GH-2009-02 Stem voor “De Volksvriend”

“De Volksvriend” aan de Oudestraat is door de gemeente ingeschreven voor de Provinciale stemwedstrijd om de meest verrommelde Brabantse lokatie op te knappen… De Volksvriend staat er al vanaf 1888 nadat op deze plaats een oude uit 1670 daterende Zaanse stellingmolen tot de grond toe afbrandde. De nieuwe molen werd een beltmolen met de naam “De Volksvriend”: een molen met een voor die tijd groot vermogen (“ne meulen mí ballen”). Al vóór de brand beschikte het molenbedrijf aan de Oudestraat (en dat was héél modern in die tijd) ook al over een aparte stoommalerij zodat in het geval van windstilte er toch gemalen kon worden. Later kwam er ook in de molenberg van “De Volksvriend” een machinekamer van waaruit een maalstoel kon worden aangedreven. Maar… tot in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw spande toch de windmolen zelf, de kroon van het molenbedrijf. In die tijd werd ‘onze’ stoere ‘Volksvriend’ ook nog gebruikt als reclame-achtergrond van nog zo’n stoere Brabander: D’N DAF!
Wij in Gemert willen onze Volksvriend maar wat graag behouden. In 1972 – de molen was toen al enige jaren niet meer in bedrijf – zakte bij een demonstratie één van de 27 meter lange wieken uit het molenkruis en bleef steken in de molenberg. In 1985 werd de andere wiek uit veiligheidsoverwegingen verwijderd en sedertdien staat onze Volksvriend zonder armen. Het molenwerk binnenin is droog gehouden. En: De Gemertenaar wil ‘zijn’ Volksvriend maar wat graag behouden. Hij ligt als een visitekaartje aan de entree van het dorp. Iedereen die in Gemert niet hoeft te zijn komt er via de Zuid-Om ook langs. En… vanuit het inmiddels ontwikkelde natuurgebied rond de visvijver Dribbelei zou de molen-in-bedrijf een heel bijzonder decor bieden. Natuurlijk moet de molen dan weer helemaal vrij komen staan.
En juist daar richt zich de inschrijving op voor de wedstrijd. De complete verplaatsing van het bedrijf met de silo’s. Wanneer dát mogelijk wordt zal de gemeente zich meteen ontfermen over De Volksvriend zelf…

Daarom stem op onze volksvriend.

Iedereen moet gemobiliseerd worden. Van 15 juni tot en met 6 juli kan er gestemd worden. Opa’s, oma’s, papa’s, mama’s, kinderen alsjeblieft stem mee!
Hoe te stemmen? Ga naar www.molendevolksvriend.nl en hou je mobiele telefoon bij de hand.

2009-2 kap7 460x392

Bekijk PDF

GH-2009-02 “Ridders” waren Gemertse “fietsen”

Ad Otten

Wim Vos is druk bezig met een uitgebreid nieuw Gemerts Woordenboek en ook daar zal hij wel weer niet alles in krijgen, maarrr toch wagen we ’t erop hem nog een bijzondere aanvulling aan te bevelen. Een aanvulling die ook heel erg past bij de bijzondere geschiedenis van Gemert die begon in de riddertijd. Maar Gemert ging met de tijd mee en zo rond 1950 stond ‘rídder’ in ’t Gemertse ook te boek voor een fiets! Rijwielhandelaar en reparateur ‘Graard’ Jonkers verkocht die op de hoek van Binderseind-Stereind. Een eigen merk! En Graard en later zoon Piet decoreerden die fietsen met een kostelijk fietsplaatje dat we hierbij afdrukken.

2009-2 kap6 212x193

Bekijk PDF

GH-2009-02 Duitse vliegtuigen boven het kasteel?

Ruud Wildekamp

In “Kasteel bezet-kasteel bevrijd, 1939-1945” van de hand van Annie van de Kimmenade-Beekmans, zien we op blz. 15 een drietal fraaie foto’s uit het archief van de Congregatie van de Heilige Geest. De onderste van de drie toont drie vliegtuigen, naar het onderschrift te oordelen van Duitse makelij, die in een strakke formatie laag over het kasteel vliegen. De foto zou op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval, zijn genomen. Aangezien de Duitsers met een grote overmacht aan vliegend en rollend materieel binnenvielen zou deze foto daadwerkelijk kunnen voorstellen wat het onderschrift suggereert.

Wat nog meer opvalt aan deze foto is het feit dat de Jezuïetenbouw, waarboven de drie vliegen, zich nog in de vooroorlogse toestand bevindt. De foto zou dus echt op 10 mei 1940 genomen kunnen zijn. Een dag later brandde dit gebouw goeddeels af door een beschieting van de Duitse invaller. Als onderzoeker van de regionale oorlogsgeschiedenis, in het bijzonder die van de luchtoorlog, werd mijn aandacht vooral getrokken naar de drie vliegtuigen. Welk type vloog die dag over Gemert?

Wat we op de foto zien zijn tweemotorige vliegtuigen, met een enkel richtingsroer aan de staart en een vrij hoekige voorzijde. Gezien de grootte van het front van de motoren moeten dit luchtgekoelde radiaalmotoren zijn geweest. Welk Duits type komt hiervoor in aanmerking? Eigenlijk niet een! Alleen de Britse Bristol Blenheim Mk.I lichte bommenwerper voldoet min of meer aan deze criteria.

