GH- 2018 04 Bijnaam ‘de stuuper’

een nieuwe poging tot een verklaring

Piet Vos en Wim Vos

In het lemma ‘Stuuper, de –’ in het Gemerts Woordenboek (2017), p. 547, wordt als betekenis van deze bijnaam van de slagersfamilie Van Schijndel ‘bijwever, helper’ geponeerd. Deze verklaring berust op een artikel van Jacques van der Velden.1 Jacques trof ‘stoeper/stuuper’ aan in de Tilburgse Courant van 1929, waarin die betekenis gegeven werd. Echter, de bijnaam ‘de stuuper’ hoorde bij een slagersfamilie. Jacques dacht dat de naam daarom misschien sloeg op het beroep van een voorvader van de slagers, en dat ‘stuuper’ mogelijk is afgeleid van het ww. ‘stoppen’ (:dichtmaken), zoals in lakenstopster.

Onlangs schreef Peter van der Wijst een verhaal in het Gímmers over Gemertse bijnamen. Het hele verhaal krijgt u ongetwijfeld nog een keer te horen op een ‘Gímmerse Middeg’, maar één passage uit zijn verhaal willen wij hier even citeren, omdat hij daarin een interessante betekenis van ‘stuuper’ geeft, die ook nog eens beter aansluit bij wat veel Gemertenaren altijd al dachten.

“Godde richteng ’t Kèske, dan wonde daor Graard èn Leen van Schijndel, die han as bajnaom ‘de Stuuper’. Graard kwamp aojt ’n sláchtersfemielie, d’n bajnaom ‘de Stuuper’ dankte haj án z’n beroep. As vruuger ’n vèèrke geslácht wiejr, goote ze ’r haët wátter óvver èn gónge mí ’n horntje de haor d’r vanaf krabbe òf ‘stuupere’, zo-as ze dè toen nuumde ….”2 In een gesprek over dit verhaal na afloop van het recente Grooët Gímmers Dikteej 2018 zei Peter dat stuupere zoiets betekende als: de huid van een geslacht varken met behulp van gereedschap in de vorm van een trechter met haak van haren ontdoen.3 Wim Vos dacht toen aan het werkwoord stoepe. In dat lemma in het GWB wordt als betekenis gegeven ‘poetsen’ met twee voorbeeldzinnen: ‘Ge moet oew skoewn ífkes stoepe…’ en ‘Smondes waor ’t wasdág èn stón ’w uure óvver (…) die ròbbel (:wasbord) te stoepe: de was op en neer te wrijven over het wasbord om het vuil eruit te poetsen’.4 Vooral in de tweede voorbeeldzin lijkt het werkwoord stoepe een stotende beweging van de hand(en) aan te duiden die lijkt op de beweging die een slager maakt bij het verwijderen van varkenshaar.

Nog interessanter werd het toen Piet Vos in Onze taal in een recensie van een Jiddisch woordenboek las: “Het woord sjtoepm betekent in het Jiddisch niet alleen ‘duwen’.5 Hedendaagse sprekers van de taal, overwegend vrome Joden in New York, Londen en Antwerpen, kennen ook een andere betekenis: ‘neuken’.” Het Nederlandse woord ‘neuken’ betekent trouwens ook oorspronkelijk ‘stoten’. De beweging die de slager maakt met het trechtervormige stuk gereedschap om de haren te verwijderen, zal ook een soort stotende beweging zijn.

In de aflevering van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten over de slager lezen we op pagina 1 van het ‘ten Geleide’: “De Joodse vaktermen i.v.m. het huisslachten worden hier niet behandeld.” Het ww stuupere vinden we dus niet in deze aflevering van het WBD. Dat is jammer, want in de slagersterminologie vindt men vaak Joodse termen (denk aan het ritueel slachten).

In het Woordenboek der Nederlandsche taal vinden we ook nog stoepen (II): “1) stuiken met knikkers (…) stoepen. met de hand een vooruitdrijvende beweging doen, om den marmer zeer ver te brengen (…)”.6 Ook hier zien we dus een vergelijkbare beweging van de hand als bij de slagersterm. Voor de overgang -oe- > -uu-: vergelijk bijvoorbeeld roeren tegenover het Gemertse ruujre.

Noten

1 Jacques van der Velden, De Praojst, in: Gemerts Heem 2011, nr. 4, p. 5-10.

2 Peter van der Wijst: Bijnamen; nog niet gepubliceerd; de geïmproviseerde spelling van de auteur is hier omgezet in de nieuwe Gemertse spelling (ngs).

3 Zie het lemma Krabber in WBD II, afl. 1, p.30: “een meestal kegelvormig metalen voorwerp met een scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert.” 

4 GWB, s.v. stoepe, p. 538.

5 Onze taal 2018, nummer 4, p. 24-26, recensie van marc Oostendorp ‘Het grootste Jiddische woordenboek ter wereld,Justus van der Kamp over zijn levenswerk’. Wikipedia: “Het Jiddisch of Jiddis (… Jüdisch, Joods-Duits) is een Germaanse taal die door ongeveer drie miljoen Joden over de hele wereld gesproken wordt.”

6 marmer: knikker (vgl. het engelse marble).

GH-2018-04-Bijnaam-de-stuuper-een-nieuwe-poging-tot-verklaring.pdf