GH-2021-02 Jan wordt vader van drie kinderen

Paul Verhees

Op 25 juni 1945 wordt Jan van Gemert vader van zijn dochter Petra. Hij woont dan met zijn vrouw Anna Maria van den Broek – die door iedereen Jo wordt genoemd – in een kamer bij zijn moeder aan de Molenstraat. Als het gezin verhuisd is naar een onbewoonbaar verklaarde woning op de drietip van De Haag en De Bloemerd worden daar zijn zonen Gregoor (1947) en Theo (1949) geboren.

Nu Jan van Gemert kostwinner is voor een heel gezin moet er brood op de plank komen. Hij heeft na de oorlog diverse betrekkingen. Zo is hij timekeeper voor de geallieerden – in die functie moet hij lijsten bijhouden van grondwerkers die worden ingezet bij wegenonderhoud –, hij is huisknecht, textielarbeider, kantoorbediende, wagenvoerder, sigarenmaker en kokshulp. Ook werkt hij bij Philips.
Zijn niet al te hoge status van kunstenaar weet Jan van Gemert intussen wel te relativeren. Als pastoor Strijbosch ooit tegen hem zegt dat hij bij Rembrandt vergeleken niet veel voorstelt, antwoordt hij: “Bij Franciscus vergeleken en bij God, jij ook niet.” In Eindhoven flikt hij iets dergelijks, als een Philipswerknemer hem aan het werk ziet met een muurschildering en vraagt: “Bende gij Picasso? Nee? Dan hedde ge ’t zeker nog nie ver gebracht?” Jan reageert met een tegenvraag: “Nee, maar bende gij meneer Philips?” Het is ook in die periode dat Jan zijn studie aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Eindhoven begint – de latere Academie voor Industriële Vormgeving, tegenwoordig de Design Academy Eindhoven. Hij volgt de avondopleiding en krijgt er schilderles van Jan Gregoor en beeldhouwles van Jacques van Rhijn. Hij is er met zijn 27 jaren een van de oudste, maar volgens de Deurnese kunstcriticus Frans Babylon ook een van de begaafdste leerlingen. Evenals op de lagere school is Jan ook hier geen druktemaker. Hij wordt omschreven als collegiaal en sociaalvoelend en heeft het vermogen om de studie sterk te relativeren.

Niet terug naar de natuur
Leraren proberen hun studenten antroposofische ideeën bij te brengen, maar Jan zit niet te wachten op terug-naar-de-natuur. “Noodgedwongen had hij altijd al dicht bij de natuur gestaan. De docenten hadden niet zoals hij aardappelen uit de grond hoeven te krabben en van andere natuurproducten hoeven te leven”, schrijft Fred Backus in zijn boek Maar niet over Jan van Gemert. In 1954 behaalt Jan zijn diploma aan de kunstnijverheidsschool. Zijn diploma krijgt volgnummer één; hij is de eerste student die er afstudeert. Tussen alle bedrijven door heeft Jan nog tijd voor hobby’s. Als fervent visser fietst hij menigmaal met vrienden naar Sint Agatha om er in de Maas te gaan hengelen. De hengels binden ze aan de stang van de fiets en er gaan kannen met melk en thee mee voor de dorst. Soms blijven ze er overnachten bij kennissen, waar ze in het hooi kunnen slapen.

Jan sluit zich in de jaren vijftig ook aan bij toneelgezelschap Macropedius. Zijn zonen Theo en Gregoor weten nog dat hun vader en hun opa Marien vaak voor toneelrepetities naar de blokhut gingen van de Katholieke Arbeidersvereniging op de hoek van Binderseind en Churchill-laan, achter de plek waar nu de vervallen discotheek Axis staat. Jan volgt een toneelcursus bij Ons Lekenspel in Bussum. Maar hij houdt zich vooral bezig met het maken van decors.
Met carnaval kruipt Jan van Gemert ook graag in een andere gedaante. Hij is een fanatiek carnavalsvierder, want waar getapt wordt wil Jan er graag bij zijn.

Contraprestatie
Jan van Gemert werkt intussen aan uiteenlopende opdrachten. Noodgedwongen neemt hi ook werk aan waar hij helemaal niet achter staat. Opdrachtgevers komen vaak met vastomlijnde ideeën, waar Jan als kunstenaar nauwelijks zijn eigen expressie in kwijt kan. Hij ziet het werk meer als het dichten van gaten die architecten en landschapsarchitecten hebben opengelaten. Vaak krijgt hij die opdrachten via de Contraprestatie, een overheidsregeling die kunstenaars van 1949 tot 1956 van een inkomen voorziet in ruil voor werk dat ze maken. Die overheidssteun wordt opgevolgd door de Beeldende Kunstenaars Regeling van 1956 tot 1987. Toch vindt hij ruimte voor vrij werk. In 1952 maakt hij een waskrijttekening van zijn vrouw met als werktitel Studieportret van Jo, die hij in 1954 voor de Contraprestatie aanbiedt met de titel Eenzame.

