GH-2021-02 Jan wordt handenarbeidleraar aan D’n Elzent

Paul Verhees

In 1956 gaat Jan van Gemert studeren voor zijn M.O.-akte handenarbeid. In 1960 behaalt hij daarvoor zijn diploma. Hij heeft in 1957 al een baan aan de LTS in Eindhoven, maar met zijn M.O.-akte op zak kan hij handenarbeidles gaan geven aan sociale academie D’n Elzent. Daar blijft hij docent tot hij in 1975 medisch wordt afgekeurd voor het onderwijs.

In 1958 sleept hij met zijn schilderij Schouwburg uit 586 inzendingen de tweede prijs in de wacht bij de Talensschilderwedstrijd Nederland schildert. Hij haalt er enige publiciteit mee, omdat enkele kranten citeren uit het juryrapport. Zo wordt er geschreven dat in het hele schilderij ‘een zuiverheid van gevoelens tot uiting komt die tot op grote hoogte in de gehele compositie wordt volgehouden’. Gregoor van Gemert betreurt het dat dit werk van zijn vader spoorloos verdwenen is. Hij heeft alleen nog een catalogus van het Rijksmuseum waarin het schilderij wordt vermeld. In 1959 behaalt Jan met Overpeinzing nog eens een eervolle vermelding in de Talens-schilderwedstrijd.

Ondanks deze succesjes verkiest Jan een baan in het onderwijs boven voortzetting van zijn kunstenaarsbestaan. Door zijn werk aan de sociale academie neemt zijn kunstproductie drastisch af. Het wordt stil rond de kunstenaar Jan van Gemert. In een interview met Fred Backus in het Eindhovens Dagblad bij zijn afscheid van D’n Elzent in mei 1975 blikt Jan terug op die keuze: “Ik kon mijn kinderen toch niet laten verrekken, zo van: vader heeft geen centen want vader moet zonodig schilderen.”
De handenarbeidleraar Jan van Gemert staat op. Het docentschap ligt hem niet zo, maar hij hoeft niet meer te sappelen voor zijn inkomen. Hij staat daar wat dubbel in. Bij zijn afscheid van de sociale academie in 1975 merkt hij in het Eindhovens Dagblad op: “Het onderwijs heeft mij eronder gekregen. Ik had er nooit in moeten gaan, maar ik kan er niet meer buiten.”

Lampenkapmaffia
De studenten aan de sociale academie typeert hij als ‘de lampenkapmaffia’. Ze maken tijdens zijn lessen vooral nuttige dingen voor in hun studentenkamers en zijn nauwelijks begaan met kunst. Motivatie is bij veel studenten ver te zoeken. Jan van Gemert geeft zijn praktijklessen op school, maar de theorielessen geeft hij in de kroeg of hij zoekt de jongeren op in het paviljoen in het park achter de Eindhovense stadsschouwburg. In navolging van wat er op andere hogescholen en universiteiten in Europa gebeurt, wordt ook D’n Elzent in 1968 meegesleept in de revolutiestroom. Jan speelt daar zelfs een rol in, want hij leert de studenten lassen. Met oude fietsonderdelen en ander schroot kunnen de studenten daardoor een sculptuur maken – hun ‘Lieverdje’ –, maar die wordt op last van de directie vernietigd. De vlam slaat in de pan en de academie wordt enkele maanden gesloten. Jan wordt in dat jaar ziek en is anderhalf jaar uit de roulatie. Als hij terugkomt, is er na de revolutie veel veranderd. Maar Jan vindt er zijn weg in. Op zijn manier. Bij zijn collega-docenten voelt hij zich niet heel erg thuis. Hij is niet gewend aan het intellectuele milieu van psychologen en andere academici die college geven aan de sociale academie. Tijdens stafvergaderingen stapt Jan soms demonstratief op om even naar zijn ‘eigen gezeik te gaan luisteren’, schrijft Backus in Maar niet over Jan van Gemert.

Ondanks zijn ongemakkelijke ervaringen op de sociale academie neemt hij in 1975 met gemengde gevoelens afscheid. Hij wil weer gaan schilderen. Maar als hij door de keuringsarts vanwege zijn prothese wordt afgekeurd voor het onderwijs, stelt hij schamper vast dat ze hem ‘willen lozen’.
Tussen zijn onderwijsbezigheden in Eindhoven door geeft hij in het gebouw van de ambachtsschool in Gemert – naast het kerkhof waar nu de Komweg ligt – creativiteitscursussen. Als uitvloeisel daarvan is Jan van Gemert in 1971 medeoprichter van het Gemerts Atelier. Dit educatief creativiteitscentrum is later opgegaan in KunstLokaal dat onderdak geniet in D’n Dörpel aan de Vondellaan.

