Rijke Josephine voor zieken en zwakkeren

Paul Verhees

De margarine bracht mejuffrouw Verschure weelde  

Ze had telefoonnummer 1 in Gemert en woonde op zo ongeveer de meest prominente plek van het dorp. De gemeente vond dat kennelijk ook, want na haar overlijden in 1925 kocht die haar patriciërswoning aan het Ridderplein om het pand als gemeentehuis in gebruik te nemen. Josephine Verschure heette ze; Fientje voor intimi. Ze had een goedbelegde boterham dankzij het fortuin dat haar vader had gemaakt in de margarinehandel. Met haar vermogen verzachtte ze de nood van de armsten in Gemert. Wie was die weldoenster die leefde in weelde?

 Josephina Lucia Maria Verschure werd op 10 februari 1867 in Oosterhout geboren als dochter van Adriana Maria Oomen en Dominicus Andreas Verschure, een succesvol zakenman. Ze had twee oudere zussen: Maria Johanna (1859-1917) en Anna Maria Antonia (1861-1930). Toen Josephine vijf jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Westersingel in Rotterdam. Om de rijkdom van de familie Verschure en de connectie met Gemert te begrijpen moeten we het sociale en economische netwerk kennen waarin Josephine is opgegroeid. We pikken de draad op bij haar opa Johannes Verschure die in 1798 werd geboren in Waspik. Hij stamde uit een schippersfamilie. Zijn vader Martinus was al schipper en de familienaam Verschure was in de negentiende eeuw door heel Nederland verbonden aan scheepvaartmaatschappijen en rederijen.

Margarine

Johannes Verschure verhuisde met zijn gezin van negen kinderen – onder wie de vader van Josephine – naar Oosterhout. In de negentiende eeuw ontstond in Noord-Brabant een levendige handel in margarine, ook wel kunstboter genoemd. Die boter werd verscheept naar de havens van Antwerpen en Rotterdam en waarschijnlijk was schipper Johannes Verschure al spoedig één van die transporteurs. Met een goede neus voor handel zag Johannes Verschure een toekomst in de productie en handel van margarine. Hij en zijn zonen stortten zich naast de scheepvaart op de margarine-industrie.
Opa Johannes Verschure was al overleden toen zijn zonen in 1879 de firma Joh’s M. Verschure & Zoon oprichtten als voortzetting van de firma’s Gebr’s. Verschure in Oosterhout en de al sinds 1838 bestaande firma Joh’s M. Verschure in Rotterdam. De oprichtingsakte passeerde bij notaris W. ’t Hooft in Rotterdam en de ondertekenaars waren Josephines vader Dominicus Andreas Verschure en zijn broers Petrus Johannes, Hendrikus Wilhelmus en Cornelis.
Doel van de nieuwe firma was: ‘het drijven van den binnen- en buitenlandschen handel in boter, kaas, vet, margarine en aanverwante artikelen, alsmede den binnenlandschen handel in koloniale waren, spiritualiën en andere koopgoederen’.1 De firma had kantoren in Antwerpen, Londen, Den Haag en Rotterdam, waar Dominicus Verschuren vanuit Oosterhout met zijn gezin naartoe was verhuisd. In 1884 was Josephines vader D.A. Verschure samen met J.A. Jurgens de grootste aandeelhouder van de Franse Société Anonyme d’Alimentation, een samenwerkingsverband van margarineproducenten.2
Dominicus bleef ook in de scheepvaart actief met een stoombootdienst tussen Oosterhout en Rotterdam die hij in 1879 overschreef op de firma Joh’s M. Verschure & Zoon.3 Dat de vader van Josephine een man van aanzien was, kan blijken uit het feit dat er later een binnenvaartschip naar hem genoemd werd. De ‘D.A. Verschure’ heeft gevaren tot 1962.