Tijdens de Duitse inval lag Gemert in de opmarsroute van het 26e Legerkorps, een onderdeel van het 18e Leger. In de spitsen van dit korps bevonden zich de 254e en de 256e Infanteriedivisies. Wat ook blijkt uit de verkenningseenheid, de Aufklärungs-Abteilung 256, die op 11 mei in gevecht kwam met de Nederlandse militairen van het Geniedetachement Frets in het kasteel. Bij het Duitse 18e Leger waren luchtmachteenheden ingedeeld, twee luchtverkenningseenheden en een eskader bommenwerpers. Dit laatste, het Kampfgeschwader 4, was uitgerust met de zware Heinkel He 111P en de middelzware Junkers Ju 88A. Deze vliegtuigen werden in die dagen veelvuldig ingezet boven en voor het front. Het profiel van beide komt echter in het geheel niet overeen met dat van de foto. Ook het derde type bommenwerper dat de Duitsers in die dagen bezigden, de Dornier Do 17Z, komt met zijn dubbel richtingsroer, niet overeen.

2009-2 kap5 220x173

De Bristol Blenheim dan? Dat toestel is door de Britten op die 10e mei, vanuit Noord-Frankrijk, ingezet om o.a. de toestand van de Venlose bruggen te verkennen. Gezien de vliegrichting op de foto, noordoost – zuidwest, zouden ze op de terugweg moeten zijn. Helaas echter, de Britten zetten maar twee toestellen in, waarvan er ook nog een bij Venlo werd neergeschoten. Dus ook geen Bristol Blenheims! Wat dan wel? Bij een sterke uitvergroting blijken er geen details op deze vliegtuigen te zien. Geen plaatsing van de motoren, geen cockpitramen, geen onderscheidingstekens, niets. Alles is zwart! Het sterke vermoeden dringt zich op dat de drie vliegtuigen zijn ingetekend. Een trucfoto dus! Wie zou daaraan schuldig zijn? Pater Eduard Loffeld van de congregatie van de Heilige Geest misschien? Hij was een verwoede fotograaf en heeft het archief van het kasteel een prachtige collectie oorlogsfoto’s nagelaten. Bekend is ook dat Loffeld in 1940 door het dorp trok om foto’s van 1939 en 1940 te verzamelen Hiervoor bezocht hij o.a. fotograaf Duppen, gemeentesecretaris Jacques van den Broek en rector Busscher in Elsendorp. Het is niet onmogelijk dat ook dit materiaal in het archief van het kasteel belandde. Onduidelijk blijft dus wie de drie vliegtuigen intekende.

Bekijk PDF

GH-2009-02 Afbeelding Huis Borret van omstreeks 1814 (!)

Ad Otten

 2009-2 kap2 340x282

Op een op hout aangebracht olieverfschilderij dat een beeld geeft op het dorp Gemert gezien vanuit het achterland van het kasteel, kan men aan het Binderseind een groot pand ontwaren met drie of vier schoorstenen. Daar komt maar één pand voor in aanmerking en dat is Huis Borret, dat in 1848 de bestemming zou krijgen van klooster (Nazareth). Het schilderij, dat een twintig jaar geleden verworven werd door het gemeentearchief van Gemert moet gedateerd worden vóór of uiterlijk in 1817. Het op dit schilderij afgebeelde gereformeerde kerkje werd namelijk in genoemd jaar gesloopt. Daar op het schilderij ook een zogenaamde Lange Juffer staat ten behoeve van kadastrale opmetingen waar in 1811 in Gemert mee werd begonnen moet men concluderen dat het schilderij dateert uit de jaren 1811-1817.

Bekijk PDF

GH-2009-02 Een (te) warme bakker

Simon van Wetten

 Ooit voerde bakker Hendrik Peeters, tegen wil en dank en als held op sokken, een rechtvaardige maar zeker niet heldhaftige strijd tegen de hoge Gemertse overheid, die in de persoon van de commandeur vond dat hij het Recht van Wind had.

Anderhalve eeuw later, in 1773, voerde bakker Ermgardus van Hoof een heldhaftige, maar zeker niet rechtvaardige strijd tegen de waag- en ijkmeester van Gemert, Gerard Blanckaerts. Toen twee schepenen in diens opdracht zich in de bakkerij vervoegden om des bakkers broden te wegen om zo te zien of die wel het juiste gewicht hadden, schoot Ermgardus uit zijn slof: “Dat gij met zo ene gaat!” Met die ene werd Blanckaerts bedoeld, want de bakker fulmineerde verder: “Gij kunt mij de clooten lekken, Blanckaerts, ik geven den donder om die Blanckaerts, want ik geve om den drossaard of niemand niet, gij hondsvot als je bent.”

Tja, bakkertje, te licht gebakken en te zwaar aangebrand…

De straf? Bakker Ermgard diende op zijn blote knieën Gerard Blanckaerts om vergiffenis te vragen, te verklaren dat hetgeen hij had gezegd hem oprecht leed deed, en de somma van 100 ducaten als genoegdoening aan de waag- en ijkmeester te overhandigen. (Bron: Gemert RA-71).

