GH-2017-04 Ze noemden me Zoeloe

Hein van Dooren

Arie van Dommelen, zoon van een zwarte Amerikaanse bevrijder 

Arie van Dommelen is de zoon van de Gemertse Mien Vermeulen en een onbekende zwarte Amerikaanse soldaat die kort na de bevrijding van Gemert ingekwartierd lag in Handel. Arie, 71 jaar inmiddels, zocht jarenlang naar zijn vader, maar heeft hem niet kunnen vinden.

“Ik ben op 17 december 1945 geboren in Jaarsveld, gemeente Lopik. Ons moeder kreeg kort daarvoor een relatie met Teun van Dommelen die in Gemert in de werkverschaffing was terechtgekomen. Teun kwam uit Jaarsveld en daar is hij ook met ons moeder getrouwd. Dat ze al zwanger was van een ander, was voor hem geen probleem. Na mijn geboorte kwam ons opoe op bezoek, die blijkbaar niet wist van de komst van een bruin ‘kiendje’. Ze was in ieder geval erg verbaasd, is mij verteld. Door de familie Vermeulen ben ik met open armen ontvangen. Mijn tantes en kennissen fietsen graag met mij in het fietsstoeltje door Gemert. Ik was een mooi manneke en een bezienswaardigheid door mijn getinte huid en mijn bos krullen.”

Naar Gemert

“Zeven jaar heb ik in Jaarsveld gewoond. Mijn broer Bennie is daar ook geboren. In 1953 liep het huwelijk tussen ons moeder en Teun van Dommelen stuk. Ik kwam vóór die tijd al veel in Gemert. Af en toe kwam er iemand vanuit Gemert op bezoek en die nam me dan mee. Soms woonde ik maanden in Gemert voordat ik terugging naar Jaarsveld en nu trokken wij definitief in bij ons opoe Jaan en opa Bert Vermeulen in de Wachtendonkstraat. Hoe wij ook nog in dat huis pasten, is me een raadsel. Ons opoe en opa hadden achttien kinderen, sommigen waren al getrouwd, maar toch, het was druk in huis.”

Dat hij anders was dan de jongens waarmee hij in zijn lagere schooltijd in Gemert optrok, werd Arie van Dommelen al vroeg duidelijk. Hij werd door kinderen uitgemaakt voor Zoeloe. “Ik vond het niet leuk, maar heb me er ook niet veel van aangetrokken. De eerste twee jaar zat ik op de Komschool. Ik kan me herinneren dat we na de grote vakantie naar de volgende klas gingen. We zochten allemaal een eigen plekje, maar ’s middags kreeg ik een andere plaats. De moeder van de jongen die naast me zat, had haar zoon een briefje meegegeven. Ze wilde niet dat hij naast me zat. Ik vond het vreemd, maar ik dacht niet in termen van discriminatie. Het overkwam me.” De derde tot en met de zesde klas bracht Arie van Dommelen door op de Pius X-school aan het Frans Brugske, waar hij zeker niet de enige was met een bruine huidskleur vanwege de komst in de jaren vijftig van 120 repatriantengezinnen uit Nederlands-Indië. Niet dat dat gegeven voor Arie van Dommelen veel uitmaakte. Hij bevocht voor zichzelf een plaats in het Gemertse. “In het begin had ik het moeilijk op de Pius X-school, maar in de vierde klas was dat afgelopen. Ik liet niet meer over me heenlopen. Ik sloeg erop.” Hij stond er trouwens niet helemaal alleen voor. “Ik bewaar goeie herinneringen aan meester Swinkels en meester Van der Smissen. Die waren vaker op de harde weg geweest. Zij kwamen voor me op en riepen anderen tot de orde. Thuis had ik het er trouwens niet over.”

Arie van Dommelen haalt er nu zijn schouders over op, maar uit het gemak waarmee hij andere vormen van discriminatie opsomt, kan het niet anders of het heeft bijgedragen aan zijn vorming tot volwassen man. Hij noemt onder meer: vriendinnetjes die niet met hem mochten omgaan omdat hij een ‘buitenlander’ was; drie aanhoudingen zonder enige aanleiding door de politie tijdens treinkapingen door Molukkers in de jaren zeventig; en een volgens hem lachwekkende situatie tijdens zijn werk als elektricien toen een vrouw tijdens een renovatieklus aan haar man liet weten dat zij niet alleen met Arie in huis wilde zijn.

Taylor Williams of William Taylor

Dat Arie van Dommelen een zoon is van een zwarte Amerikaanse militair die Nederland hielp bevrijden van de Duitsers, zal die vrouw niet geweten hebben. Van Dommelen heeft zich er zelf lange tijd ook niet mee bezig gehouden. Pas toen zijn zoon Rogier een jaar of vijftien geleden vragen begon te stellen over zijn grootvader in Amerika is hij aan de slag gegaan. “Ons moeder heeft er nooit iets over verteld. Als ik er naar vroeg zei ze: dat vertel ik nog wel eens. Het is er nooit van gekomen. Op 53-jarige leeftijd is ze overleden. Ik vroeg het later aan haar zussen en broers. Tante Nel had een naam gehoord: Taylor Williams, maar het kon ook William Taylor zijn. Ome Sjef vertelde dat er een Odell Taylor lag ingekwartierd in Handel. Het onderzoek naar die namen leidde tot niets.”

