GH 2020-01- Aanvulling Gemerts Woordenboek

Wim Vos

Wederom ontving ik van Harry Slits een lijst van woorden en uitdrukkingen waarvan hij de meeste van zijn ouders gehoord had en die hij miste in het in 2017 gepubliceerde Gemerts Woordenboek. Ik geeft ze hier alsnog, Ik heb ze in dezelfde vorm gegoten als de lemmata in het Gemerts Woordenboek. Daarbij heb ik niet het hele lemma met alle betekenissen gegeven, maar uitsluitend de nieuwe betekenis of een al gepubliceerde betekenis (met eventueel het vet gedrukte betekenisnummer) die het woord heeft in de nieuwe uitdrukking. Als in de toekomst deze publicatie ooit gedigitaliseerd wordt, kan deze aanvulling, hoop ik, gemakkelijk ingevoegd worden in de gedigitaliseerde versie. Tenslotte nog een woord van dank aan Harry voor zijn nauwkeurige correctie van de kopij voor dit artikel.

Gímmers – Nederlands

aoreg bn -er, -st: 1. vreemd, raar. (gez, zie Sintereklos).

boewr m ev/mv boere verkl boerke: 1. boer. ‘nen Boewr die kultuujr gefraëte hé/hí: iemand die zich boven zijn afkomst verheven voelt.

botteramlèkker pred bn: betrouwbaar. D’n dieje is nie (krèk) botteramlèkker: hij doet vreemde dingen, is niet helemaal betrouwbaar.

dorumtrènt voornaamw bw: daar in de buurt, daar ergens. Daor òf dorumtrènt, zí de landmaëter. fiets m/v ev/mv -e verkl -ke:

fiets. Wa héb ik naw án m’n(e) fiets hange: wat zal me nu gebeuren?

hange ww (1haang, 2/2mhaangt, 3hééngt, 1m/3mhange, 1/3hóng, 2/2mhoongt, 1m/3mhónge, h. gehange) I. onoverg: 1. hangen (van zaken) aan het boveneind ondersteund of bevestigd door eigen zwaarte neerwaarts gestrekt gehouden worden, zodat eventueel een slingerbeweging mogelijk is). (gez, zie fiets, klooët 6, ooër).

hawtere stoff bn: houten. Ik héb ok gín hawtere meundje: ik lust ook wel wat. (gez, zie bákkes, baëvert, jas, kélk, mónd, vlís).

jas 1 m ev/mv -se verkl jèske: jas (kledingstuk voor mannen). (gez, zie wèèje).

kónt 1 v ev/mv -e. verkl kuntje: (v.e mens, dier) kont, achterwerk, achterste, gat, reet. ’n Kónt as ’n toeptòffel: een enorme kont.

kultuujr m ev/mv -tuure: kultuur. (gez, zie boewr).

lamballe ww onoverg (-t, -de, h. gelambald): lummelen, verveeld rondhangen.

landmaëter m ev/mv -s: landmeter. Daor òf dorumtrènt, zí de landmaëter.

mooj (moj, mouwie) bn (mojer, mojst): mooi. Opm 1: mooj is de moderne uitspraak van het oudere mouwie; (gez, zie kónt). [Opm 2: moj wordt vaak gebruikt als het woord bijwoordelijk gebruikt wordt: ’t Is moj (zat) gewíst: het heeft nu lang genoeg geduurd. Die kan moj vertélle: die moet je niet altijd geloven).

mónd m ev/mv moond verkl meundje: 1. mond (gez, zie bákkes, èrpelaëter, wátter, zòk) peekòffie m ev/geen mv:

peekoffie, tot poeder gemalen gebrande wortelen van sommige planten, m.n. van de cichorei (surrogaat van koffie

rajfelgat o ev/geen mv: beweeglijk, drukdoend meisje dat overal opklimt, snel op en neer loopt (=rajfelkónt, raajfelskeet. rajfeltrien).

rajfelkónt v ev/mv -e verkl -kuntje: beweeglijk, drukdoend meisje dat overal op klimt, snel op en neer loopt. (=rajfelgat, rajfelskeet, rajfeltrien).