Bekijk PDF

GH-2009-02 Watterspeen is schaatsenrijder

Wim Vos

 In Gemerts Heem1, schreef ik onlangs over de hojwaoge, hojwipper, sprinkhaon en over de wátterspeen. Die naam ‘wátterspeen’ bestaat echt, maar ik meende, afgaande op het Woordenboek van de Brabantse Dialecten [WBD],2 dat een Gemertse wátterspeen een langpootmug (familie Tipulidae) was. Mijn broer Piet Vos, oud-redacteur van het WBD, wees me er echter op dat de betekenis ‘langpootmug’ gebaseerd is op een waarschijnlijk foutieve invulling van een Amsterdamse vragenlijst die destijds verzonden werd vanuit het instituut dat nu Meertens Instituut heet. Piet vermoedt dat de destijds twaalfjarige invuller, een Gemertse gymnasiast, niet alles van beestjes afwist en dat de oudere  zegsman niet zozeer de omschrijving van het beestje goed heeft beluisterd, maar meer is afgegaan op de begeleidende tekening, hoewel de vleugels op die tekening hem op andere gedachten hadden moeten brengen. In het WBD3 treffen we verderop een andere mogelijkheid aan. Een Gemertse wátterspeen zou ook gewoon een waterspin (Agryroneta aquatica) kunnen zijn. Maar daartegen pleit dat dat beestje in schoon stilstaand water leeft en onder water opvallende nesten spint tussen de waterplanten. De Gemertse wátterspeen houdt zich volgens Piet en ook onze zus, Ria Hoevenaars-Vos, echter op bovenop het oppervlak van stilstaand of langzaam stromend water. Hij heeft een slank lijf en zes lange poten. De uiteinden van de poten zijn sterk behaard en doordat deze haartjes door het haarvet niet nat worden, kan de Gemertse wátterspeen zich snel zigzaggend over het water voortbewegen. Volgens het WBD4 heet dit beestje in het Nederlands, vanwege zijn bewegingspatroon ‘schaatsenrijder’ (een algemene soort is Gerris lacustris). Het beestje is 20 mm lang en is een zeer algemeen voorkomend insect van de orde van de wantsen. Schaatsenrijders leven van insecten die zij op de waterspiegel vangen. In o.a. Volkel, Mierlo-Hout en Haps noemen ze de schaatsenrijder ook waterspin. Voor Gemert is deze naam in het WBD dus bij het verkeerde beestje terechtgekomen, nl. de langpootmug.

2009-2 kap1

NOTEN
1.Wim Vos, ‘Sprinkhaonen èn aander bísjes’, in: Gemerts Heem, jg. 50, 2008, nr. 4, p.26/7.
2.WBD, Deel III, sectie 4, afl. 2, p. 152-154, s.v. langpootmug.
3.WBD, Deel III, sectie 4, afl. 2, p. 244/5, s.v. waterspin.
4.WBD, Deel III, sectie 4, afl. 2,, p. 245, s.v. schaatsenrijder.

Bekijk PDF

GH-2009-02 Commanderij van Gemert ook in Vught

 

2011-4 kap0

 

Ad Otten

met dank aan Wim Jaegers

In een verkoopakte van 1 november 1781 berustend in het oud-rechterlijk archief van Vught1 vond Wim Jaegers iets heel intrigerends.

De verkoop betrof een onroerend goed met de intrigerende naam “De Commanderije van Gemert, nu ZionsBurght”. De complete omschrijving van dit onroerend goed luidt: een buijtenplaats met heerenhuijsinge, stallinge, koetshuijs, tuijnmanswooninge, binnen en buijte tuijnen met de broeijbacken, raamen en matten, tuijngereetschappen, tuijnbanken, stoelen, ladders en bloemstocken, niets daarvan uijtgezonderd en voorts aangeleege landerijen, plantages van opgaande boomen en schaarhout met verdere regten en toebehoorten vandien, vanouds genaamd De Commanderije van Gemert, nu ZionsBurght, groot volgens het quohier der verpondingen, 33 loopense 79 roeden ofte soo groot en klijn allen ’t selve geleegen is binnen dese Heerlijkheijd Vught.

Het was dus ook zeker niet zomaar een huis in Vught, maar het restant van de voormalige Commanderije Vught van de Duitse Orde die gedurende de Tachtigjarige Oorlog werd verwoest en uiteindelijk na de Vrede van Munster werd opgeheven. In 1603 werd na de belegering van Den Bosch door Prins Maurits de onder patronaat van de Duitse Orde gestelde parochiekerk St.Lambertus door het terugtrekkende Staatse leger in brand gestoken. Het commandeurshuis lag toen al in as. In 1615 was de kerk weliswaar hersteld maar de commandeurswoning van Vught niet. De commandeur verbleef van dan af in het refugiehuis van de Commanderij Vught binnen de wallen van ‘s-Hertogenbosch. Zoals bekend werd in 1629 Den Bosch veroverd door Prins Frederik Hendrik en werden niet lang daarna alle geestelijke goederen in de Meierij van Den Bosch gevorderd. Dat uiteraard onder protest van de Duitse Orde maar dat mocht vooralsnog niet baten. De Vrede van Munster in 1648 deed evenmin recht aan de rechten van de Duitse Orde. De St.Lambertuskerk werd door de Hervormden in bezit genomen en de goederen van de 2009-2 kap4

Commanderij Vught zouden niet uit de verbeurdverklaring worden ontslagen of zij moesten verkocht worden aan ‘een vertrouwd dienaar der Staten’. De Duitse orde besloot daarop tot opheffing van de Commanderij Vught en de commandeur van Gemert werd in 1662 in opdracht van de landcommanderij Alden Biesen belast met de verkoop van de onroerende bezittingen. Op 22 december 1663 kwam het ook tot een daadwerkelijke verkoop. Maar niet alle bezittingen werden overgedragen. Zo bleef de Duitse Orde de tienden behouden en zo blijft er zelfs tot in de negentiende eeuw een lid van de Duitse Orde als pastoor fungeren. De laatste (te weten Andries Wilhelm Nobelen uit Maastricht) sterft in Gemert in 1829 ten huize van de familie Borret aan het Binderseind (later verbouwd tot klooster Nazareth).

Volgens JCA Hezenmans (De Commanderij der Duitsche Orde te Vucht, ‘s-Hertogenbosch 1887, blz. 44) zou op de grondslagen van het vroegere commandeurshuis te Vught een landhuis zijn opgetrokken dat de naam Sionsburg ontving. Ingevolge de tijdelijke onder beheerstelling van de opgeheven Commanderij Vught onder de Commanderij Gemert zal dat dus in Vught de naam hebben gekregen van de beheerder te weten: ‘De Commanderij Gemert”.

