1271, AKDOG 5, regest 6

Tekst overgenomen uit:
“De commanderije der Duitsche Orde te Vucht met een aanhangsel over die te Gemert”, door J.C.A.Hezenmans, uitg. 1887, blz.91-92, waar als bron wordt opgegeven: Hennes Codex dipl.II p.179.
Volgens Mgr.Frenken, in Bossche Bijdragen Dl.7 (1925-1926), moet de datering 25 maart 1270 gelezen worden als 25 maart 1271, vanwege het gebruik van de Paasstijl.
Tekst ook in H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant, deel I.1 blz. 418-419, oorkonde nummer 329. Geeft ook als datum 25-3-1271.

Vertalingen van F. Slits en M. Pennings.

1271, maart 25
Jan I, Hertog van Brabant, oorkondt, dat hij geen enkele rechtsmacht bezit in Gemert, omdat zowel de hoge als de lage rechtspraak van Gemert deels aan de broeders van het Huis van de Duitse Orde, deels aan heer Diederik van Gemert, ridder, toebehoren, op voorwaarde dat zij voor Gemert geen andere advocaten dan de hertogen van Brabant zullen vragen of kiezen.

Universis presentes litteras visuris Johannes Dei gratia Lotharingie dux et Brabantie salutem in domino sempiternam.
Cum nos altas justicias sive bassas ville de Ghemert intelligamus ad nos non pertinere, instructi ad hoc per eos quos ad inquisicionem super hoc factam deputavimus et emisimus, immo ad fratres domus Theutonice Jherosol. atque ad dominum Theodericum militem de Ghemert pro quantitate juris et bonorum que utraque pars optinet in villa predicta, nec nos aliquod jus in dicta villa credamus habere vel aliquas justicias, nisi forsan nos pro eorum inpotencia tamquam superiorem eorum advocatum duxerint in auxilium eorum invocare, ad quod quidem ipsis assistere tenemur, salvis sibi suis justiciis supradictis: noverit ergo universitas vestra, quod nos predictas justicias altas et bassas predicte ville fratribus domus Theutonice atque domino Theoderico militi predictis et heredibus eorum relinquimus absolute et acquitamus in perpetuum presencium testimonio litterarum; eo condicto et salvo nobis, quod ad dictam villam cum eis que ad eamdem pertinent nullum alium poterunt vel debent advocatum eligere vel assumere aut introducere preterquam nos ac duces Brabantie in futurum.
Datum apud Bruxellam, in die annuntiationis domini, anno eiusdem millesimo CCLXX.

Op de achterzijde staat vermeld in andere handschriften:
Gemerden
Littera domini duci Brabancie qui habet jus ingen…(?)
Anno 1270
Nr 49
Rechts daarnaast in ander handschrift:
Lettere de dato 1270 in quibus fatetur altas en bassas justicias villa de Gemert pertinere ad fratres Ordinis Teutonicorum; salvo quod nullum alium poterat nec deberat habere advocatam prater Duces Brabantia.
Jurisdictie nr 44

Vertaling van Frans Slits, Venlo 2013:

Aan allen die deze brief zullen zien, doet Jan, bij de gratie Gods hertog van Lotharingen en van Brabant, een altijddurende groet in de Heer.
AANGEZIEN wij begrijpen dat noch de hoge noch de lage rechtspraak van het dorp Gemert aan ons toekomt (dit is ons duidelijk gemaakt door degenen die wij tot het doen van onderzoek dienaangaande afgevaardigd en uitgestuurd hebben), maar aan de broeders van het Duitse huis van Jeruzalem en aan heer en ridder Dirk van Gemert, in verhouding tot het recht en de goederen die elk van beide partijen in genoemd dorp bezit,
en AANGEZIEN wij geloven in genoemd dorp geen enkel recht noch enige rechtspraak te hebben, tenzij zij eventueel van mening zijn dat ze onze hulp moeten inroepen, als van een advocaat die hoger in rang is dan zij zijn, in geval dat zij niet in staat zijn een oplossing te vinden (in dat geval althans worden wij gehouden hen bij te staan, waarbij voor hen onverlet blijven hun bovengenoemde eigen hoge en lage rechtspraak),
DAAROM moet u allen weten dat wij voornoemde hoge en lage rechtspraak van voornoemd dorp geheel en al overlaten aan de voornoemde broeders van het Duitse huis en aan voornoemde heer en ridder Dirk en aan hun erfgenamen en dat wij daar voor altijd van afzien, getuige deze brief; met deze afspraak en dit voorbehoud voor ons, dat zij voor genoemd dorp met alles wat daarbij hoort, geen andere advocaat zullen kunnen of mogen kiezen, nemen of introduceren dan ons en de toekomstige hertogen van Brabant.
Gegeven te Brussel, op de dag van de annuntiatie des Heren in het jaar des Heren 1270.

Vertaling van MHJ Pennings, Gemert 1978:

Jan, bij de gratie Gods, hertog van Lotharingen en Brabant, aan allen, die dese brief zullen zien, zaligheid in de Heer.
Daar wij weten, dat de hoge of lage jurisdictie in het dorp Gemert niet aan ons toekomt, nadat wij daarop gewezen zijn door hen, aan wie wij voor een onderzoek op dit punt gedaan, uitdrukkelijk opdracht hebben gegeven, maar integendeel aan de broeders van het teutoons-Jerusalemse huis en aan ridder Diederik, Heer van Gemert, naar verhouding van de omvang van de jurisdictie en de goederen, die beide partijen in genoemd dorp bezitten, en daar we geen enkel recht of enige jurisdictie in genoemd dorp menen te bezitten, behalve wanneer zij in geval van eigen onmacht menen ons als hun hoogste beschermheer te hulp te moeten roepen, waarbij wij verplicht zijn hen te helpen met in achtname van de hun toekomende bovengenoemde jurisdictie:
Zo moogt gij allen weten, dat wij de voornoemde hoge en lage jurisdictie over voornoemd dorp geheel laten aan de broeders van het Teutoonse huis en aan ridder Diederik, Heer van Gemert voornoemd, en aan hun nakomelingen en dit bevestigen wij voor altijd met het getuigenis van deze brief; met deze bepaling en dit voorbehoud van onze kant, dat zij voor het genoemde dorp met datgene wat daarbij behoort in de toekomst geen enkele andere beschermheer kunnen of mogen kiezen of nemen tenzij ons en de hertogen van Brabant.
Gegeven te Brussel op de dag van Onze Lieve Vrouwe Boodschap in het jaar des Heren 1270.

Download