Aanwijzingen voor de lezer

 

Om de inhoud van het Landboek goed te kunnen begrijpen is het zinvol om een toelichting te geven op een aantal zaken.

In principe is de tekst letterlijk overgenomen uit het register. In sommige gevallen kon het handschrift moeilijk worden ontcijferd. In dat geval staat er achter zo’n woord een vraagteken vermeld. Dat vraagteken staat dus niet in het Landboek zelf, maar geeft aan dat we niet helemaal zeker zijn van de juiste spelling van het woord. Als een woord in het geheel niet leesbaar is wordt dat aangegeven door een serie puntjes op die plaats.

Het komt voor dat in het Landboek bepaalde woorden of namen zijn doorgestreept. Dat is in deze bewerking dan ook als zodanig overgenomen, dus ook doorgehaald.

Soms staat een tekst cursief afgedrukt. Het gaat dan om een toevoeging die niet in het Landboek voorkomt. Soms gaat het bij zo’n toevoeging om een korte uitleg bij de vermelde tekst. Vooral op de eerste pagina komen cursief afgedrukte tekstdelen voor die echte aanvullingen zijn. De eerste pagina van het register is behoorlijk veel beschadigd, zodat sommige delen van de tekst doodeenvoudig zijn verdwenen. Aan de hand van gegevens uit het Grondeigenarenregister (GAG 415) kon deze tekst gelukkig op een aantal plaatsen worden gereconstrueerd. Ook deze toevoegingen zijn, net als andere toevoegingen, cursief afgedrukt.

Als voorbeeld hieronder een fragment van het Landboek. Elke vermelding begint met het nummer dat het betreffende perceel heeft gekregen. Achter het nummer staat de eigenaar vermeld met soms daarachter een nadere aanduiding waar het perceel ligt (soms is dat een veldnaam). Tenslotte staat de oppervlakte van het perceel vermeld met behulp van 3 getallen, waartussen streepjes zijn gezet. Het eerste getal geeft het aantal lopense aan, het tweede staat voor het aantal roeden en het derde voor het aantal voeten. We komen op de oppervlaktematen verderop nog terug.

56. Nelis Jan Joordens neffens de Rips                                                                       1 – 3 – 10
modo Joannes Willems van den Elsen voor 2/3 parten en Joannes Adriaens van Gemert voor 1/3 derde parte

Perceel nummer 56 was in 1717 eigendom van Nelis Jan Joordens. Het perceel lag langs het riviertje De Rips en had een oppervlakte van 1 lopense, 3 roeden, 10 voeten. Het perceel is later kennelijk gesplitst in twee delen met elk een afzonderlijke eigenaar. Jan Willem van den Elsen werd eigenaar van 2/3 deel van het oorspronkelijke perceel. Jan Adriaens van Gemert werd eigenaar van de rest. Wie daarna eigenaar(s) waren staat niet vermeld.

Regelmatig komen de volgende vermeldingen voor:

in het selve of in den selve

geeft aan dat het perceel dezelfde veldnaam heeft als het voorgaande en in de directe nabijheid ervan lag.

neffens voors, daerneffens

geeft aan dat het perceel direct grenst aan het voorgaande. (voors. is een afkorting van “voorsegt”)

tende voors.

geeft aan dat het perceel grenst aan het achtergrens van het voorgaande perceel

Bij de latere inschrijvingen zijn de eigenaren van de aangrenzende percelen (de zogenaamde belendenden) aangegeven middels de afkortingen:

u.l. = uno latere (aan de ene zijde)
a.l. = alio latere (aan de andere zijde)
u.f. = uno fine (aan het ene einde)
a.f. = alio fine (aan het andere einde)

nomine uxoris

Vermelding achter de naam van een eigenaar met als betekenis “namens zijn vrouw”

huys en aengelagh

Als het eigendom een huis betreft staat dat in het algemeen ook daadwerkelijk vermeld. De toevoeging aangelag heeft de betekenis van “bijbehorend perceel”. Het gaat dan doorgaans om een “aangelegen” hof en/of een huisdries.

Op een aantal plaatsen staat tussen opvolgende percelen een tekst vet afgedrukt. In het register zelf zijn dat toevoegingen die in de marge zijn geschreven. Het gaat om aanduidingen van de plaats waar de nakomende nummers betrekking op hebben. Soms staat ook de datum vermeld van de dag waarop aan het Landboek werd gewerkt.

Deze aanduidingen zijn in deze bewerking gebruikt als een soort van inhoudsopgave van het Landboek.