NOOT: 1. ORA Vught invnr.56

Bekijk PDF

GH-2009-02 Gemert, geen stadje, maar een staatje

GEMERT GEEN STADJE MAAR EEN STAATJE

Ad Otten

Een dikke dertig jaar geleden werd Gemert aangemerkt als “historische stadskern” op grond van een zogenaamde algemene maatregel van bestuur d.d. 26 november 1973, en dat als uitvloeisel van de Financiële Verhoudingswet 1960. Met die wet en die specifieke maatregel werd met extra financiën tegemoet gekomen aan de bijzondere problematiek waarmee historische stadskernen toen ‘worstelden’. Het ministerie van Financiën had normen vastgesteld waaraan voldaan moest worden. Wilde je aanspraak maken op de extra financiën dan gold niet de aantoonbaarheid van stadsrechten uit een ver verleden maar dat je als ‘stad’ was aangeduid op tenminste twee van negen met name genoemde historische kaarten uit een periode liggende tussen 1602 en 1833. Gemert was spijtig genoeg maar op één van die kaarten aangetekend als ‘stadje’.1 Maar… toen na enige jaren bleek dat twee gemeenten (Schagen en Thorn) die ook maar op één kaart voorkwamen, na aanlevering van andere kaarten, toch in aanmerking kwamen voor genoemde uitkering, ging men in Gemert natuurlijk ook op onderzoek. En jawel hoor, oud-gemeentesecretaris Jacques van den Broek vond in een antiquariaat in ‘s-Hertogenbosch zo’n alternatief: een kaartje van Judocus Hondius uit 1630 waarop Gemert was aangeduid als stad. De raad van gemeentefinanciën sputterde nog wel wat tegen met argumenten dat het bedoelde kaartje niet authentiek zou zijn, maar uiteindelijk zwichtte toch ook de staatssecretaris van Financiën. Gemert kreeg een nabetaling van 2,8 miljoen gulden en nog jarenlang een jaarlijkse uitkering van een bedrag tussen de 4 en 5 ton.2

Het toeval wilde dat terwijl het gemeentebestuur van Gemert nog zo ijverde voor de toekenning uit het ‘Fonds 2009-2 gemert1Historische Stadskernen’, de PTT in 1978 juist een poststempel invoerde met de tekst ‘Gemert-dorp’. Burgemeester De Wit schreef meteen een brief-op-poten naar de directie van de PTT en in 1979 werd het nieuwe poststempel al vernietigd.3

Of Gemert hiermee nu definitief ‘stad’ werd? Nee natuurlijk niet! Gemert werd niet voor niks op een aantal kaarten aangeduid als stad. Het was in feite veel meer dan een stad. Het was een staatje. Maar hoe geef je dat aan op zo’n kaartje. Het gemakkelijkste is – zo moeten een stel cartografen uit het verleden geoordeeld hebben – om Gemert aan te duiden als ‘stad’. Na de kaart van Majer uit 1747 en die van Hondius uit 1630 drukken we hierbij een kaart “Brabantiae” af van Henricus Naegele van rond 1580 en ook daarop zien we Gemert aangeduid als ‘stad’. Het is wel even puzzelen want er staat een stadaanduiding zonder naam erbij zo lijkt het, maar… bij nader inzien kan die ‘stad’ boven de naam Taxandria alleen maar slaan op ‘Gemert’ dat op deze kaart onder de naam Taxandria terecht is gekomen, maar er is een streepje dat heel subtiel door Taxandria heen naar Gemert wijst….

2009-2 gemert2

Maar veel en veel interessanter, en correcter ook, zijn de kaarten waarop Gemert de status van een apart landje heeft gekregen. Zo’n kaart drukken we hier als toetje bij af en wie weet komt er misschien in regeringskringen nog eens iemand op het idee om voor een klein voormalig staatje als de Vrije en Soevereine Landsheerlijkheid Gemert met een of andere ‘maatregel van bestuur’ ook nog eens wat extra geld uit te trekken. Het zou ten behoeve van de restauratie van de residentie van onze vroegere ‘vrijheren’ uitstekend van pas kunnen komen….

NOTEN:

1. Een kaart van T. Majer uit 1747

2. Vgl. L. Rouppe van der Voort, De Vrije Neutrale Grondheerlijkheid Gemert. Stad? Stadsrechten? Historische Stadskern? In: Gemerts Heem 1979 blz. 78-86.

3. Ad Otten, Gemert en de post, Gemert 1988, p.64

2009-2 gemert3

Bekijk PDF

GH-2009-02 Landmeer verklaard

LANDMEER VERKLAARD

Jacques van der Velden

De Landmeerse loop is één van de Gemertse toponiemen, waarvoor in mijn ogen nog geen bevredigende verklaring is gevonden. Vooral het element meer veroorzaakt hoofdbrekens. Een artikel over het Belgische Meerbeke zette mij aan het denken.1 Niet alleen vanwege het element meer, maar vooral omdat het 2009-2 land1om een grensbeek ging. Meerbeke, een beek op de grens van het oude Brabant en de Landmeerse loop een beek op de grens met het Land van Ravenstein (zie figuur 1). Meer zou de betekenis hebben van ‘paal’ of ‘grens’.

Het verwarrende is dat in de Gemertse protocollen landmeer en landweer door elkaar worden gebruikt.2 In de Duitse gemeente Bruchköbel is het gehucht Landmehr gelegen ‘An der Landwehr’-straat. Op de grens van Erp en Veghel heeft aan de Veghelse kant vroeger een landweer gelegen. In een Erpse bron wordt melding gemaakt van ‘een parceel gemeente aan den Dijck genaamt den Landmeer’, dat aan de Erpse kant was gelegen.3 Dit doet mij denken aan twee verschillende begrippen, die op een bepaalde manier soms samenvallen.

