GH-2021-02 Jan is een expressionist en wil niet mooi schilderen

Paul Verhees

Als je Jan van Gemert wilt indelen bij een kunststroming dan kom je volgens kunstkenners terecht bij het expressionisme. Vooral zijn latere werk heeft er veel trekken van: chaotisch, felle en onnatuurlijke kleuren, zware contourlijnen, grillige beelden, vervormingen, grof geschilderd, plat vlak, geen perspectief. Toch kom je zijn naam zelden tegen in namenlijsten van bekende Nederlandse expressionisten als Karel Appel, Charles Eyck en Willem Hofhuizen.

Als Fred Backus zich in zijn monografie Maar niet over Jan van Gemert afvraagt of Jan zich aan het expressionisme heeft vertild, citeert hij de kunstenaar zelf: “Ik oefen steeds. Ik ben bezig aan … noem het composities … zonder dat ik weet waar ik het over heb. En op een gegeven ogenblik sta je erbuiten.” Jan werkt meer vanuit zijn gevoel en is niet direct bezig met het definiëren van zijn werk, zo blijkt uit het vervolg van het citaat: “Het wezenlijke van kunst is dat je er niet over kunt praten, anders was het geen kunst. De meeste mensen die over kunst schrijven doen dat in hun eigen versleten jargon. Maar niet wezenlijk, ze krijgen hooguit vat op een bepaalde stijl.”
Toch plaatst Frans Babylon – kunstcriticus en pleitbezorger van Jan van Gemert – hem in een rijtje van Brabantse expressionisten als Jan van Eyck en Jean Nies. Babylon is onder de indruk van Jans werk. Hij herkent daarin “de liefde, doorleefdheid en humor, die hij des te opmerkelijker vindt gezien de ellende en vernederingen die de schilder heeft moeten doorstaan”, aldus Jack van der Weide in Kunst vanuit het kippenhok.

Gevoel
Jan is ook niet bezig met de schoonheid van kunst. Als hij vanuit zijn gevoel werkt, zal dat vaak gaan over de minder mooie kanten van het leven. Hij heeft armoede ervaren, tegenslagen. Dat vertaalt zich in de vaak sombere, donkere kleurstelling van zijn werk. Al heeft de echtgenote van burgemeester De Bekker een andere verklaring voor die ‘smerige’ kleuren: “Misschien had hij geen geld om mooie verf te kopen.”
“Ik heb nooit mooi willen schilderen”, verklaart Jan aan Fred Backus. “Als je een mooi schilderij wilt maken, moet je doen wat er van je verwacht wordt.” Aan het woord is de expressionist Jan van Gemert: “Kunst heeft niets te maken met uitbeelden of afbeelden. Dat slaat slechts op de buitenkant, en laat geen mogelijkheid tot verbeelden, tot een groene lucht of een blauw paard. Dat heeft weinig met fantasie uit te staan.”

Fred Backus zet Jan van Gemert in zijn monografie neer als een landschapsmens. Hoewel Jan in de jaren vijftig en zestig studiereizen maakt naar Frankrijk, Engeland, Italië, Spanje en Portugal vindt hij zijn inspiratie voor zijn werk altijd dicht bij huis, in De Peel. In die zin is hij verwant met romanschrijver Antoon Coolen en dichterkunstcriticus Frans Babylon die hun onderwerpen ook in De Peel vonden. Jan omgaf zich ook met kunstenaars die nooit over de grenzen van hun streek keken. Het is misschien juist daarom, dat streekgenoot Frans Babylon in zijn recensies het werk van Jan van Gemert goed wist te plaatsen.

Nauwelijks naam
Jack van der Weide concludeert in zijn boekje Kunst vanuit het kippenhok dat Jan van Gemert nauwelijks naam heeft gemaakt. Hij vraagt zich af of hij werkelijk zo’n getalenteerd kunstenaar was als kunstcriticus Frans Babylon hem in zijn recensies voorstelt. Van der Weide heeft een uitgebreide studie gemaakt van het werk en leven van Jan van Gemert. Het past helemaal in het lot van Van Gemert, dat deze gedegen studie is gepubliceerd in een boekje met een oplage van slechts vijftien exemplaren, verspreid onder vrienden en bekenden van Jan.

Dat Jan van Gemert nooit nationale of internationale roem heeft geoogst, schrijft Jack van der Weide in Kunst vanuit het kippenhok deels toe aan wat hij noemt een geografisch aspect: “Wat als Van Gemert in het westen van Nederland had gewoond, in plaats van in Zuidoost-Brabant? Wat als hij contact had gehad met de leden van de Cobra-groep, in plaats van met kunstenaars uit zijn regio die zelf niet wisten door te breken? Wat als Frans Babylon een publicist en inspirator als Simon Vinkenoog was geweest en in landelijke media had kunnen publiceren in plaats van een relatief marginale dichter en kunstcriticus die schreef voor het Helmonds Dagblad?”
In het Eindhovens Dagblad van 16 mei 1975 concludeert Fred Backus: “Het werk van Jan van Gemert verried altijd zijn afkomst. Robuust, ruig, eerlijk. Hij maakte grote speelbeelden in klei, lang voordat iemand anders in Europa op het idee kwam, schilderde, boetseerde, timmerde, maakte beeldhouwwerken en koos misschien wel op het hoogtepunt van zijn artistiek leven voor het onderwijs.”