Voorschoten

Toen Josephine veertien jaar oud was werd ze bij de burgerlijke stand in Rotterdam uitgeschreven als inwoner en vertrok ze naar Voorschoten. Wat ze daar ging doen laat zich raden: vijf jaar eerder was daar onder leiding van de zusters Dominicanessen een pensionaat opgericht onder de naam Huize Bijdorp, die blijkens advertenties in diverse kranten van die tijd bestemd was voor ‘jonge juffrouwen uit den beschaafden stand’.4 Drie jaar later, op 15 augustus 1884 – ze was toen zeventien – keerde Josephine terug naar Rotterdam en trok weer bij haar ouders in.
Haar terugkeer werd meteen gevierd met een vakantie in Scheveningen. In dagblad Het Vaderland van 17 juli 1884 was onder de rubriek ‘Aangekomen Vreemdelingen’ in Hotel Zeerust in Scheveningen de naam van mej. Verschure opgenomen, samen met die van J.F. Verschure uit Rotterdam en J.C.J. Verschure uit Oosterhout. De voorletters J.F. kunnen staan voor haar één jaar oudere neef Johannes Franciscus, zoon van Josephines oom Hendrik en J.C.J. zijn waarschijnlijk de voorletters van Johannes Cornelis Josephus, haar twee jaar oudere neef, zoon van oom Cor.

Huwelijken

Zakelijke banden tussen vermogende Brabantse families werden versterkt door onderlinge huwelijken van kinderen uit die rijkeluisfamilies. Waarom Josephine zelf niet getrouwd is, is niet bekend, maar de familie Verschure was goed in huwelijksverbindingen met andere welgestelde families: drie nichtjes van Josephine trouwden met drie zonen van de margarinefamilie Jurgens uit Oss. De families Verschure en Jurgens werden in het Venloosch Weekblad van 13 mei 1876 ‘de grootste boterhandelaars in ons land’ genoemd. En twee neven van Josephine trouwden in 1889 met dochters van de puissant rijke textielfamilie Van Spaendonck uit Tilburg. Onder het motto ‘neef en nicht trouwt allicht’ trouwde Wilhelmus Johannes Verschure met zijn nicht Cornelia Arnolda Maria van Spaendonck. En diens broer Johannes Cornelis Josephus Verschure trouwde met zijn nicht Mathilda Maria Anna van Spaendonck.

Unilever

Johannes Cornelis Josephus Verschure werd een succesvol margarinefabrikant in Oosterhout. Zijn bedrijf ging in 1928 op in de Margarine Unie – ook wel het Jurgens-concern genoemd – in Rotterdam en de fabriek in Oosterhout werd gesloten. Er vielen 250 ontslagen en het Dagblad van Noord-Brabant sprak op 14 juni 1928 van een ramp voor Oosterhout. Op 1 januari 1930 fuseerde de Margarine Unie met de Britse zeepfabrikant Lever Brothers en ontstond de multinational Unilever, die in 2020 een omzet draaide van 51 miljard euro en wereldwijd 149.000 werknemers in dienst had. Josephine Verschure kwam regelmatig over de vloer bij haar neef Johannes Cornelis Josephus, die dus mede aan de basis stond van het wereldconcern Unilever.

Familie Prinzen

Ook in het gezin van Josephine Verschure raakten persoonlijke en zakelijke belangen verweven. Haar zus Anna Maria Antonia trad in 1885 in het huwelijk met Johannes Theodorus Prinzen, textielfabrikant uit Gemert, en neef van de margarinefabrikanten Prinzen & Van Glabbeek in Helmond, die in dezelfde markt opereerden als de Verschures. Het pasgetrouwde stel ging wonen in een patriciërshuis aan de Kerkstraat in Gemert. Hier begon voor Josephine de connectie met Gemert.
Josephine woonde nog in Rotterdam toen haar zus Anna trouwde met Johannes Theodorus Prinzen. Hoe belangrijk de relatie met haar zus Anna in Gemert was, bleek toen op eerste kerstdag 1894 hun vader Dominicus Verschure plotseling overleed. Josephine en haar moeder wilden daarna ook naar Gemert. Al snel begonnen Josephine en haar moeder met de voorbereidingen om zelf in Gemert te gaan wonen. Ruim twee jaar na het overlijden van Dominicus verhuisden Josephine en haar moeder Adriana Maria Verschure-Oomen van Rotterdam naar Gemert. De familie Verschure liet vader Dominicus begraven op het kerkhof van St.-Jans Onthoofding in Gemert. Op 27 februari 1897 werden Josephine en haar moeder in het bevolkingsregister in Gemert ingeschreven op het adres Kerkstraat B326. Dat was de patriciërswoning die in 1878 was gebouwd door Wilhelmus Antonius van Schijndel aan wat nu het Ridderplein heet. Waarschijnlijk hebben de familie Verschure en Willem van Schijndel elkaar al gekend, want Willem zat ook in de margarineindustrie.