2009-2 land2

Hoe zijn deze woorden ontstaan? Uit mere, meer ‘paal, grenspaal’ werd het verzamelwoord gemere, gemeer ‘grens’ gevormd. Verder bestaat ook de samenstelling met land- zoals landgemere, landgemeer ‘grens van een grondgebied’.4 Met maar één letter verschil hebben zich ook de woorden were, weer, gewere, geweer, landgewere, landgeweer ‘verdedigingswerk van een grondgebied’ ontwikkeld.5 Het ge- voorvoegsel lijkt in landmeer, landweer, landmehr en landwehr verdwenen te zijn. Dit verlies is ook te zien in oude schrijfwijzen van tijt, getide, iaerghetijden, iaertijden.6 Soms is een tussenstadium van het voorvoegsel in de vorm van ‘a’, ‘e’ of ‘i’ blijven bestaan, zoals in jaeritide, landimar, landemer en landamære.7 In een database met Oudengelse oorkonden vond ik ongeveer 400 vermeldingen van het woord landgemaero ‘landgrenzen’ in de periode 700-1100. Hiervan had 8% het voorvoegsel verloren.8 Alhoewel ik het bewijs niet kan leveren, lijkt het mij toch aannemelijk dat het voorvoegsel in het toponiem de land(ge)meerse loop wel bestaan heeft.

Landweer ‘verdedigingswerk’ en landmeer ‘grensscheiding’ zijn verschillende begrippen. Verwarring ontstaat pas wanneer een verdedigingswerk aan een grensscheiding is gelegen. Het wordt nog lastiger wanneer in het middelnederlands [mnl], dat is in de periode 1200-1500, de betekenis van landmeer volledig wordt overgenomen door landweer ‘verdedigingswerk tevens dienende tot grensscheiding’.9 Deze overname is begrijpelijk, want vooral in die periode werden aan de grenzen landweren gebouwd (zie figuur 2). Een paar eeuwen later was dat niet meer actueel bijgevolg dat landmeer weer werd gebruikt.10 De loop op de grens met Boekel heeft waarschijnlijk onderdeel uitgemaakt van de landweer, want bestaande landschapselementen zoals waterlopen werden zoveel mogelijk gebruikt.11 Het is dan logisch dat zoiets als de Landweerse loop kon ontstaan. De vermeldingen van landweer en landmeer verwijzen niet zozeer naar de loop, maar naar belendingen met termen als ‘(be)neven de’ en ‘aan de’. Volgens mij is de naam landmeerse loop nooit weg geweest.

Toch begrijpt niemand meer dat landmeer ‘landgrens’ betekent. Dit komt volgens mij omdat men andere woorden is gaan gebruiken voor meer ‘grens’. Een van die woorden is limiet ‘grenslijn, grens’ dat in het mnl. uitsluitend gebruikt werd voor natuurlijke grenzen.12 Pas in de periode 1500-1700, het vroegnieuwnederlands [vnnl], is dit woord overgenomen door het Nederduitse leenwoord grens.13 Landmeters tekenden eind 18e eeuw limietscheidingskaarten waarop de palen ‘grenspalen’ en paalsteden ‘plaats waar grenspalen staan’ in kaart werden gebracht.14 Deze palen hadden namen zoals in Gemert de Rytse Paal, Paal Agter Sant, Steebergse Paal enz. (zie figuur 3). In de paelbrieve van 1326 staat hoe de verdeling was van het Gemerts grondgebied tussen de Heren van Gemert en de Duitse Orde.15 In oude stukken wordt gezegd dat er drie Hertogspalen hebben gestaan in de Aa, op het punt waar de grens ligt tussen Boekel en Gemert op Esdonk.16 Het lijkt erop dat meer ‘paal of grens’ verdrongen is door paal ‘kunstmatige grens’ en limiet ‘natuurlijke grens’. Mogelijk heeft eerder al het Oudnederlandse [onl] woord marka ‘grens(teken)’ hierbij een rol gespeeld. Hieruit is namelijk het woord landgemerke ontstaan, in het middelnederlands [mnl] nog landmerke, dat mogelijk landgemere heeft verdrongen.17

Als mijn verhaal waar is, dan moeten er nog meer toponiemen of plaatsnamen te vinden zijn. Misschien voldoen de volgende twee voorbeelden hieraan. Boxmeer heette aanvankelijk Mere en pas later Boxmeer wat waarschijnlijk terug te voeren is op Jan Buc, die in 1271 heer van Mere was. Deze plaatsnaam wordt door sommigen verklaard met ‘paal, grenspaal’.18 Op een 18e-eeuwse kaart van Dinther werd de Leijgraaf aangeduid met ‘De Meer of Leygraaf’. Hier is geen sprake van een meer ‘binnenwater van enige omvang’. Beide voorbeelden liggen net als de Landmeerse loop in het grensgebied van het Land van Ravenstein en het Land van Cuijk. De Meerdijk in2009-2 land3 Waalwijk op de grens met Loon op Zand vormt een restant van de oude omdijking van de Grote of Zuidhollandse Waard en markeerde hier deels ook de grens tussen Brabant en Holland. Ik hoop dat dit verhaal een nieuw licht werpt op de betekenis van het toponiem de Landmeerse loop ‘de grensbeek van een grondgebied’. Naar mijn mening is dit de enige juiste naam voor deze beek. Landweren zijn hier pas gebouwd in de periode 1350 en 1450, terwijl het begrip landmeer vermoedelijk al veel eerder werd gebruikt. Hiermee is landmeer als ‘grens van een grondgebied’ in mijn ogen voldoende verklaard.

AFKORTINGEN:

EWN = Etymologisch woordenboek van het Nederlands, onder hoofdredactie van M. Philippa, F. Debrabandere en A. Quak; EWN hfdstk 2b, Taalperioden en Taalvarianten:

MHV = Middelnederlandsch handwoordenboek, Verdam.

GH = Gemerts Heem.

mnl = middelnederlands [1200-1500]

vnnl = vroegnieuwnederlands [1500-1700]

oe = oud-engels [voor 1100]

on = oud-noors [voor 1500]

ozw = oudzweeds [voor 1500].

