor de ernstig zieke rentmeester van de commanderij een testament te maken. Het betreft Goyart van Woermen, een vermogend man, die behalve rentmeester ook klerk is van het bisdom Luik, eigenaar van het Hof Ten Broecke in de Kromstraat, en leenman van de Duitse Orde voor de hoeve Ten Boer in dezelfde straat. Hij noemt zichzelf Heer Jan van Oerle, priester des Bysdoms van Ludick, openbaer notarys. De testateur wordt door de notaris en door de getuigen geacht te zijn: wijs van sinnen ende goet van verstant. Een maand later, op 17 mei 1454, overlijdt Goert van Wermen en zal hij als allereerste in de nieuwe kerk ten grave worden gedragen, recht voor het Heilig Kruisaltaar.

Door het testament van notaris Jan blijft de naam van Goert van Woermen “tot in eeuwigen dage” bekend als “weldoender van de kercke ende den Armen van Gemert”. Het Hof ten Broecke (nu rijksmonument, Kromstraat 37) wordt vermaakt aan het kerkbestuur van Gemert met daaraan gekoppeld de nodige lasten ten gunste van de armen van Gemert, waardoor het pand in de volksmond als vanzelf de naam krijgt van ‘Armenhoeve’.2 De notariële activiteit in deze van onze Jan van Oerle werkt nog heel lang na. Maar liefst 521 jaar wordt aan de in 1454 vastgelegde verplichtingen nog voldaan. Pas wanneer het kerkbestuur in 1975 de Armenhoeve verkoopt aan een particulier (Bert en Truuske Slits) wordt een punt gezet achter de lasten ten behoeve van de Gemertse armen. Hierbij moet worden aangetekend dat al in de jaren dertig van de twintigste eeuw de ‘brooduitdeling’ aan Gemertse behoeftigen is gestaakt. Tot in 1975 onderhoudt de pachter van de Armenhoeve nog wel de verplichting tot een jaarlijks feestdiner voor het kerkbestuur van Gemert.3

Gildekoning

Terug naar ‘onze’ notaris Jan van Oerle. In heel Oost-Brabant geniet hij al op betrekkelijk jonge leeftijd een zekere bekendheid. In 1427 schiet hij zich te Oss tot schutskoning van het gilde van Sint-Joris. Een priester mag geen wapen dragen en daarom had hij aan het vogelschieten ook niet mogen deelnemen, maar Jan, inmiddels koning, komt ervan af met een kerkelijke boete. Het lijkt erop dat je met boetes indertijd alles af kon kopen. Dat was zo het gebruik… Door de op zijn naam op schrift gestelde boete, is daarmee ‘meepesant’ de oudst bekende Nederlandse vermelding van het door gildebroeders ‘schieten op de papegaai’ geboekstaafd.4 De naam van Jan van Oerle als schutskoning is dan gevestigd.

Incontinent met huishoudster

Op het conto van de eerste in Gemert gevestigde notaris is nóg iets uitzonderlijks bij te schrijven. In de middeleeuwen worden op parochiale en dekenale concilies met regelmaat priesters aangeklaagd die met vrouwen ‘incontinentie’ plegen. Sommigen worden elk jaar aangeklaagd. En elk jaar betalen ze daarvoor een boete van twee gulden aan de aartsdiaken. Alphons van den Bichelaer schrijft in 1998 in zijn proefschrift “blijkbaar beschouwden zij (lees: de priesters) de boete als een soort jaarabonnement op seks met de huishoudster”.5 Johan van Oerle gebruikt hij als voorbeeld van deze ‘criminele’ daad. Tussen 1442 en 1464 betaalt hij de ene keer als waarnemend pastoor van Deurne, dan weer als waarnemend pastoor van Bakel, de boete wegens “incontinentie met zijn bediende”. In 1459 en 1462 wordt deze ‘zonde tegen het celibaat’ aangegeven door Marcelis de Pomerio, waarnemend pastoor van Deurne, die op zijn beurt vanwege hetzelfde feit wordt aangegeven door onze Johan van Oerle.

Noten:

1. BHIC ’s-Hertogenbosch – Kommanderij Archief van de Duitse Orde te Gemert invnr. 1131

2. Otten, Ad, De vestiging van de Duitse Orde in Gemert 1200-1500, Gemert 1987, p.69-71; in dezelfde bron de transcriptie van het uit 1454 daterende testament p. 150-154.

3. Otten, Ad, Armenhoeve is ook herenhoeve, in: Gemerts Heem 2016 nr.4, p. 8-13.

4. Bijsterveld, A.J.A., Laverend tussen Kerk en wereld. De pastoors in Noord-Brabant 1400-1570, A’dam 1993, p. 355.

5. Bichelaer, A.v.d., Het notariaat in Stad en Meierij van ‘s- Hertogenbosch tijdens de late middeleeuwen (1306-1531), Amsterdam 1998, p. 165.

2020-03-Jan-van-Oerle-kleurrijke-middeleeuwer.pdf