Terug naar Gemert
Na zijn afscheid van D’n Elzent heeft Jan van Gemert weer tijd om zich toe te leggen op het scheppen van kunst. Al is ‘het heilig vuur dan gedoofd’, concludeert Jack van der Weide in zijn Kunst vanuit het kippenhok. Thuis gaat Jan aan kleine groepen tekenlessen geven. Soms neemt hij cursisten mee naar Zuid-Frankrijk om daar een dag of tien les te geven.
Het duurt nog tot september 1986 voor hij kan terugkeren naar zijn geboortedorp. In Gemert worden dan de klaslokalen van de Nazarethschool aan het Binderseind omgevormd tot ateliers voor kunstenaars. Jan van Gemert en Rick Boesewinkel kunnen er zo’n ruimte huren. Het stel vindt woonruimte aan de Ruijschenberghstraat en zo wordt Jan van Gemert weer een echte Gemertse kunstenaar.

Hij maakt nog vijf jaar gebruik van zijn Nazarethatelier tot hij op 11 september 1991 overlijdt. Hij wordt begraven op het kerkhof bij de Sint- Janskerk in Gemert. Zijn vrouw Rick ontwerpt in mozaïek de zerk voor zijn graf. Dat graf is inmiddels geruimd, maar de zerk wordt door de familie bewaard.
Jans vrouw Rick Boesewinkel overlijdt anderhalf jaar na hem, op 4 februari 1993. Zijn eerste vrouw Anna Maria (Jo) van den Broek overlijdt een jaar daarna, op 21 februari 1994. Zijn dochter Petra overlijdt op 2 juni 2013. “Leven = niet-begrijpen. Alléén de dood lost alles op”, schrijft Jan van Gemert ooit.

Jan van Gemert was ook een woordkunstenaar. Er zijn weinig teksten van hem bewaard gebleven. In Maar niet over Jan van Gemert schrijft Fred Backus: “Jan van Gemert is een schrijver die zich een publiek heeft verschaft dat iedere keer opnieuw in lichterlaaie staat: de potkachel.” Hij schaamde zich volgen Backus voor zijn teksten. Jan schreef wel de tekst voor zijn eigen gedachteniskaart:

“Ik ga op weg
en laat mijn huis
verdonkeren in de nacht.
Vergeef me wat ik achter laat
wat ik zo zeer heb lief gehad
mijn huis en haard
en stille straat
en jou mijn eigen hart.”

Stichtingen
Jan van Gemert is dood. Maar zijn naam leeft nog. Op zijn zestigste verjaardag schenkt zijn vrouw Rick Boesewinkel hem een stichting die zijn naam draagt. Jan zit daar volgens zijn zoon Gregoor niet op te wachten, maar hij laat het op zijn beloop. Frans de Man – zijn buurman in Kelpen-Oler en directeur van D’n Elzent – wordt voorzitter van deze Jan van Gemertstichting. Zijn zoon Gregoor wordt penningmeester. De stichting reikt tweejaarlijks de Jan van Gemert-aanmoedigingsprijs uit aan professioneel werkende beeldend kunstenaars in Oost-Brabant die jonger zijn dan 36 jaar. De prijs bestaat uit een penning, 2000 gulden en een expositie. De kosten worden gefinancierd uit de nalatenschap van Jan van Gemert. Maar zelfs na zijn dood heeft Jan van Gemert het geluk niet aan zijn zijde. Aanvankelijk zijn er slechts tien inzendingen voor de prijs, waardoor de prijsuitreiking wordt uitgesteld. Pas als kandidaten direct worden aangeschreven, komen er bijna vijftig aanmeldingen. Jos van der Sommen uit Eindhoven is in 1995 de eerste winnaar, Saskia Vermeesch uit Deurne volgt hem in 1997 op. De stichting sterft enkele jaren later een stille dood. “Ik heb de stichting opgeheven bij gebrek aan baten”, zegt Gregoor van Gemert. Jan van Gemert is dood. Maar zijn naam leeft nog. In zijn eigen Gemert is een nieuwe Stichting Jan van Gemert opgericht. Doel van de stichting is om kunstenaars en publiek met elkaar in contact te brengen. De stichting organiseert daartoe tweejaarlijks de Open Atelierroute Gemert. Die bestaat uit twee expositiedagen op eerste en tweede pinksterdag. Door coronamaatregelen kon de Open Atelierroute Gemert in 2020 niet doorgaan, maar in 2018 trok het evenement ruim tweeduizend bezoekers.

Wie werk van Jan van Gemert wil zien, hoeft niet te wachten tot Pinksteren. Het is permanent te zien op meer dan tien openbare plekken in Gemert.

Voor tekst in PDF met afbeeldingen