NOTEN:

1. -http://nl.wikipedia.org/wiki/Meerbeke.

2009-2 land42. Ad Otten, Landweer van Gemert, thans: landmeerse loop, in: GH1977 (nr.66),p.14-16; Peter vd Elsen, Esdonk, Geschiedenis van een kapelgehucht, p.75; Jan Timmers, De Walgraaf en de Snelle Loop, in GH2008.03, p.17; Gemertse protocollen, R96 akte 423 ‘beneven die landweer’ 20.12.1478, R127 akte 412 ‘aan den Landtmeer’ 8.11.1714; R129 akte 55 ‘neven de Landtmeer’ 7.2.1720; R143 akte 65 ‘aan de landweer’ 26.2.1749.

3. http://www.viamichelin.com, Bruchköbel deelstaat Hessen. (25 km van Frankfurt am Main). -Toponiemen Veghel, W.H. Cornelissen, lemma Landweer, Gelegen omtrent der lantweren [1384; GVIE2]; de landweer [kad. 1832; C 373,374]; BHIC toegangsnr. 7687, Dorpsbestuur Erp, 1342 – 1814, Invnr 72, Akten betr. verkochte nieuwe erven [1802]. Landmeer.

4. Jacob Grimm, Kleinere Schriften 2. ISBN 3487010445, 9783487010441, p.34. ags. sind mêre, gemêre, landgemêre, und noch heute english meer beides sumpf und grenze, das verbum meer abgrenzen; mnl. meer grenze, meeren limitare.

-EWN Ke – R, lemma meren ‘een schip vastleggen’. Ozw. Landamære ‘grens, streek’ (nzw. Landamären mv. ‘streek’). Uit pgm. *mairō- ontstond o.a. mnl. meer ‘grensafscheiding’ [1240; Bern.], in Die pale, ogte meere sette ‘wie palen of grensmarke zou plaatsen’. Hierbij hoort ook de homonieme afleiding mnl. meeren ‘begrenzen’ [1240; Bern.], zoals in gemeert ende gepaelt ‘begrensd en afgepaald’ [1378; MNW].

-EWN Ke – R, lemma muur 1 ‘wand’; ook ontleend zijn: en in het Germaans mnl.

mere, meere ‘paal, grenspaal’, on. mæri in landamæri ‘grensgebied’, oe. (ge)mære ‘grens’ < pgm. *ga-mairja-, met een betekenisverschuiving van versterkte begrenzing’ naar ‘grens’ en ‘gebied’.

5. EWN, lemma geweer ‘handvuurwapen’ mnl. ghewere ‘verdediging, tegenweer, strijd’ in lichte in orloghe ende in gewere ‘vaardig in oorlog en strijd’ [1300-25; MNW-R].

-MHV, lemma were, weer, ware, werre en wer(?) ‘Verdediging, afweer’.

-http://www.sebastiaansgilde.be/nl/default.dhtml ‘ze waren vrijgesteld van belastingen, karwijen en wacht, maar moesten steeds paraat staan bij het landgeweer of de heervaart’. -Deutsches Rechtswörterbuch – DRW: Lemma: Pilger, m, Pilgrim, m, II. wegen der landwehre. daroff ist der stad antwort, daz der rait eine landgewere in ire stad fryheit und burgbanne gemacht habe, paffen und leyen und alle manne pilgerin, kauffluden, frembden und heymschen, die in soliche landgewere mit iren liben und gutte koment, zu befriedunge und offenthaldunge ires lybes und guttes. 1434 Schaab,Städtebund II 432

6. EWN F – Ka, lemma getij(de) ‘eb en vloed; breviergebed’. Mnl. getide ‘breviergebed’ [1236; CG I, 25], seven ghetiden . . sijn seven jaer ‘zeven tijdsperioden, te weten zeven jaar’ [1285; MNW], lemma jaar ‘de periode waarna een kalender zich herhaalt’, jaargetijde ‘seizoen’, ‘jaarlijkse sterfdagherdenking’. Mnl. jaerghetide slechts in de betekenis ‘jaarlijks terugkerende herdenkingsdag’ [iargetide 1240; Bern.], dan ook iaerghetijden, iaertijden ‘jaarlijks terugkerende perioden, seizoen’ [1599; Kil.].

7. Taal in stad en land, Noord-Hollands, J. Berns i.s.m. S.Steusel. Hoofdstuk 3. Woorden en woorddelen, pagina 45, Het tussenstadium i- vindt men b.v. bewaard in mvla. (owvla.) igaen (vgl. ook buiten het participium b.v. inas ‘genas’, jaeritide), op dezelfde wijze als b.v. in ’t oudere Engels yclad ‘gekleed’.

-An etymological dictionary of the Scottish language: Lemma Landimar. A march or boundary of landed property, Aberdeen.

-In Rutherglen Schotland viert men elk jaar Landemer dag. Google naar: Rutherglen +Landemer +”David I”

-EWN Ke – R, lemma meren ‘een schip vastleggen’. Ozw. Landamære ‘grens, streek’ (nzw. Landamären mv. ‘streek’).

8. -LangScape, The language of landscape: Reading the Anglo-Saxon countryside. http://www.langscape.org.uk/jsp/getKWIC.jsp?format=HTML&limit=2000&KWICSizeSelect=5&sortType=all§ionTypeSelect=1&glossaryKey=1885. Of Google met ‘landgemere +landmere’ en selecteer “KWIC Search”.

-LangScape, Lijnnr. 663.0.00 “þis sindon þa landgemæro þæs geburlandes to Abbendune [.. ],” [A° 956]. Dit zijn de grenzen van de landerijen van de vrije (volledige) eigenaars te Abingdon [..]. (Abingdon in Berkshire).

