GH 2020-01 Hoe ons moeder het leven redde van Jan den Brouwer

Theo Donkers

Tijdens een wandeling op de Kleikampen kwam ik een paar oudere mensen tegen. Ik groette en stelde me voor als de oudste zoon van Riek van den Acker. Goh, zegt een van de twee mannen, bende gij ene zoon van Riek van den Acker van de Gruujn Steegt? Dan moet ik je vertellen dat ik aan jouw moeder mijn leven heb te danken. Ik ben Jan Brouwers… Het verhaal hieronder is een reconstructie van wat zich indertijd in een wei bij de Peelse Loop heeft afgespeeld

Het is ergens in mei van het jaar 1945. Het is lente, de koeien net enkele dagen in de wei. En Jan is een jonge boer van zo’n 20 jaar oud1. Rond 6 uur ‘s middags is hij, met op de transportfiets een emmer en een melkbus, naar de wei van zijn moeder gereden, gelegen aan de Esdonksedijk net over de Peelse Loop rechts2, om Sjanneke 2 te melken die enkele uren daarvoor voor het eerst gekalfd heeft3. Ze loopt nog bij het jongvee omdat ze wat te vroeg gekalfd heeft en niet op tijd naar huis is gehaald. Jan heeft haar met een touw vastgezet aan een wèèjpaol. De jonge koe is echter nog niet gewend om met de hand4 gemolken te worden en verdraagt het getrek aan haar vier spenen niet. Zoals te doen gebruikelijk heeft Jan de achterpoten van de koe met een touw stevig bij elkaar gebonden, zodat ze niet kan trappen of met haar harde hoeven op Jan zijn voeten gaan staan. Zo kan ze ook niet weg lopen of de emmer om stoten. En ook haar staart heeft hij mee vast gebonden, want zo’n zwiepende staart kan aardig hard aankomen, vooral in de nek. En het is ook al geen pretje als er wat stront aan die staart zit.

Op zijn houten mèlkstuuleke, wiebelend op drie poten, zit hij dichtbij de koe met zijn kop wat leunend tegen de onrustig ademende buik van het warme beest. En met de emmer tussen zijn knieën zowat half onder de uier, krijgt Jan met enige moeite wat biest in zijne emmer gemikt. Maar de jonge koe wil niet echt stil blijven staan ook al kan zij met dat touw om de poten maar weinig bewegen. Toch melkt Jan stug door, ook al komt er wel eens een straal melk in het gras terecht, want die uier moet leeg en die emmer moet toch zeker halfvol. Allemaal voor het hongerige kalf dat in zijn hok achter op de koestal, slechts enkele uren oud, in het schone verse stro al op zijn vier poten staat te wiebelen.

Jan heeft al een aardige klad biest in zijne emmer, als dan ineens Sjanneke 2 helemaal scheef gaat hangen. En voordat Jan de koe wat terug kan duwen, en zichzelf ook maar enigszins in veiligheid kan brengen, ligt hij ruggelings plat op de grond met het hele achterlijf van de koe boven op zijne borst en zijne buik. Het beest drukt zwaar op hem en weet zich geen raad want haar poten zitten nog steeds aan elkaar gebonden. Sjanneke 2 kan geen kant op en Jan ook niet. Hoe hij ook probeert, hij kan zich niet onder de koe vandaan wringen laat staan het touw om haar poten losmaken. Kortom, hij bevindt zich in een hopeloze situatie, stevig ingeklemd tussen moeder aarde en het toch wel heel zware achterlijf van de jonge moeder koe, die ook niet weet wat en hoe en met uitpuilende ogen zwaar ligt te hijgen. Ergens liggen ook nog het mèlkstuuleke en de zinken emmer. En ook de verse biest zal wel ergens op de grond liggen, het kalf kan daarnaar fluiten. Jan ligt in ieder geval met zijn kop in het gras en dus ziet zijn wereld er ineens heel anders uit met wat vredig wuivende grassprieten voor zijn ogen.

