GH-1983-01 Over twee tuitpotten en een afvalkuil

Jan Tinmers

Tijdens het schoonnaken van een van de twee kelders in de verbouwde boerderi j De Brauwe Kei werden scherven aangetroffen van een geglazuurde pot van rood aardewerk De scherven bleken afkonstig van een zogenaamde tuitpot 1) die in de keldervloer ingemetseld was om dienst te doen als schrobpot. De pot was vastgezet met behulp van kalkmortel, terwijl de rest van de keldervloer bestaat uit bakstenen die zonder mortel op het gele zand liggen. Alleen scherven van de bodem van de pot en van de zijde die tegen de muur van de kelder zat, zíjn overgebleven, de rest is verdwenen, naar alle waarschijnlijkheid tijdens het leeghalen van de kelder, die jarenlang dienst deed als opslagplaats voor aardappelen en later steenkool. Gezien de beschadigingen met name aan de de ontlerkant van de pot kan gekonkludeerd worden dat de pot  al diverse jaren in gebruik was voordat hij als schrobpot werd begraven.

Hoe oud is deze pot nu? We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat in 198o te Nijmegen een soortgelijke pot werd aangetroffen (1), die gedateerd werd in de tweede helft van de 17e eeuw. De breedte van de pot uit Niimegen bedraagt 26,1 cm.. De pot uit De Blauwe Kei is groter (breedte ca’ 33 cm). Beide potten zijn aan de binnenzijde voorzien van lood-glazuur. Aan de buitenzijde is dit alleen het geval met het bovenste gedeelte waar bovendien gele slibversiering is aangebracht. Gezien de overeenkomst tussen de twee potten lijkt het gerechtvaardigd onze pot eveneens te dateren in de tweede helft van de 17e eeuw, eventueel iets vroeger of later. De bouw van De Blauwe Kei wordt in het algemeen geplaatst in het jaar 1734, omdat muurankers in de topgevel dat jaartal aangeven. Nu zeggen muurankers in verband met het bouwjaar ook niet alles, máar de vondst van de tuitpot maakt dit jaartal toch een stuk zekerder. De tuitpot is dan waarschijnlijk te dateren in het eerste kwart van de 18de eeuw.

ToevalligerwiF werd er onlangs in Genert nog een tweêde tuit_pot aangetroffen, die qua vorn en versiering grote gelijkenisvertoont met de al genoenden (fig. 2). Alleàn het bovenstegedeelte is g€vonden en de breedte bedraagt ca. 26 cn. Dezetuitpotrof liever fragrnenten ervan, rnaaktei deel uit van eenveel groter aantal scherven die de heenkundekring onlangskreeg aangeboden van Willen Vos. Willen verzanelde de scher_ven uit het zand dat afkomstig was uit een sleuf die werk_nemers van de pNEM aan het graven waren in de Haag. Hij heeftalleen de Íneest in het oog springende scherven opgeraaptover een afstand van 2 à 3 neter. Het aantal scherven is àogroot dat Ínet zekerheid gesproken kan worden van eên afval_\11] waar de sleuf blilkbaar dwars doorheen gegaan is. Hope_lijk rr’or dt ons in de toekonst de rnogelijkhàià geboden orn derest van de afvalput aan een nader onderáoek te onderwerpen.li8, 1 tuitpot uit Dê Blaure Kêi.

Het materiaal voor zover het nu voorhanden is, is te fragmentarisch om het te reconstrueren en te dateren, maar het lijkt op het eerste gezicht materiaal uit de 18de eeuw. Een klein aantal scherven kan eventueel uit de 17de eeuw stammen. Behalve rood aardewerk komt ook steengoed voor uit Raeren en het Westerwald. Verder vallen een tweetal pijpekoppenop die getlateercl kunnen worden in 1720 respektievelijk 175o (2). Bovendien bevonden zich in het kistje met scherven een negental geglazuurde kogels of knikkers. In een artikel over de opgraving bij de latijnse school werd dieper ingegaan op dit soort voorwerpen (3), waarvan we de funktie tot op heden niet definitief konden achterhalen. Dat het om echte kogels gaat lijkt uitgesloten. Hoe zou zo’n grote hoeveelheid kogels immers terechtkomen in een beerput in de Haag?

NOTEN:(1) Van huisvuil tot museumstuk, catalogus Nijmeegs Museum Commanderie van St. Jan, 1981, catalogusnummer. 20

(2) Voor de methode van datering zie: F.H.W. Friedrich, Pijpelogie, A.W.N.  monografie no. 2′ Voorburg 1975.

(3) J. Timmers, De opgraving bij de Latijnse School (4),  een schoen en andere bijzondere vondsten, Gemerts Heem. jrg. 24, nr. 2, blz.41

1.-Gemerts-Heem-1983-1-Over-twee-tuitpotten-en-een-afvalkuil.pdf