9. MHV, lemma Lantwere, -weer 2) verdedigingswerken; ook de ter verdediging opgeroepen manschap; het dijkleger; een verdedigingswerk tevens dienende tot grensscheiding, barrière.

10. Gemertse protocollen, R127 akte 412 ‘aan den Landtmeer’ 8.11.1714. [p. 401-2]. R129 akte 55 ‘neven de Landtmeer’ 7.2.1720

11. http://nl.wikipedia.org/wiki/Landweer_(vestingwerk) .

12. EWN, lemma limiet

13. EWN, lemma grens.

14. Op de kaart gezet Hendrik Verhees, politicus, kaartenmaker en waterstaatkundige 1744-1813, Kaart figuratief van de limietscheiding, pagina 219 en 252.

15. Ad Otten, Gebied tussen Boekent en Milschot: bakermat van de Duitse Orde in Gemert? In: GH 1975,nr.58( p. 6-14).

16. -Van d’n Aabeemd tot de Zwijnsput, toponiemen in de cijnskring Helmond vóór 1500 in naamkundig en nederzettingshistorisch perspectief. Lemma: Geweer, p. 98.

17. Hugo F. van Heussen, Oudheden en gestichten van Zeeland, behelzende de oudheden, opkomsten; Gepubl. door C. Vermey, 1722, p. 23, Stichtingsbrief 1398.

18. G. van Berkel, K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie, lemma Boxmeer, 1271 Mere, 1459 Boxmeer; heette tot in de 14e eeuw kortweg Mera (met verlatijnste uitgang –a), dwz. Meer, een woord dat in het mnl. behalve ‘meer, waterplas’ misschien ook ‘paal, grenspaal’ betekende. De toevoeging Box/Boks- gaat waarschijnlijk terug op Jan Buc, die in 1271 heer van Mere was

Bekijk PDF

GH-2009-02 De Broekstraat van weleer (3)

DE BROEKSTRAAT VAN WELEER (3)

Oude tijden keren niet weer

Adriaan van Zeeland en Simon van Wetten

In de Broekstraat heeft rechts voorrang. En toch blijven we, verkramping van de nekspieren ten spijt, ook tijdens deze derde etappe stug naar links kijken. Op die manier hebben we café De Zoete Moeder, de Van de Weijer-boerderij, de boerderij van Jaspers, het huis van de familie Vissers en de Begijnenhoeve van de Van de Laars aan ons voorbij zien komen. U, de lezer, passeert nu de psychologische grens die wordt gevormd door de Groenendaal. Nee, terug naar het dorp kan nu niet meer. We gaan dóór!

2009-2 broek1

De Eik

Op de hoek van de Groenendaal en de Broekstraat staat een boerenhuis met schuur van oudsher bekend als “de Eik”. Hoe oud is niet bekend.1 Bij de invoering van het kadaster in 1832 boerde er Peter de Groot. In 1877 is een verbouwing geregistreerd en sedert 1980 na een volledige herbouw heeft het de huidige woonbestemming. Tussen 1920 en 1930 was Tuinbouwvereniging Sint Medaar eigenaar.2 Geen eiken, maar kersen-, peren- en appelbomen vormden de skyline van dit fruitig stukske Gemert.

In 1930 kocht Harrie Francissen het huis, maar hij ging er nog niet wonen. Hij was getrouwd met Theodora Slits, weduwe van de jong gestorven Martinus Verkampen. Dora was in 1916 met vijf kinderen achtergebleven in de 2009-2 broek2boerderij waar nu onze wethouder Harrie Verkampen woont. Na haar hertrouwen met Francissen kreeg Dora nóg twee kinderen, Martinus, die later Norbertijn werd, en Anna, onze zegsvrouwe. Anna bracht haar jeugd door op de Verkampen-hoeve. Ze was twintig toen één van haar halfbroers trouwde en in het stamhuis een eigen gezin wilde stichten. De nog thuiswonende kinderen verhuisden daarom naar De Eik. Moeder Dora was toen al overleden.

Anna ha d’n aard nie in De Eik. Het was er naar haar gevoel té klein, té beperkt. Het was ook geen echte boerderij, “feitelijk een tuinderij geweest”. Anna was een echte boerin, wilde breder, ruimer, ruiger. Twee koeien, een paard, wat hennen, dat was te weinig. Ze heeft er vier jaar gewoond, samen met haar vader en haar oudste halfbroer Jan. Broer Martien was toen al Norbertijn. Anna was blij toen zij vier jaar later trouwde en als mevrouw Bouw naar de Doonheide kon verhuizen.

Net als bij de geïnterviewden in de vorige afleveringen staan de eerste oorlogsdagen Anna nog helder voor de geest. Vooral de verwarring van de 11e mei 1940 weet ze goed onder woorden te brengen: Wel of niet evacueren? Per se thuis willen blijven! Sommige oude onwillige lieden werden toch met stoel en al op een kar gezet en naar de Hoge Aarle of Tereiken gereden. Ergens in de slootkant bivakkeren, anderen die zich in het (nog niet al te hoge) korenveld verscholen, vliegtuigen die over vlogen, het was warm weer, een papaplu als parasol. Elsendorpse boeren die met hun koeien via de Broekstraat op weg waren naar De Donk, Duitsers die ingekwartierd werden, hun commandant in de beddekoets. De pèèrd van de soldaten stonden op het erf, en Anna moest er water voor pompen…