Tijdens zijn speurtocht heeft Arie van Dommelen onder andere gesproken met Jan Bouw. Zijn ouders hadden een boerderij annex café midden in Handel. Jan, die in 2008 is overleden, was 21 jaar tijdens de bevrijding van Gemert in september 1944, en kon zich nog goed herinneren dat er rond die tijd maandenlang circa dertig zwarte Amerikanen waren ingekwartierd in kamers boven het café en tussen de vijftig en zestig in de school naast hun boerderij. Zij maakten volgens Jan Bouw onderdeel uit van een transportbataljon dat onder meer munitie vervoerde naar het front. “Negentig procent was echt zwart”, aldus Jan Bouw.

De zoektocht in Handel strandde al gauw. Via een zwager van Arie, een Amerikaan die getrouwd is met de zus van zijn vrouw, werd er nog geprobeerd om via Amerikaanse archieven meer informatie te vergaren. Die poging liep op niets uit omdat de dossiers van zwarte veteranen in 1973 verloren gingen bij een brand in St. Louis. Arie: “We hebben ook de redactie van Spoorloos gevraagd, maar die vroeg om zoveel voorinformatie dat je het net zo goed zelf kon uitzoeken. We liepen kei en kei vast.”

Was het wel een zwarte Amerikaan?

Een jaar of vijf geleden vertelde een heemkundige uit Helmond dat Arie van Dommelen op het verkeerde spoor zat. Niet een zwarte Amerikaan zou zijn vader zijn, maar een zwarte man die diende in het leger van de Britten. Amerikanen zouden ten tijde van de relatie van zijn moeder met een militair niet in de buurt van Gemert zijn geweest. Het zou een inwoner van een kolonie van Groot-Brittannië kunnen zijn geweest: een Indiër, een Maori of een Aboriginal. Arie gelooft daar niets van. Hij blijft ook gezien zijn uiterlijk (“Ik had in mijn jeugd een Afrokapsel”) en de verhalen binnen zijn familie er vanuit gaan dat hij een zoon is van een zwarte Amerikaanse militair. Arie vertelt dat zijn moeder in de jaren vlak na de oorlog aan een enkeling liet weten dat de vader van haar kind was gesneuveld. Of zij die informatie daadwerkelijk heeft gekregen, is niet meer na te gaan. Misschien zei ze het om verlost te worden van pijnlijke vragen over een man die niet meer kwam opdagen. Door haar zwangerschap was ze in een lastig parket terechtgekomen. Zwangerschap buiten het huwelijk werd in die jaren als een grote schande gezien. Dat Teun van Dommelen verliefd op haar werd en met haar wilde trouwen, zal ze zeker als een uitkomst hebben ervaren. De Gemertse pastoor J. Kuijte moest haar nog wel dispensatie verlenen om met de protestantse Van Dommelen in het huwelijk te kunnen treden, maar toen kon ze uiteindelijk toch trouwen en verhuizen naar Jaarsveld. Arie werd gedoopt en kreeg een katholieke opvoeding.

Of er sprake is van een gesneuvelde Amerikaanse militair is na te gaan op de site van de American Battle Monuments Commission. Daar worden 36 Taylor’s genoemd die tijdens de Tweede Wereldoorlog sneuvelden. Eén van hen ligt op de Amerikaanse begraafplaats van Margraten. Hij maakte onderdeel uit van de Parachute Infantry van de Airborne Division en kwam om het leven op 21 september 1944. Omdat Arie werd geboren op 17 december 1945 kan deze Taylor zijn vader niet zijn. Ook de andere Taylors en gesneuvelde militairen met de achternaam Williams brengen ons niet dichter bij een antwoord.

Inkwartiering Afro-Amerikanen in Handel

Een zoektocht in Handel geeft uiteindelijk wel meer informatie. Want ondanks de stelligheid van de Helmondse heemkundige lagen er wel degelijk tientallen Afro-Amerikanen ingekwartierd binnen de gemeentegrenzen van Gemert in de maanden nadat het dorp bevrijd was van de Duitse bezetter. Als herinneringen van Handelnaren daar al niet voldoende bewijs voor zijn, dan is het toch zeker een foto uit die tijd met drie zwarte Amerikaanse militairen bij een Handels kippenhok. Er worden zelfs namen genoemd, maar die van William Taylor, Taylor Williams of Odell Taylor, zit daar niet tussen. Handel telde in de periode oktober 1944 tot mei 1945 zeker 29 families met ingekwartierde militairen. De toenmalige burgemeester van het door de Engelsen bevrijde Gemert, major C.E. Drake, wees de woningen aan waar militairen moesten worden ondergebracht. Van weigering kon geen sprake zijn. In dat geval ‘eischte’ de burgemeester de woningen op. Voor de inkwartiering ontvingen de families een vergoeding, zoals blijkt uit stukken in het Gemertse gemeentearchief. Zo kregen acht Handelse families een bedrag van in totaal 323,75 gulden voor het onderbrengen van 97 militairen gedurende een week begin november 1944.