Willem van Schijndel

Van Schijndel was een Gemerts zakenman en behoorde ook tot de rijken van Brabant. Hij zag hoe Johan Jurgens in Oss met een recept van de Fransman Hippolyte Mège Mouriès in 1871 als één van de eerste Brabanders op grote schaal margarine ging produceren. Van Schijndel wilde zijn graantje meepikken en opende in 1874 een door een stoommachine aangedreven margarinefabriek aan de Molenstraat. Het geld stroomde binnen en zo kon hij aan het Ridderplein in 1878 een riante neoklassieke patriciërswoning bouwen. Dat gebeurde op de plaats waar de al in 1549 bekende herberg ‘In de ridder Sint-Joris’ stond. Vijf jaar later opende hij ook een Machinale Klompenfabriek bij de Beekse brug in Beek en Donk. Dat deed hij nadat hij op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1881 de installatie kocht van de daar voor het eerst gedemonstreerde geheel machinale klompenfabricage. Her en der kocht Van Schijndel landerijen op, waarmee hij zijn enorme vermogen uitbouwde.
Twee weken voor hij op 11 oktober 1893 op 57-jarige leeftijd kinderloos overleed, had hij bij notaris Dijkhof in Helmond zijn testament laten opmaken. Daarin bepaalde hij dat zijn weduwe Maria Elisabeth van Schijndel-Keunen zijn hele vermogen zou erven. Het herenhuis en zijn landerijen in Gemert met oppervlakte van ruim 75 hectare werden geschat op een waarde van 27.745 gulden.
Het totale nagelaten vermogen met bezittingen buiten Gemert en uitstaande leningen en hypotheken bedroeg bijna een kwart miljoen gulden. Vergelijk: de jezuïeten kochten het kasteel in 1881 voor 78.000 gulden. Willems weduwe Maria Elisabeth Keunen verhuisde na de dood van haar man naar België en het herenhuis aan het Ridderplein kwam dus vrij.

Grondtransacties

Wanneer Josephine Verschure en haar moeder dat pand precies kochten, is niet met zekerheid vast te stellen. Die informatie zit verborgen in een reeks grondaankopen en grondruilen, waarin ook Josephines zwager Johannes Theodorus Prinzen een rol heeft gespeeld.
Zo passeerden op 4 maart 1896 bij notaris Van Kemenade in Gemert twee aktes waardoor de dan nog in Rotterdam wonende Josephine grond verwierf in Gemert. Volgens de ene akte kocht ze voor honderd gulden een weiland. Verkopende partij was het armbestuur waarvan Wilhelmus Wijnandus Prinzen (vader van haar zwager Johannes Theodorus Prinzen) de president was. In de andere akte ruilde Johannes Theodorus Prinzen als gevolmachtigde van Josephine Verschure erf en tuin met bierbrouwer Godefridus Adrianus Antonius Bijvoet.
De moeder van Josephine kocht in datzelfde jaar een huis aan de Kerkstraat. Door perceelnummers en huisnummers – voor zover die te achterhalen zijn – te combineren valt op te maken dat ze vanuit Rotterdam hun vertrek naar het huidige Ridderplein aan het voorbereiden waren.