2009-2 broek3Toen Anna in 1941 in De Eik kwam wonen, ging er een familie Verkampen uit. Antonius, de op één na oudste zoon van de al genoemde Martinus en Dora Verkampen-Slits, was er na zijn huwelijk met Johanna Maria van der Lee gaan wonen. Zij kregen vijf zonen, waarvan de oudste, Martinus, maar enkele weken oud werd. Dáárom is Toon, geboren in 1930, de oudste. Hij vertelt dat na hem wéér een Martinus werd geboren. Een driftig mènneke, volgens Toon. Hij trok bijvoorbeeld op de bewaarschool bij de zusters een non de kap van het hoofd. Toon: “Ik zat aan de andere kant van het lokaal, bij de grotere jongens, en zag het gebeuren. Ik heb trouwens nog nooit zoiets skons gezien, een zuster zonder kap. Maar ik moest evenzogoed m’n broertje kalmeren door er schrijlings bovenop te gaan zitten, zo boos was ie.” Nog in hetzelfde jaar is Martien aan de stuipen gestorven, nog maar vijf jaar. Toon herinnert zich nog dat het kistje thuis stond, op twee stoelen. En – na al die jaren – vol emotie: “Ik ben toen op een andere stoel geklommen en heb geprobeerd weer leven in onze Martien te krijgen. Èn óns moeder skrùwde driej álleng daog.”

Er kwamen nog twee broertjes, Willem en Theo.

Toon ging veel naar Jaspers, omdat moeder met fruit en kroesels (kruisbessen) – de naweeën van Sint Medaar – op de mèrt stond. Bij Jaspers hadden ze een hele grote staande klok. Tijdens een zwaar onweer, waar vooral Mietje Jaspers heel bang voor was, zijn zij en Toon in die grote, staande klok gekropen. Efteling in de Broekstraat!3

2009-2 broek4

De vader van Toon ging – het was in de crisisjaren en er moest wat worden bijverdiend – naar Beek en Donk om schepen te lossen. Vaak deed hij dat alléén, een boot van 150 ton, over een wiebelende loopplank, met zakken slakkenmeel en ander zwaar spul op zijn schouder. ’s Avonds bestond die schouder, aldus Toon, nog slechts uit “rauw vlees”.

En de jongens moesten ook van alles aanpakken. Hout sprokkelen in De Mortel, stro en rogge halen, in de kánniedasse klimmen en er het dood hout uit kappen, en meepesant ook de eksternesten uithalen. Toon had sowieso geen last van hoogtevrees. Toen hij in de mobilisatietijd een parachutist naar beneden had zien komen, was Toontje daardoor zó geïnspireerd, dat hij twee lakens uit moeders linnenkast nam en op de nok van het dak klom. Dat hij zijn korte vlucht zeventig jaar later nog kan navertellen, is te danken aan het feit dat de aangebouwde schuur net was afgebroken, en de grond eronder diep was omgeploegd. Dat verzachtte de landing.

Op bijgaande grote familiefoto staan ook wat geestelijken. Toon herinnert zich nog het raadsel dat één van die Norbertijnenpaters tijdens het opstellen voor de foto aan de kinderen opgaf: “Ge komt door één straat binnen, en ge gaat er door twee weer uit.” Juist ja: de Broekstraat!

In 1953 kocht Hendrikus Tielemans, getrouwd met Dina Verkampen, De Eik. De volgende eigenaar werd Jos van den Bosch, architect van beroep. In 1980 sloopte hij het pand en herbouwde het in dezelfde vorm. De familie Tielemans die er nu woont, geen familie van de eerder genoemde familie, kocht in 1990 ‘de (nieuwe) Eik’ van de familie Van den Bosch.

Broekstraat 44

“De Lindelaar” staat er boven de voordeur van deze langgevelboerderij, tegenwoordig de woonstee van de familie Krol. Een nieuwe naam maar wel toepasselijk voor een boerderij met linden aan de voorgevel in een gebied van oudsher bekend als ‘de Laar’. De rijpere Gemertenaren kennen dit pand als de Van Dooren-boerderij. Een halve eeuw lang heeft immers deze familie de boerderij bewoond, een hele eeuw lang heeft zij de boerderij bezeten. Het echtpaar Johannes van Dooren en Anna Maria Wassenberg, getrouwd in 1881, vormde de voorhoede.

2009-2 broek4a

2009-2 broek6Acht kinderen kregen zij, en ze hadden ook nog een neefje en een nichtje in huis. Zoon Driek en dochter Ant hebben, na het overlijden van hun ouders en het uit het huis wegtrouwen van hun broers en zusters, de boerderij nog lang bestierd. Na de Tweede Wereldoorlog zijn ze in de straot gaan wonen, de Oudestraat in dit geval, in het huis nabij de rotonde dat nu al zo heel lang, achter steeds dichter wordend struikgewas, leeg staat.

De boerderij in de Broekstraat werd eerst een jaar of twaalf gepacht door een Van Kessel, en vervolgens streek Ties Kuijpers er met zijn groeiend gezin neer. In de jaren tachtig werd de boerderij verkocht aan paardenhouder Biemans, maar die heeft er nooit gewoond, want enkele weken na de aankoop brandde de boerderij af!2009-2 broek5

Vervolgens heeft de familie Krol zich over de ruïne ontfermd en er weer een prachtige boerderij van gemaakt, inclusief een heuse tennisbaan. Op de plek waar ooit de Van Doorens d’ èrpel aojt dínne, klinkt nu het fifteen-love. Puberliefde of tennisstand, de tijd staat hoe dan ook niet stil, óók niet in de Broekstraat.

 

2009-2 broek7De volgende aflevering gaan we op weg naar het keerpunt op Boekent!

NOTEN

1. In het gebied tussen Heuvel en Broekstraat is al uit de middeleeuwen de naam “Gebor(n)de Eik” bekend maar of hier een relatie mee bestaat is niet zeker.

2. De naamdag van de Heilige Sint Medardus is 8 juni. Een spannende dag, want: Regent het met Sint Medaar, is dat na veertig daag pas klaar.

3. Voor de boerderij van de familie Jaspers, zie Gemerts Heem 2009 nr.1.

Bekijk PDF