GH-2021-02 Jan raakt bevriend en gebrouilleerd met Willi Martinali
Paul Verhees
Eind jaren dertig bezoekt Jan van Gemert het werklozenkamp bij de Broeders van Dongen in Huize Gerra in Haaren. In dit soort kampen verblijven dan jongeren in de leeftijd van 16 tot 24 jaar gedurende enkele weken met als doel ‘het behoud van werklust’. Op initiatief van de Katholieke Jongeren Vereniging en de RK-bond De Jongen Werkman werken jongeren in Haaren aan de aanleg van een openluchttheater. Hier leert Jan van Gemert de in Beek en Donk geboren Willi Martinali kennen.
Er ontstaat een jarenlange vriendschap die duurt tot ze in 1954 gebrouilleerd raken. Waarover? Dat is lang onduidelijk. Het gebeurt van de ene op de andere dag, schrijft Fred Backus in zijn monografie Maar niet over Jan van Gemert, die verschijnt ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Jan van Gemert. “Sommigen denken dat er zelfs een vrouw in het spel was”, oppert Backus. “Anderen menen dat Martinali niet kon verdragen dat Jan een eigen stijl ontwikkelde en zich aan zijn ‘vaderlijke’ invloed ontworstelde.” Jans zoon Gregoor moet er ook lang naar gissen, maar als hij enkele jaren geleden een familielid van Willi Martinali ontmoet, informeert hij terloops of bekend is waarover die twee destijds onenigheid hebben gekregen. Volgens de biografie van Willi Martinali op DeurneWiki.nl is Willi’s pedofiele geaardheid inmiddels een publiek geheim, waardoor in Deurne zelfs verzet is gerezen tegen de straatnaam die naar hem genoemd is. Gregoor krijgt te horen dat zijn vader zijn vriend Willi had aangesproken over de manier waarop die omgaat met zijn pedofiele geaardheid. Dat valt in verkeerde aarde en daarmee komt een einde aan een jarenlange vriendschap. Het is nooit meer goed gekomen tussen die twee. Als Backus aan Martinali vraagt of die wil meewerken aan een boek over Jan van Gemert, antwoordt deze: “Ik wil best vertellen, maar niet over Jan van Gemert.” Daarmee levert Martinali – zoals Backus het noemt ‘tegen wil en dank’ – de titel voor het boek: Maar niet over Jan van Gemert.
Jan van Gemert en Willi Martinali hebben samen opgetrokken sinds hun kennismaking in Haaren. Willi is bijna zeven jaar ouder dan Jan, maar armoede en de kunst verbinden hen. “We onderhielden onze contacten (…) en correspondeerden over wat we zouden kunnen gaan doen. Langzaam groeide dit in de richting van beeldende kunst”, schrijft Jan van Gemert daar zelf over in een hoofdstuk van het boek Willi Martinali – Denken met twee handen.
Zijn laatste hemd
Jan tekent eind jaren dertig tijdens de mobilisatie soldaten van het dertiende regiment dat dan in de buurt van Gemert ligt. Zelf beschouwt hij deze periode als het begin van zijn kunstenaarscarrière. In 1939 schildert hij een boerderijtje aan de Kerkeindseweg in Deurne. Als doek gebruikt hij zijn laatste hemd, zoals hij er achterop schrijft. Het is het oudst bewaard gebleven schilderij van Jan van Gemert. Het is nu in bezit van zijn zoon Gregoor. Als Martinali van een winkelier in luxe en huishoudelijke artikelen de opdracht krijgt om een serie bloemstukjes en kinderkopjes te schilderen, gaan Willi en Jan ijverig aan de slag. “Voor onze begrippen hielden we er een mooi bedrag aan over”, aldus Jan in het boek over Martinali. Later gaan ze ook werken voor een Eindhovense handelaar in wandversieringen. “We verdienden er goed mee. Het werd weer wat zonniger om ons heen”, schrijft Jan.