Nieuwe fase in Josephines leven

Zo begon na het overlijden van haar vader voor de dan 27-jarige Josephine Verschure een nieuwe fase in haar leven. Aan het Ridderplein had ze met haar moeder de beschikking over een riante woning met koetshuis. Ze hadden een butler, een dienstmeid en koetsier in dienst.
Ook konden ze vanuit hun woning genieten van een prachtig uitzicht. Het Engelse landschapspark rondom het kasteel reikte tot dichter bij haar woning, dan de kasteeltuin van nu. Want de gemeente kocht pas in 1928 een stuk van de tuin om het marktplein te kunnen uitbreiden. Ook moet Josephine er in 1907 getuige van zijn geweest, hoe de jezuïeten voor hun seminarie een hele nieuwe vleugel lieten bouwen op het kasteelterrein. Die werd met douglassparren aan de binnenkant van de buitengracht afgeschermd van de buitenwereld, zodat de seminaristen en de inwoners van Gemert elkaar niet konden zien.
Ook al zag Josephine daar aan het Ridderplein geen priesters-in-opleiding, de katholieke kerk nam wel een belangrijke plaats in haar leven in. In de Limburgse Koerier van 8 mei 1900 werden haar naam en die van haar moeder vermeld op een lijst van deelnemers aan de Nationale bedevaart ter Wereldhulde naar Rome.

Overlijden moeder

Josephine Verschure woonde ruim twintig jaar samen met haar moeder aan het Ridderplein, tot die in 1919 op 86-jarige leeftijd overleed. Moeder Adriana Maria Verschure-Oomen werd begraven bij haar man in het familiegraf van Verschure achter de kerk Sint-Jans Onthoofding. De band met haar zus Anna Maria Antonia Prinzen-Verschure, die enkele honderden meters verder aan de Kerkstraat woonde, zal na het overlijden van hun moeder alleen maar sterker zijn geworden.
Josephine had voortaan de handen vrij om zich in te zetten voor de zieken en zwakkeren in de Gemertse samenleving. In 1921 werd ze secretaris- penningmeester van de Gemertse Wit-Gele Kruisvereniging. Die functie bleef ze bekleden tot haar overlijden in 1925.5
Dagblad De Zuid-Willemsvaart gaf op 25 april 1925 een inkijkje in haar rol van Wit-Gele Kruisbestuurslid. ‘Zondag zal in onze gemeente een bloemendag worden gehouden, waarvan de opbrengst ten bate komt van het Wit-Gele Kruis. Ongetwijfeld zal iedereen gaarne een kleinere of grootere gift overhebben om zich te toonen met de Emmabloem. ’t Is toch zoo, verheven schoon doel, mede te werken voor de bestrijding van de tuberculose. De afdeeling Gemert treedt met kracht op tegen deze vreeselijke kwaal. Thans is door het Wit-Gele Kruis weer een mooie lighal geplaatst op een rustig plekje, voor de patiënten die buiten moeten liggen. Om inlichtingen kan men zich wenden tot de secretaresse Mej. J. Verschure.’
Haar sociale contacten onderhield Josephine niet alleen in kringen van welgestelden. Een bericht in De Zuid-Willemsvaart van 2 maart 1924 over een ontwikkelingscursus voor vrouwelijk publiek getuigde daarvan: ‘We mogen hier vaststellen, dat ook dezen winter weer de belangstelling eene blijvende was, en dat personen van alle klassen der maatschappij zich onder het gehoor bevonden. Van de gelegenheid om vragen te stellen over van alles werd ’n druk gebruik gemaakt, zoodat er ook veel afwisseling in de besprekingen was. Ook ter bevordering van den Volkszang dragen die avonden bij, geopend en gesloten als zij telkens worden met ’n Leeuwerik-lied of met ons Gemertsch liedje. Mej. Verschure was wel aller tolk, toen zij bij ’t eindigen der laatste les een hartelijk dankwoord tot pastoor Poell sprak.’

R.K. Meisjesbescherming

Josephine Verschure trok zich dus het lot aan van de zwakkeren in de samenleving. Zo was ze onder meer presidente van de Vereeniging tot bescherming van rooms-katholieke meisjes. Wat die vereniging onder meer deed wordt duidelijk in een artikel in De Zuid-Willemvaart van 2 april 1921 dat zich richtte tot ouders: ‘Nu de werkloosheid in de industrie aanleiding wordt voor uw meisjes om zich voor ’n dienst te verhuren, moet gij nauwlettend waken, dat zij in goede diensten terecht komen. Dat kunt gij op uw eigen niet. Weest nu zoo verstandig dat gij u laat helpen. Gij kunt de noodige hulp krijgen bij Mej. Jos Verschure, die de correspondente is voor de R.K. Meisjesbescherming en bij Bertha Baggermans, Binderseind. De pogingen om meisjes uit het Zuiden naar slechte betrekkingen in de groote steden te lokken worden steeds voortgezet. Laat daarom geen Gemertsch meisje weggaan, zonder dat gij hebt laten onderzoeken, waar het terecht komt.
En zorgt intusschen dat uw meisjes zóó zijn, dat ze gerecommandeerd kunnen worden. Als ze ruw in den mond zijn, kan men ze in huishoudens met kinderen nergens gebruiken.’