Intussen wordt Jan van Gemert opgenomen als lid van de Algemene Katholieke Kunstenaars Vereniging (AKKV). Kunstcriticus Frans Babylon noemt hem bij die gelegenheid ‘een talentvolle jongen die ontstellend weinig begrip en waardering heeft gekregen voor zijn idealistisch streven’. Babylon vindt dat Jan in zijn geboortedorp niet de waardering krijgt die hij eigenlijk verdient. Wat die waardering betreft vergelijkt Babylon hem in de Helmondse Courant in 1952 met Vincent van Gogh die, zo schrijft hij, uit Nuenen is weggeroddeld: “In het opzicht van miskendheid valt hij te vergelijken met Vincent van Gogh, die zielsgekwelde meester, die indertijd ook door het onbegrip der mensen tot de meest vernederende armoede en vereenzaming veroordeeld is geweest.”

Burgemeester De Bekker
Toch zijn er mensen die wel oog hebben voor de talenten van Jan van Gemert. In die tijd werpt burgemeester Adriaan de Bekker zich op als een soort beschermheer van Jan. Niet lang na zijn benoeming als burgemeester in Gemert wordt De Bekker opgenomen in het ziekenhuis. Daar krijgt hij regelmatig bezoek van Bertje van Gemert, een oom van Jan. Bertje vertelt de burgemeester over de armoede in Gemert voor de oorlog. Hij vertelt ook over zijn neef Jan en diens handicap. De Bekker luistert aandachtig en komt als kunstminnaar veel te weten over Jan van Gemert.
Waar voor de oorlog pastoor Poell zich over Jan ontfermt, neemt burgemeester De Bekker die rol over. Hij helpt Jan aan een huis in de Bisonstraat en zorgt ervoor dat aannemer Ponjé daar een atelier bij bouwt. Er is geen bouwvergunning afgegeven en op aanraden van de burgemeester wordt in de kerstnacht met de bouw begonnen. De bouwers zullen dan geen last hebben van controlerende ambtenaren, is de gedachte. Er wordt een meter over de rooilijn gebouwd, maar ook daar durft niemand tegen op te treden, want de burgemeester staat immers achter dit bouwplan.

‘Zeer wijsgerig’
Jan komt vaak bij De Bekker over de vloer. Zijn zonen Theo en Gegroor weten nog dat hun vader vaak tot diep in de nacht bij de burgemeester aan de wijn zat. Thuis in de Bisonstraat gebruikt Jan aanvankelijk de woonkamer als atelier en huurt daarna een werkruimte in de Molenstraat, maar als zijn atelier in de Bisonstraat klaar is, zet hij daar zijn werk voort. Op een buitenmuur schildert Jan in opdracht van De Bekker een grote wandschildering met ernaast in grote letters ‘Bouwen is leven en leven is bouwen’. ‘Zeer wijsgerig’, heeft Backus daarover in zijn boek opgetekend uit de mond van De Bekker.

De burgemeester krijgt het voor elkaar dat Jan gebruik kan maken van de Contraprestatieregeling en hij organiseert een tentoonstelling van het werk van Jan van Gemert in het gemeentehuis. Die tentoonstelling geldt tevens als toelatingsexamen voor Jan tot de kunstnijverheidsschool in Eindhoven. Als kunstverzamelaar koopt De Bekker ook werken van Jan, waaronder De Clown. Dat schilderij betitelt de burgemeester als ‘het beste dat Jan van Gemert ooit geschilderd heeft’.

Verhuizingen
Jan van Gemert is in de loop der jaren vaak verhuisd. Eerst in zijn jeugd met zijn ouders, na de oorlog met zijn gezin. Vanuit De Haag verhuist Jan met vrouw en drie kinderen naar de Alde-Biezenstraat en daarna naar de Bisonstraat waar hij dus de beschikking krijgt over een eigen atelier. In 1964 verhuist hij naar De Deel waar hij in een bocht naar de Boekselseweg een boerderij betrekt achter het kapelleke van de Gruujn Skut. Die boerderij moet later wijken voor de reconstructie van de Boekelseweg die wordt aangesloten op de nieuwe Vondellaan.
In de jaren zestig loopt zijn huwelijk op de klippen. Jan krijgt een relatie met de tien jaar jongere Riek Boesewinkel die hij leert kennen als zij begin jaren vijftig lessen bij hem komt volgen in zijn atelier aan de Molenstraat. Ze is dan nog kleuterjuf en wil zich meer verdiepen in creatieve vakken. Riek, die zich later Rick laat noemen, ontwikkelt zich onder de hoede van Jan tot een bekwaam textielkunstenares. Jan scheidt in 1970 van Jo van den Broek en gaat met Riek samenwonen in Weert.
In de jaren zeventig verhuist Jan met Riek naar Kelpen-Oler – zo’n tien kilometer verderop, ook in Limburg–, waar hij de helft van een boerderij heeft gekocht. De andere helft is gekocht door Frans de Man, directeur van sociale academie D’n Elzent in Eindhoven. Jan van Gemert kent De Man, omdat hij inmiddels docent is aan D’n Elzent.

Als hij eind jaren tachtig weer in Gemert woont is hij in alle stilte met Rick Boesewinkel getrouwd. “Er is ook geen feest geweest bij dat tweede huwelijk”, vertelt zoon Theo en verzucht met spijt over zoveel zuinigheid: ‘d’n hebbelijke Tinus’.

Voor tekst in PDF met afbeeldingen