Martinali vindt na de demobilisatie onderdak in een kippenhok op de Houten Hoek in Deurne en later neemt hij zijn intrek bij Marie van Houts. Deze alleenstaande zieke onderwijzeres woont in een groot huis en verhuurt ruimtes aan kunstenaars. Willi kan terecht in een aanbouw die bestond uit twee kleine vertrekken en een zolder. De kunstenaars Harrie Pardoel, Jan Michels en Peer van den Molengraft wonen er dan al. Willi is na een zwervend bestaan als muzikant ook gaan schilderen, mogelijk beïnvloed door Jan van Gemert. Later zal hij tijdens een ziekenhuisopname – vanwege de ongewenste verftroep en op aandringen van de nonnen – gaan ‘schilderen met textiel’. Hij groeit uit tot een gerenommeerd textielkunstenaar.
Naar Deurne
In het eerste oorlogsjaar moeten de vader van Jan en vier broers in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland. Jan ziet de dreiging van dwangarbeid voor zichzelf opdoemen en zoekt onderdak buiten Gemert, bij zijn vriend Willi Martinali in Deurne. Jan houdt het niet lang uit als huisgenoot van Willi, die bekend staat om zijn moeilijke karakter. Hij verhuist al spoedig naar een als woning in gebruik genomen kippenhok aan de Liesselseweg, niet ver van de woning van Martinali.
Jan van Gemert maakt bij Marie van Houts kennis met kunstenaars als Jan Michels, Peer van de Molengraft, Harrie Pardoel, Willem Hofhuizen, Otto van Rees, Aaltje Noordewier en dokterkunstenaar Hendrik Wiegersma. Henk ter Strake, Piet en Jean Nies zijn ook kind aan huis bij Marie van Houts. Peter Thoben spreekt in 2006 in zijn Museumwaaier Museum Kempenland Eindhoven van een artiestenkolonie van jonge schilders die zich vormt rond onderwijzeres Van Houts. Jan is trouwens niet zo onder de indruk van Wiegersma. Dat komt vooral door diens extrava- gante levensstijl, waarvan Jan niets moet hebben. Toch menen kunstcritici wel de invloed van Wiegersma’s werk te herkennen in Van Gemerts donkere schilderijen. Wiegersma heeft hem ook wel eens ooit bezocht in zijn kippenhok aan de Liesselseweg, en hem zelfs hulp aangeboden. Hij verwijst bijvoorbeeld kunstliefhebbers naar Van Gemert, zodat die af en toe iets kan verkopen. Het is niet meer dan tientjeswerk.
Jan gaat in die tijd teken- en schilderlessen volgen bij portrettist Jacques Stroucken in Helmond. Hij heeft in 1941 ook nog twee weken de kunstacademie in Arnhem bezocht. Maar het op en neer reizen met de bus in die oorlogstijd blijkt een te zware opgave. En zo ontwikkelt Jan van Gemert zich als autodidact.
Voltreffer
Vlak bij zijn huis aan de Liesselseweg staan aan het einde van de oorlog honderden granaatwerpers. Jan woont midden in de vuurlinie. Vooral rond Deurne golft de frontlijn op en neer en zijn er heftige beschietingen en bombardementen. Jan gaat vanwege het gevaar met de andere kunstenaars slapen in de kelder bij Marie van Houts. “Deze veiligheidsmaatregelen bleken niet overbodig”, schrijft Jan in Denken met twee handen. “Het kippenhok, waar ik zo blij mee was, werd getroffen en stortte, doorzeefd met bomscherven, in elkaar terwijl we bij Marie van Houts sliepen.” Jan verliest bij dit bombardement al zijn werk dat er ligt opgeslagen. Zijn woning ligt in duigen maar Jan leeft. Het kippenhok wordt door vrienden en gemeentepersoneel weer bewoonbaar gemaakt, maar Jan woont er niet meer graag. Hij trekt weer bij Willi in. Martinali veroorzaakt echter zoveel problemen dat Willi op straat wordt gezet.