Stichting

In 1921 richtte Josephine bij notaris Sprengers bij testament de ‘Weldadige Stichting van Josephine Verschure’ op. In het testament staat: ‘Ik bestem van mijne nalatenschap een bedrag van honderd gulden tot eene stichting, welke ik ten behoeve van huiszittende en gebrekkige armen in de gemeente Gemert door deze mijne uiterste Wilsbeschikking in het leven roep en waaraan ik den naam geef van “Weldadige Stichting van Josephine Verschure”.’
In een verdere bepaling was opgenomen dat de stichting ‘de helft harer inkomsten te besteden tot het doen van bedeelingen aan hulpbehoevende armen zonder onderscheid van godsdienst, op de eerste plaats aan die behoeftigen, die door zware lichaamsgebreken, blindheid, sleepende ziekten of andere kwalen buiten staat zijn in hun onderhoud te voorzien en de wederhelft dier inkomsten af te dragen aan het bestuur van den Roomsch Katholiek Parochiale Arme van Gemert’.
In een slotbepaling liet ze vastleggen dat binnen zes maanden na haar overlijden nog een bedrag van vijfduizend gulden uit haar nalatenschap moest worden overgemaakt naar de stichting. Verder bepaalde ze dat het bestuur van de stichting moest bestaan uit het college van B. en W. van Gemert (en met vooruitziende blik: van die gemeente waarbij Gemert eventueel zoude worden gevoegd) en uit de voorzitter en ondervoorzitter van de Roomsch Katholiek Parochialen Arme van Gemert. Het bestuur moest in het eerste kwartaal van elk jaar verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Voor zover na te gaan is dat ook elk jaar netjes gebeurd.

‘Ten eeuwigen dage’

Dagblad De Zuid-Willemsvaart berichtte op 27 november 1925 over de stichting en besloot met de constatering: ‘Zoo zal in weldadigheid en in armendankbaarheid de naam van de stichtster blijven voortleven ten eeuwigen dage.’ Dat ‘ten eeuwigen dage’ duurde welgeteld negentig jaar. Zo lang heeft de Weldadige Stichting van Josephine Verschure bestaan. Het einde van de stichting werd ingeluid door de Rabobank die er in een brief van 29 september 2011 op wees, dat de stichting niet bij de Kamer van Koophandel was ingeschreven. De spaarrekening met daarop 4.941,25 euro kon daarom niet worden voortgezet op naam van de stichting. De bank adviseerde een officieel bij de Kamer van Koophandel ingeschreven stichting op te richten en de spaarrekening voort te zetten, of de rekening op te heffen en het saldo te besteden ‘conform de wens van mevrouw J.L.M. Verschure’. Dat laatste is gebeurd en het geld viel vrij ten goede van het Armbestuur van de kerk.

