GH 2022-2 Burgemeester Gerardus Slits en de strijd over zijn opvolging

Simon van Wetten

In het decembernummer van Gemerts Heem 1996 verzorgde ik een korte biografie van iedere burgemeester die de gemeente Gemert sinds de Franse Tijd heeft gekend. Over het opmerkelijke einde van het tijdperk van burgemeester Gerardus Slits is dankzij een vondst van Zjon van de Laar en Mariet Adriaans uit Beek en Donk meer duidelijk geworden.

“Het is allen bekend dat de afgetreden burgemeester te veel sterke drank gebruikt meer dan [sic] zijn gestel kan verdragen.”

Op een zijspoor

Gerardus Slits was uit Bakel afkomstig en veertig jaar oud toen hij voor het eerst als Edelachtbare werd aangesproken. Zijn naam valt nog immer te lezen op een gevelsteen in de Kerkstraat, want Slits liet naast de kerk het nieuwe Raadhuis bouwen, nu Kerkstraat 8. Dit pand staat bij de Gemertse senioren bekend als ’t Stumpke. In oktober 1874 aangetreden, zat Slits zijn laatste raadsvergadering voor op 14 augustus 1886. De volgende vergadering, op 15 oktober, was P.J. Jacobs waarnemend voorzitter. Slits was afwezig maar werd niettemin met algemene stemmen verkozen tot ambtenaar der burgerlijke stand. Tegelijkertijd wordt in de notulen van die vergadering gewaagd van ‘de nog steeds vacante betrekking van burgemeester’. Tja, waarom is de goede man zo plotsklaps op een zijspoor gezet? Waarschijnlijk om dezelfde reden die twee jaar later zijn doodsoorzaak bleek te zijn. De Doregraaf bij de Oudestraat werd Slits, ondanks de toch zeer geringe diepte, noodlottig. Hij verdronk in een paar decimeter water.

“De familie, ongerust over zijn lang uitblijven, vond zijn lijk in het bekende riviertje op de Oude Straat, nog met de voeten op het droge en het hoofd in het 17 duimen diepe water.”

Uit de correspondentie over wat er eigenlijk aan de hand was komt een duidelijk probleem naar voren. Slits dronk te veel. Toen de eerste herbenoeming van Slits aanstaande was, beloofde hij dat, mocht hij inderdaad nog een termijn aan kunnen blijven, hij zich voortaan ‘van de sterke drank zou onthouden’. Het zou hem, daar was hij van overtuigd, ook zeker lukken omdat zijn dochter en enig kind na lange afwezigheid was teruggekeerd en hem het huiselijk leven boven de herberg zou doen verkiezen. Toch worden duidelijke vraagtekens gesteld bij zijn geschiktheid en bekwaamheid.

Een divisiecommandant van de Koninklijke Marechaussee heeft een vertrouwelijk onderzoek ingesteld naar het doen en laten – in de brief omschreven als ‘wangedrag’ – van burgemeester Slits. Er is gevraagd of het laster zou zijn als men beweert dat de burgemeester voortdurend veel drank gebruikt of misbruik daarvan maakt. De onderzoeker oordeelt in zijn brief aan de Commissaris des Konings dat ‘die vraag ontkennend moet worden beantwoord, evenwel met dien verstande dat het misbruik slechts bij tijden plaatsgrijpt. De burgemeester heeft namelijk tijden dat hij een dag of nacht voortdurend onder den invloed van veel drankgebruik verkeert.’ En de commandant eindigt met de mededeling dat dit te Gemert ‘van genoegzame bekendheid is’.

De kandidaten voor opvolging

Een brief met als aanhef ‘Kabinet, 28 augustus 1886, de minister van Binnenlandse Zaken’, is voorzien van een korte inhoudsomschrijving. Er staat: ‘Voorstel tot aanhouding van de benoeming van een burgemeester tot Gemert.’ En verderop: ‘De heer G. Slits, burgemeester der gemeente Gemert, is in september 1886 aan de beurt. Ik zie mij genoodzaakt bezwaar te maken den tegenwoordige titularis ter herbenoeming voor te dragen daar hij zich schuldig schijnt te maken aan te veelvuldig gebruik van sterken drank.’ Onderaan die brief – een duidelijke kladversie, een afzender valt niet te ontdekken – worden drie geschikte kandidaten genoemd: Franciscus Karel Buskens, 33 jaar, klerk bij notaris Kemenade, Alphonsus Hermanus Reinier Alberts, boterfabrikant en winkelier, 43 jaar, en Godefridus Adrianus Antonius Bijvoet, 53 jaar, bierbrouwer.