Jan kiest ervoor om weer bij zijn moeder aan de Molenstraat in Gemert te gaan wonen, samen met zijn vrouw Anna Maria van den Broek met wie hij op 20 mei 1944 is getrouwd. Zij is na hun huwelijk bij Jan ingetrokken in het kippenhok. Maar op het moment dat dat door een bom wordt verwoest, woont zij in haar geboortestad Helmond waar ze naartoe is gevlucht voor het hevige oorlogsgeweld.
De vriendschap met Willi Martinali houdt na de oorlog stand. Jan schrijft hem kort na de bevrijding een brief waarin hij zijn nood klaagt over het gebrek aan materiaal om te schilderen: “Ik heb alleen lust tot schilderen en dat gaat niet omdat er geen materiaal is. Als ze Nederland weer willen laten herrijzen moeten ze gauw anders beginnen, anders heeft het geen zin. Ze maken zich druk over het voedselprobleem en laten mensen intussen verlangen naar verf, wat een wereld!”
Cursussen
De financiële nood wordt zo hoog dat Jan van Gemert en Willi Martinali hun oude plan opvatten om weer straatmuziek te gaan maken. “Gewapend met viool, mandola, gitaar, de volksliederen-bundel van Pollman en Tiggers én een vergunning gingen we op pad”, vertelt Jan. Intussen reageren ze alert op de vraag van Engelse militairen naar souvenirs. Samen gaan Jan van Gemert en Willi Martinali klompen beschilderen die ze verkopen aan Britse en Amerikaanse militairen.
In hun schaarse vrije tijd schilderen Jan en Willi en ze maken plannen voor exposities. Ook vatten ze het plan op om les te gaan geven in creatieve vakken. Willi kon in Asten bij particulieren over een kamer beschikken. “Ik kon met een zevental gegadigden in een schoollokaal terecht. Martinali begon met naaldwerk, ik met tekenen, schilderen en boetseren”, aldus Jan.
Ze bezoeken scholen en buurthuizen in De Meijerij en De Peel waar ze cursussen vrije expressie geven. Het is hen wel duidelijk dat daar behoefte aan is, omdat mensen door de crisisjaren en de daaropvolgende oorlog veel creatieve en kunstzinnige vaardigheden verloren hebben.
Van Gemert is ervan overtuigd dat er in ieder mens een kunstenaar schuilgaat en hij wil die creativiteit aanwakkeren. Met Martinali geeft hij bij door henzelf opgerichte kunstnijverheidsverenigingen les in werken met klei, hout, textiel, papier-maché, kralen, waskrijt en olieverf. Hij wil het oude handwerk van de Zuid-Nederlandse volkskunst weer onder de mensen brengen. Jan wil de mensen verlossen van hun somberheid na jaren van crisis en oorlog. Had hij immers niet zelf de heilzame werking van creatief bezig zijn ervaren, toen hij zich met zijn handicap door zijn puberjaren moest slaan?
Voor hun cursisten organiseren ze ook tentoonstellingen. In december 1954 schrijft De Volkskrant een artikeltje over ‘een reizende tentoonstelling van eenvoudige volkskunst’ in Helmond, Deurne en Schijndel. De krant telt vierhonderd stukjes ‘kunstnijverheid’. “Hoewel vele geëxposeerde werkstukken geen eigen ontwerp zijn, is het peil van deze volkskunst toch verrassend goed”, oordeelt de correspondent van De Volkskrant. Ondanks hun inspanningen brengen de cursussen weinig geld in het laadje. Van het beetje dat verdiend wordt, moet ook nog teken- en schildermateriaal worden aangeschaft. Het is niet toevallig dat ze rond het middaguur telkens opduiken bij een of ander klooster. Ze weten dat de paters en broeders vaak eten over hebben van hun middagmaal. Ze kunnen er dan gratis aanschuiven en dat scheelt weer in de kosten van levensonderhoud.
Hun cursussen worden een bescheiden succes, stelt Jack van der Weide vast in zijn boekje Kunst vanuit het kippenhok. Als Jan van Gemert in 1951 naar de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Eindhoven gaat, worden zijn contacten met Willi minder en minder en in 1954 komt er een einde aan hun cursustrektochten als de twee onenigheid krijgen