Plotseling overleden

Josephine Verschure overleed plotseling op 58-jarige leeftijd op 5 november 1925. Ze werd begraven in het familiegraf bij haar vader en moeder op het kerkhof van de kerk Sint-Jans Onthoofding. Als executeur testamentair had  Josephine haar neef Arthur Steegh-Prinzen uit Blerick aangewezen, die was getrouwd met een dochter van haar zus Anna.
Wat ze zoal naliet valt te lezen in De Zuid-Willemsvaart waarin waarnemend-notaris Nieboer uit Gemert en notaris Van Alphen uit Helmond een openbare verkoop aankondigden van Josephines ‘deftigen inboedel, hoofdzakelijk bestaande uit diverse ameubelementen, ledikanten, wasch- en andere tafels, stoelen, beddegoed, schilderijen, spiegels, kachels, haarden, fornuizen, lampen, kronen, tapijten, banken, speeltafeltjes, vazen, serviezen, keukengerief, glas- en aardewerk, een secretaire, een antieke kast, enz. enz.’
Die openbare verkoop werd gehouden op 13 januari 1926, ’s morgens om negen uur, ‘aanvangende in het koetshuis naast het sterfhuis te Gemert van Mej. Verschure en na afloop onmiddellijk in Hotel de Keizer aldaar, en zoo nodig op volgende dagen te beginnen telkens voorm. 9 uur in gezegd hotel, in het openbaar.’ De openbare verkoop vond plaats ‘à contant’.

Gemeentehuis

Meer nog dan haar inboedel was het woonhuis dat ze naliet interessant. Daarvoor had de gemeente belangstelling. Het gemeentehuis uit 1885 naast de kerk aan de Kerkstraat was te klein geworden en voldeed in meerdere opzichten niet aan ‘de hedendaagsche eischen’ van die tijd, zo stond beschreven in het besluit van de gemeenteraad op 9 februari 1926. Anna Prinzen-Verschure en haar nichtje Anna Kleissl-Holtus – erfgenamen van Josephine – besloten het patriciërshuis aan de gemeente te verkopen.
Op 18 maart 1926 meldde dagblad Het Huisgezin de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van een gemeenteraadsbesluit van 9 februari 1926 ‘tot aankoop van de panden van wijlen mej. Verschure, waarvan het groote pand zal worden ingericht voor raadhuis’. De voorgenomen verhuizing naar het gemeentehuis stuitte nog op verzet, meldde dagblad De Zuid-Willemsvaart eerder die maand op 9 maart: ‘Er schijnen nog moeilijkheden te zijn met het overhuizen van het gemeentehuis daar sommige personen te zeer aan het oude gebouw gehecht zijn. Misschien worden nu de reeds zoo vaak gehoorde geruchten van ontslagaanvragen waarschijnlijk werkelijkheid.’
De verhuizing liet nog een half jaar op zich wachten, maar binnen een jaar na het overlijden van Josephine Verschure vond in haar voormalige woning de eerste gemeenteraadsvergadering plaats. Op 16 oktober 1926 meldde de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant: ‘Gistermorgen te 9 uur kwam de Raad der gemeente Gemert in openbare vergadering bijeen. Voor de eerste maal had deze vergadering plaats in het nieuwe gemeentehuis, het mooie patriciërshuis dat door de gemeente onlangs is aangekocht en om zijn inrichting en ligging zich zoo uitstekend leent voor het doel waarvoor het thans bestemd is. Schoorvoetend traden de leden van den Raad de raadzaal binnen. Ze wisten wel dat de zaal waarin zij voortaan de gemeentebelangen zouden moeten bespreken schitterend was, doch nu ze was gemeubileerd met de pas gisteren aangekomen meubels maakte de zaal een verrassenden indruk. Prachtige portretten van H.M. de Koningin, van Prins Hendrik en Prinses Juliana (peinture Bogaerts) sieren mede de zaal.’