En een heftige geur dringt zijn neus binnen want Sjanneke 2 heeft van de schrik ene flinke stront gescheten. Zijn blikveld is ineens wel erg beperkt. Goed, hij ziet ook de weg naar Esdonk, maar daar komt in die dagen nauwelijks verkeer over. En het Ezzings Kapelleke kan ie ook niet zien, laat staan dat de daar wonende Maria Magdalena met al die brandende kárskes hem ook maar enigszins uit die benarde situatie kan redden. En aan roestige spijkers heeft hij in deze situatie ook al helemaal niks! En de andere jonge beesten in de wei lijkt het bijzondere tafereel niet te interesseren, hoewel er eentje is die, nieuwsgierig als ze is, aan komt kuieren. Maar ook die komt niet verder dan wat dom staan blijven kijken, schijnbaar niet begrijpend wat de haar bekende jonge boerenzoon daar zo uitvoert…

De toestand lijkt helemaal hopeloos en Jan heeft geen idee hoe zich uit deze benarde situatie te bevrijden. Hij voelt de koe steeds zwaarder op zijn borst drukken en zijne rug begint nu ook zeer te doen. Ook zijn armen zitten bekneld en hij merkt dat zijn linkerarm gevoelloos is geworden. Jan begint zich nu toch echt wel een beetje zorgen te maken, zo helemaal alleen in die ineens zo stille wei onder een jonge koe die toch ook wel liever gewoon op haar poten zou willen staan. Kortom, de situatie is levensbedreigend voor Jan aan het worden. Sterven op deze jonge leeftijd wil toch niemand. En hij is nog zo veel van plan…

Maar dan schiet het Jan ineens te binnen dat ie Riek van den Acker twee wèèje wejter 5 ook bezig heeft gezien met het melken van de koeien. Dus hij aarzelt geen moment en begint met de weinige lucht die hij nog in zijn longen heeft haar luidkeels om hulp te roepen. Jan kan Riek niet zien maar hij blijft haar om hulp schreeuwen. En dan is daar ineens Riek zijn reddende engel, zo’n 18 lentes jong en gezegend met een paar goeie oren, die meteen in de gaten heeft wat er aan de hand is. Vlot knoopt ze het touw om de stijve koeienpoten los. Ze hoeft de koe nog niet eens aan te sporen, het beest tilt zichzelf meteen op en stapt opzij. Jan heeft er wat meer moeite mee dus Riek steekt hem haar sterke hand toe en trekt hem overeind. Jan is nog behoorlijk van streek maar kan uiteindelijk Riek toch hartelijk bedanken en haar zeggen dat zij zojuist zeker zijn leven heeft gered…

Ge moet er toch niet aan denken dat Riek van den Acker er toen niet geweest was. Dan was bij een fatale afloop Jan den Brouwer niet ouder dan een jaar of twintig geworden en waren er een heel aantal Brouwers er ook niet geweest…

En nou, zo’n 75 jaar later, vindt Jan het nog steeds verrekte zeund van de skone melkemmer die helemaal ingedeukt was. Sjanneke 3, het kalf van nummer 2, maakte dat allemaal niks uit, die was al lang blij dat ze uiteindelijk toch nog wat biest kreeg uit de gedeukte emmer.

Noten

1. Jan zijn vader was op 24 februari 1931 gestorven, pas 52 jaar oud. 

2. Bij Den Brouwer bestond de unieke situatie dat bijna alle grond achter de boerderij in de Pandelaar 48 gelegen was. Maar ze hadden ook nog een perceel op Esdonk (1.20 ha) waar dit verhaal over gaat, en een perceel gelegen op Koks (circa 1 ha).

3. We hebben de jonge koe Sjanneke 2 gedoopt omdat ze zeer waarschijnlijk behoorde tot de ‘Sjannekestam’, weet Jan den Brouwer zich nog te herinneren. En laat hij van Sjanneke 1 nou ook nog een foto hebben…

4. In 1945 waren er in Brabant nog geen melkmachines. Voor 6 koeien was dat ook niet nodig. Sommige gezinnen hadden in die tijd meer kinderen dan melkkoeien. Bij Den Brouwer hadden ze een gemengd bedrijf met wat zeugen, een paar honderd leghennen, en enkele vleeskalveren die met koeienmelk werden vetgemest. Jan den Brouwer heeft in 1959 een melkmachine aangeschaft.

5. Komend van de Gruujn Steegt lag het weiland van Jan zijn moeder aan de Esdonksedijk net over de Peelse Loop aan de rechtse kant. Naast het weiland van Brouwers lag een weiland van de familie Rooijakkers en daar weer naast lag het weiland van Kneel van den Acker waar Riek de koeien aan het melken was. Deze weilanden waren allemaal bereikbaar via een zandweg die vlak langs de Peelse Loop afliep. De zandweg is er nog, verstopt onder hoog gras en struiken en nu helaas niet meer toegankelijk, zijnde een rustgebied voor wilde dieren…

6. Auteur Theo Donkers is de oudste zoon van Johan Donkers en Riek van den Acker, geboren 14 maart 1952. Dank aan Jan en zoon Wout Brouwers voor alle informatie betreffende dit verhaal. 

GH-2020-01-Theo-Donkers-Hoe-ons-moeder-het-leven-redde-van-Jan-den-Brouwer.pdf