Verzamelaars
Ondanks het feit dat Jan van Gemert nooit een Rembrandt, een Picasso of een Van Gogh is geworden, zijn er in de jaren vijftig wel verzamelaars die belangstelling hebben voor zijn werk. De Eindhovense ambtenaar André Nijssen koopt veel werk van hem aan. En ook de Deurnese drukker Piet Nies is een fervent verzamelaar van Jans werk. Maar de grote kunstveilingen heeft het werk van Van Gemert nooit gehaald.
Blijft staan dat Jan van Gemert een zeer groot oeuvre heeft nagelaten en dat hij kunst heeft vervaardigd in heel veel verschillende technieken. Veel daarvan is in Gemert of in de provincie gebleven. Al heeft hij heus wel eens over de landsgrenzen gekeken. Zo maakt hij ooit een partij bierpullen voor een afnemer in Italië. Broer Kees schiet hem te hulp bij het draaien van tientallen van die potten, omdat Jan het in zijn eentje niet redt.

Olympische Spelen
Waarmee Jan ook internationale aandacht zou hebben kunnen krijgen, is zijn schilderij Voetballende jongens dat hij in 1956 maakt voor de Olympische Spelen in Melbourne, maar – o ongelukkige Jan van Gemert – Nederland boycot die spelen in verband met de Russische inval in Hongarije. Het schilderij is wel op en neer naar Australië geweest, maar er komt geen aandacht voor zijn werk dat via het Prins Bernardfonds in het kader van Arts and Sports in Holland in Melbourne tentoongesteld zou worden.
Geëxposeerd heeft Jan van Gemert wel degelijk. Zijn eerste tentoonstelling houdt hij in 1949 in het gemeentehuis van Gemert. Dat is tevens zijn toelatingsexamen tot de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Eindhoven. Daarna zou hij nog vaak deelnemen aan groepstentoonstellingen met andere kunstenaars en cursisten.

De Vrije Expressieven
Jan van Gemert wordt ook lid van de in 1953 opgerichte Eindhovense Sociëteit Cultuur Contact die op initiatief van Jan Henselmans, Louis Vrijdag en Frans Babylon bijeenkomsten houdt in café De Bus in Eindhoven. In het voorjaar van 1956 is hij medeoprichter van kunstcentrum De Vrije Expressieven, samen met Piet van Hemme, Jan Kuhr, Johan Lennarts, Jean Nies en Rob Overstegen. In die tijd exposeert hij tijdens groepstentoonstellingen in het Van Abbemuseum in Eindhoven en in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
De groep richt ook een tentoonstellingsruimte in in een winkelpand aan de Grote Berg in Eindhoven. In deze ‘gezamenlijk geëxploiteerde winkelruimte aan een rumoerige straat in het stadscentrum hielden zij maandenlang een permanente maar periodiek wisselende expositie van eigen werk’, schrijft Babylon in een recensie in dagblad De Tijd. Het artikel wordt gepubliceerd in december 1956 naar aanleiding van een expositie in het Theo Driessen-instituut in Helmond, waaraan Jan van Gemert deelneemt.

“Naarmate de publieke belangstelling verslapte, minder selectief tot in het Eindhovense vogelpark Animali toe”, aldus Babylon over De Vrije Expressieven in De Tijd. “Toen bleek spoedig het manco aan onderlinge binding.”
De meningsverschillen drijven de groep in september 1956 alweer uit elkaar, maar Jan van Gemert blijft samen met Kuhr, Nies en de erbij gehaalde Piet van Hemme groepstentoonstellingen houden. Het werk van deze kleine groep past volgens Babylon beter bij elkaar dan dat van de oorspronkelijke Vrije Expressieven. Babylon stelt vast dat het werk Jan van Gemert ‘aanzienlijk heeft gewonnen aan bezonken ernst en monumentale versobering’ en dat Jan ‘momenteel de voornaamste figuur der Vrije Expressieven is, zowel innerlijk als artistiek’.

Museum Kempenland
Dat zijn werk in februari en maart 1995 is geëxposeerd in Museum Kempenland (De Steentjes- kerk) in Eindhoven heeft Jan van Gemert zelf niet meer meegemaakt. Directeur Peter Thoben van het museum typeert Jan van Gemert bij de opening van die tentoonstelling als een ‘eigenzinnig, bescheiden en absoluut origineel’ schilder. “In het land der blinden was een-oog natuurlijk koning”, citeert weekblad Traverse de museumdirecteur. Maar in de jaren vijftig en zestig is Van Gemert een absolute topper in Brabant, vindt Thoben. “Zijn werken stáán er. Je kunt er niet omheen. Ze bevinden zich precies zo midden in het leven als de kunstenaar dat zelf deed.”
Burgemeester Jan van Maasakkers wijst er bij die gelegenheid op dat de gemeente Gemert negen kunstwerken van Jan van Gemert bezit. “En op die manier blijft hij één van ons.” Weekblad Traverse laat ook dr. Bert Kerkhof aan het woord. Hij is een oud-collega van Jan van Gemert en ten tijde van de expositie in Museum Kempenland is hij docent wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit Nijmegen: “Hij vreesde de vlucht in veilige vormen.” De titel van de inleiding die Kerkhof bij de opening van de tentoonstelling houdt, ontleent hij aan een uitspraak van Jan zelf: “Ik kan niets anders dan wat ik doe, maar dat heb ik altijd grondig gedaan.”

Voor tekst in PDF met afbeeldingen