Sintreklos (Sintereklos) m ev/geen mv

skróbbelóp m ev/geen mv: 1. verwaarloosd bouwwerk, puinhoop. Hoenaër braëke ze dízze skróbbelóp naw ’s af? 2. rommelig interieur. Wanne skróbbelóp is ’t baj állie binne!

speet m/v ev/mv -e verkl spítje: 2. zodanige diepte als men met één keer steken bereikt. Ge moet die èrpel ’n spítje diejp zétte: (d.i. net onder de grond, een halve spade diep).

ston ww onoverg (1stou, 2/2mstot, 3stí, 1m/3mston, 1,3stón, 2/2mstoont, 1m/3mstónne, h. geston): staan. 4. (zich bevinden in de toestand die door een bepaling wordt uitgedrukt:): Zo de wind wèèjt, zo stí/wèèjt z’n jèske: hij is een echte opportunist.

strèèjlek bn: overdreven kritisch. ‘ne Strèèjleke mèns: imand die steeds de beweringen van anderen tegenspreekt, voortdurend in de contramine is.

tangenán (tèngenán) bw van plaats: achterin, aan het eind van. (tgov veurin) Tangenán de gang, dor moete zén.

toeptòffel v ev/mv -s: speeltafel voor het kaartspel toepe (:toepen). (gez, zie kónt).

tootappel m ev/mv -s verkl -èppelke: Prinses Nobel, vroegrijpe appel die enigszins spits toeloopt. [Opm:Vgl ‘tootappel’ in Wim van Gompel, Reusels Woordenboek, 2002, deel I, De Mens, p. 127.]. (Vgl toot1 , tootmèns).

verraoje ww overg (vormen, zie raoje. h. verraoje): verraden. Ze hébben ‘m verraoje: de eerder gestorvenen hebben hem als volgende getipt, ze hebben de Dood zijn naam ingefluisterd.

verrèkkenes o ev/geen mv: lichaam:. Ik doew gaow án vùrdè ‘k daolek ’n skoewr óp m’n verrèkkenes kriejg: ik vertrek gauw voordat ik dadelijk nat word. As ge dè nòg ‘ne kaër doet, skup ik ‘w tíggen oew verrèkkenes.

vertélle ww overg (vormen, zie télle, h. vertééld): vertellen. Haj kan me nòg maër vertélle: dat maakt hij mij niet wijs.

vingerlek bw van kwantiteit: helemaal. (van voedsel:) ’t Is vingerlek óp: er is helemaal niets over (als het ware met de vinger uitgelikt).

vòd o ev/mv -de verkl vödje: 2. Iets waaardeloos, een vod. Iemes áchter z’n vòdde zitte: iemand tot spoed manen, achter de broek zitten.

vùrre II. bw van tijd. 2. In vùrre wérke: vast vooruit werken i.v.m. te verwachten drukte. Óns moeder braojde ’n pár daog vùr Kòrsmes al ‘nen hooep vlís in vùrre.

wèèje 1 ww onpers (-t. -de, h. gewèèjd) I. onoverg: waaien. Zo de wind wèèjt, zo stí/ wèèjt z’n jèske: hij is een echte opportunist

wérke ww onoverg (-t, -te, h. gewérkt): 1. werken. (gez, zie aopezoewr, Gòd, kónt, naod, pèrd, stonde, vùrre).

Nederlands – Gímmers

appel: appel (spits toelopend, vroegrijp): tootappel

betrouwbaar: botteramlèkker

bouwwerk (verwaarloosd): skróbbelóp

daar in de buurt: dorumtrènt

daar ergens: dorumtrènt

helemaal: vingerlek

interieur (rommelig): skróbbelóp

kritisch (overdreven -): strèèjlek

landmeter: landmaëter

lichaam: dónder, flikker, lejf, ribbekast, verrèkkenes

lummelen: lamballe

meisje (beweeglijk, drukdoend, klimgraag): rajfelgat, rajfelkónt, rajfelskeet, rajfeltrien

mooi: feeng, moj, mooj, mouwie, poetseg, skon

peekoffie: peekòffie

Prinses Nobel: tootappel

puinhoop: skróbbelóp

rondhangen (verveeld -): lamballe

GH-2020-01-Wim-Vos-Aanvulling-Gemerts-Woordenboek.pdf