Geen rijksmuseum

Al direct in de eerste vergadering werd er gekibbeld over het gebruik van ruimten in het nieuwe gemeentehuis. Aanleiding was een verzoek van rijksontvanger M. J. Goossens om aan hem twee kamers in het nieuwe gemeentehuis te verhuren ‘voor den dienst van het Rijk’. De Zuid-Willemsvaart van 16 oktober 1926 doet er verslag van: ‘De Voorzitter zegt dat alle kamers bezet zijn en meent dat hierover dus niet verder gesproken behoeft te worden. Corstens: Wel bezet, ja, maar noodig is iets anders. Volgens zijn meening moet men hiertoe overgaan, wijl men de gemeentekas daardoor met ’n paar honderd gulden kan bevoordeelen en men ’t Rijk niet moet tegenwerken. De Voorzitter noemt dan alle vertrekken met de daaraan gegeven bestemming op. Corstens zegt, dat eerst de gemeente-ontvanger beneden geplaatst was en later, toen ’t verzoek van den Rijksontvanger kwam, naar boven op een nog leegstaande kamer verhuisd werd en dat ook ’t kadaster eerst beneden was en toen ook naar boven werd overgeplaatst. Naar hem ter oore gekomen is, heeft ’t gemeentebestuur naar aanleiding van dit verzoek een brief gericht aan den Inspecteur der belastingen en vraagt voorlezing daarvan. Van Abeelen zegt intusschen, dat, hoe die brief ook moge luiden, zijn meening is, dat van ’t gemeentehuis geen ‘rijksmuseum’ gemaakt moet worden, waarop de heer Corstens antwoordt, dat er van rijksmuseum geen sprake is.’ Na nog wat argumentatie over en weer vroeg raadslid Corstens om een stemming, waar de burgemeester in eerste instantie niet aan wilde. Uiteindelijk werd er toch gestemd en besloot de raad met zeven stemmen voor en drie tegen om het verzoek van rijksontvanger Goossens om twee kamers te mogen huren af te wijzen.
Zo belandden het gemeentebestuur en het ambtelijk apparaat op de plek aan het Ridderplein, waar ze nog altijd gevestigd zijn. De raadszaal werd ondergebracht in de ruimte die we nu kennen als trouwzaal. De oorspronkelijke vergadertafel uit die zaal, waaraan de gemeenteraad zijn gewichtige besluiten nam, staat nu in de heemkamer van heemkundekring De Kommanderij Gemert aan de Ruijschenberghstraat. In de loop der jaren is het gemeentehuis diverse keren verbouwd en uitgebreid.

Telefoonnummer 1

En wat gebeurde er met telefoonnummer 1 van Josephine Verschure? Ook dat wilde de gemeente graag hebben. Maar de Gemertse ondernemer Henri Corstens ook. Op een veiling waar spullen uit de erfenis van Josephine Verschure werden verkocht, bood hij een knaak – oftewel 2,50 gulden – en daarmee had de gemeente het nakijken. Corstens pronkte er graag mee: ‘Electr. Koffiebranderij, Theehandel en Tabaksfabriek Tel. 1 Gemert Tel. 1’. Maar liefst twee keer vermeldde hij telefoonnummer 1 in een advertentiefolder. Er mocht geen misverstand bestaan over de vraag wie je aan de lijn kreeg na het overlijden van Josephine Verschure.

Noten:

  1. Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant, 8 maart 1879.
  2. ‘Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890’ Deel I – Techniek en modernisering. Landbouw en voeding. Hoofdstuk ‘Margarine’ door N.H.W. Verbeek, pagina 149. Geraadpleegd via DBNL (KB, nationale bibliotheek).
  3. Het Nieuws van de Dag, 6 maart 1879
  4. De Tijd, 4 februari 1876
  5. Van pesthuis tot wijkgebouw, 1991, Anny van de Kimmenade-Beekmans, pagina 171

Geraadpleegde bronnen:

– Alle geboorte-, huwelijks-, verhuis- en overlijdensdata in dit artikel zijn gecontroleerd in bevolkingsregisters van de betreffende gemeenten en via gedachtenisprentjes of stambomen op internet.
– Informatie over de bedrijfsactiviteiten van de familie Verschure is ontleend aan krantenartikelen die te vinden zijn via de website delpher.nl en diverse websites die (deels) handelen over margarine-industrie in de periode dat de familie Verschure hierin actief was. Voor de passage over Unilever is https://nl.wikipedia.org/wiki/Unilever geraadpleegd.
– Informatie over grondtransacties voor het verwerven door de familie Verschure van wat nu het gemeentehuis aan het Ridderplein is, is opgezocht in het gemeentearchief van Gemert-Bakel.
– Bij het gemeentearchief van Gemert-Bakel is het dossier van de ‘Weldadige Stichting van Josephine Verschure’ ingezien.
– Wat er na haar overlijden met telefoonnummer 1 van Josephine Verschure gebeurde, is al eerder beschreven door Ad Otten in Gemerts Heem 2009, nummer 4.