Aha, het spel is op de wagen. De Commissaris des Konings van Noord-Brabant heeft het druk met het lezen van diverse brieven, hem vanuit Gemert toegezonden. Zoals die van E. van Lieshout. ‘Als vader van een talrijk huisgezin en kuiper met 13 knechts waag ik het ook mijne gedachte uit te brengen nu het naar men zegt erop aankomt dat wij korts een nieuwe burgemeester zullen krijgen.’ De schrijver prijst een zekere J. Keunen aan vanwege diens ‘stand, middelen en grote zaak’. In weer een andere brief wordt de Commissaris als Gouverneur geadresseerd. “Vernomen hebbende dat eerdaags de keuze zal plaatshebben van een nieuwe burgemeester ben ik zo vrij daarvoor aan te bevelen de heer J. Keunen, boterfabrikant, en ofschoon ook winkelier strekt hij mij of niemand tot last in dit vak, integendeel.” Ondertekend door A. van Eenbergen, winkelier. De Commissaris des Konings moet nog meer vanuit Gemert verzonden enveloppen openmaken. “De drukte die hier heerst wie onder de sollicitanten burgemeester zal worden, neemt met de dag toe, niet uit haat doch uit jalousie, zooals dit overal is, is de een voor deze, een ander voor die. Daarom meen ik Uwe Excellentie te mogen schrijven wat ik ervan denk. Als de zaak in stemming werd gebracht dan dunkt mij wel zeker dat de kandidaat J. Keunen wel 3/4e van alle kreeg, waarom ik hem durf aanbevelen. J. van Dijk, brouwer, uw onderdanige dienstwillige dienaar”.

De laatste Gemertse aanbevelingsbrief die in het Provinciehuis wordt bezorgd is van bierbrouwer Swinkels. Hij heeft het over hoe aangenaam het zou zijn als de keuze uit het groot aantal aspiranten niet op bierbrouwer Bijvoet zou vallen. “Deze man is niet loyaal tegenover zijn concurrenten.” Dat zouden bij een eventuele benoeming de andere vier (bierbrouwers?) ‘wel gevoelig ondervinden’. Swinkels eindigt zijn epistel met een pleidooi voor de keuze van boterfabrikant Keunen. ‘Dan zouden boer en burger tevreden zijn.’ Er is ook een schrijven van het Ministerie van Binnenlandse zaken, gedateerd 8 november 1886. ‘Daar het burgemeesterschap van Gemert op 29 september is opengevallen en ik tot dusver geen aanbeveling voor de vervulling der bestaande vacature ontving, heb ik de eer u te verzoeken mij die aanbeveling spoedig te doen toekomen. De Minister van Staat, Minister van Binnenlandse Zaken, Heemskerk.’

Het wordt Buskens

Als in die aanbeveling de naam van J. Keunen heeft gestaan, dan kunnen we nu met zekerheid concluderen dat hij het toch niet is geworden. Frans Buskens, in de geciteerde briefwisselingen slechts één keer genoemd, werd op 23 december 1886 plechtig ontvangen in ‘den zeer net versierden Raadszaal’. In het welkomstwoord werd de wens geuit dat ‘Zijne Edelachtbare het onderscheidingsteken eene lange reeks van jaren tot eer van zichzelf en tot roem van Gemert zal dragen’. Die wens is vervuld. Buskens zou maar liefst tweeënveertig jaar de burgemeester van Gemert blijven.

Bron: 1. BHIC toegangsnummer 17, inventarisnummer 4724.

Een voorbeeld van de correspondentie met de Commissaris der Koning.

Het oude gemeentehuis van Gemert, thans Kerkstraat 8, met als inzet de gevelsteen van burgemeester Slits.

Voor tekst met PDF met afbeeldingen