 

In het archief van de gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling bevolking, bevolkingsboekhouding van Rotterdam, zijn de gezinsleden van Dominicus Verschure – onder wie Josephine met volgnummer 5 – op 19 november 1872 ingeschreven als inwoners van Rotterdam.

Van Josephine Verschure zijn weinig foto’s bekend. Echter, op deze nooit eerder gepubliceerde foto van de Oosterhoutse fotograaf De Jongh is Josephine Verschure (links) te zien tijdens een bezoek aan haar neef Johannes Cornelis Verschure en diens vrouw Mathilda Verschure-van Spaendonck. De foto is gemaakt in de woning van deze margarinefabrikant aan de Keiweg in Oosterhout. Hij had zijn patriciërswoning vernoemd naar zijn vrouw: Villa Mathilda. De foto wordt bewaard in de collectie van het Regionaal Archief Tilburg en moet volgens deze dienst gemaakt zijn tussen 1885 en 1910.

Foto links: Deze foto toont ‘het Prinzenhuis’ in 1967. Hier woonde Josephines zus Anna Verschure, nadat ze door haar huwelijk met Johannes Theodorus Prinzen van Rotterdam naar Gemert was verhuisd. (Foto J. Duppen, beeldarchief Heemkundekring De Kommanderij Gemert, hkk03344)

Foto rechts: Dagblad De Maasbode meldde het overlijden van Josephines vader Dominicus Andreas Verschure in Rotterdam. Josephines zus Maria was toen gehuwd met Johannes Hermanus Josephus Holtus en woonde in Helmond; haar andere zus Anna was getrouwd met Johannes Theodorus Prinzen en woonde in Gemert. Josephine en haar moeder woonden nog in Rotterdam waar haar vader overleed

Deze foto is gemaakt ter gelegenheid van het gouden huwelijk van Wilhelmus Wijnandus Prinzen en Maria Francina van Glabbeek in 1903. Zij waren de schoonouders van Josephines zus Anna. Josephine is te zien in het rode kader.

Foto onder: De voorgevel van de patriciërswoning aan het Ridderplein, die is gebouwd door Willem van Schijndel. Josepine Verschure en haar moeder woonden hier ongeveer een eeuw geleden. De foto is gemaakt in 1937, toen het pand al dienst deed als gemeentehuis, in het huwelijksjaar van prinses Juliana en prins Bernhard. Vandaar de letters JB. (Foto Jan Duppen, beeldarchief Heemkundekring De Kommanderij Gemert, hkk09934)

Het bericht uit dagblad De Maasbode waarin het overlijden werd gemeld van Josephines moeder Adriana Maria Verschure-Oomen.

Een fragment uit het testament waarin Josephine de ‘Weldadige Stichting Josephine Verschure’ in het leven roept. (Bron gemeentearchief Gemert-Bakel)

Zadelmaker Adrianus Frunt en hotelier Henricus Antonius Trimbos hebben het overlijden van Josephine Verschure officieel bij de gemeente gemeld. (Gemeentearchief Gemert- Bakel, Burgerlijke Stand – Akten van overlijden Gemert NT.O.G013125/ OG1925069) Het familiegraf op het kerkhof van Sint-Jans Onthoofding waar Josephine en haar ouders begraven liggen is een gemeentelijk monument. (Foto Ad Otten, 2005) Het bericht in dagblad Het Huisgezin waarin het overlijden van Josephine Verschure bekendgemaakt werd.

Het bidprentje van Josephine Verschure. (Bron archief Heemkundekring De Kommanderij Gemert, bidprentjes, objectnummer 05960)

Bij het besluit van Gedeputeerde Staten om de aankoop van de woning van Josephine Verschure door de gemeente Gemert goed te keuren, behoorde een document waarop met een plattegrond en een foto de situatie werd beschreven. Deze situatieschets wordt bewaard in het gemeentearchief van Gemert-Bakel. Hier een uitsnede van het document waarop plattegrond en foto te zien zijn. (Bron Gemeentearchief Gemert-Bakel, 11.003 Gemeentebestuur Gemert, Archief 1813-1926)

De trouwzaal in het gemeentehuis deed aanvankelijk dienst als raadszaal.

Voor tekst in PDF met afbeeldingen