Burgemeester Drake vorderde per 1 oktober 1944 ook de Handelse lagere school voor de Amerikaanse militairen. Dat haast gemaakt was met de inkwartiering blijkt uit een brief die het gemeentebestuur verzond aan het R. K. schoolbestuur. De schoolbanken stonden op 18 december nog steeds buiten, afgedekt door een zeil. “U zult het toch wel met ons eens zijn dat het veel beter is de banken ergens op een zolder of in een schuur op te slaan. Graag voor Kerstmis”, schreef het gemeentebestuur.

In 1946 dienden tientallen bewoners van de gemeente Gemert een aangifteformulier in, waarin zij schreven schade te hebben geleden als gevolg van inkwartiering. Op de formulieren wordt onder meer gevraagd naar de veroorzaker van de schade. In de meeste gevallen lieten de Gemertenaren die vraag onbeantwoord. Dat het geallieerde militairen waren is helder, maar tot welk legeronderdeel zij behoorden, was de meesten onbekend. Slechts een enkeling noemde een naam. Het meest concreet was nog de gemeente Gemert die een bedrag van 6121,59 gulden declareerde voor schade aan de lagere school in Handel – een bedrag waarover de gemeente overigens tot ver in de jaren vijftig steggelde met het Bureau Financiering Wederopbouw. Schuldig aan de veroorzaakte schade was volgens de gemeente de 21e legergroep Second Army, een Brits legeronderdeel, terwijl Handelnaren met zekerheid menen te weten dat Amerikanen in de school ingekwartierd lagen.

Herinneringen van ooggetuigen

Kastelein Adrianus Bouw uit Handel schrijft gedurende acht maanden circa 30 militairen in huis te hebben gehad ‘die niet altijd voorzichtig waren’. Hij verwijst naar het Royal Armourd corps R.E. U.S. enz. eveneens een Brits onderdeel, hoewel de letters U en S naar Amerikanen lijken te verwijzen.

Piet van de Vossenberg uit Handel schrijft niet te weten bij welk legeronderdeel de militairen horen die bij hem ingekwartierd zijn. “Dit is onmogelijk doordat steeds nieuwe kwamen, welke bestonden uit Engelschen en Amerikanen.” Tussen de schadeformulieren in het Gemertse archief duikt ook een ‘bestelformulier’ op van de Britsche Strijdkrachten gericht aan de bourgomaster van Handel. Uit het formulier, gedateerd 12 maart 1945, blijkt dat Handelnaar J. Ponjé een afvoersysteem heeft gerepareerd in opdracht van de Britse Luitenant-Kolonel D. Bathe. De reparatiekosten moet Ponjé declareren bij de burgemeester. Het formulier dient daarvoor als bewijs.

Interessant is dat ook melding wordt gemaakt van een Amerikaans legeronderdeel dat in Handel blijkbaar kampt met een kapotte afvoer: 2707 Engr. Dump. TRK. Coy U.S. Army.

Legeronderdeel op het spoor

Die naam brengt ons op het op het spoor van het 9e Leger dat in april 1944 door de Amerikanen werd opgericht. De thuisbasis was Fort Sam Houston in de Texaanse stad San Antonio. Het bevel over dit nieuwe leger, dat op zijn hoogtepunt bestond uit 350.000 manschappen, lag in handen van luitenant-generaal William Hood Simpson. Op 29 en 30 augustus landden de eerste eenheden van het 9e leger op Utah Beach in Normandië. Van oktober 1944 tot maart 1945 was Maastricht – de eerste bevrijde stad van ons land – het hoofdkwartier, de bevoorradingsbasis en de rustplaats van het 9e Leger.

Tijdens de Slag om de Ardennen raakte het 9e Leger geïsoleerd van andere Amerikaanse legereenheden, waarna het op 20 december 1944 onder commando kwam te staan van de 21e Legergroep van Bernard Montgomery. De gemeente Gemert zat er dus niet echt naast met haar aanduiding van het legeronderdeel dat was ingekwartierd in de Handelse school.

Meer duidelijkheid over het legeronderdeel 2707 verschaft het boek Conquer the story of Ninth Army 1944-1945 van kolonel Theodore W. Parker Jr. en kolonel William J. Thompson, gepubliceerd in 1947. Het boek geeft met name inzicht in het werk van militairen die onderdeel uitmaakten van de tactische, administratieve en logistieke onderdelen van het 9e leger. In een voorwoord schrijft luitenantgeneraal Simpson dat deze legeronderdelen in de geschiedschrijving niet alle aandacht krijgen terwijl zonder hen ‘the job not could have been done’.

In de appendix van het boek worden onder het kopje Engineer veertien Dump Truck Companies genoemd waaronder de 2707. Dat de Handelse eenheid onderdeel uitmaakte van het gigantische 9e Leger is hiermee bevestigd. Vragen over de grootte van dit specifieke onderdeel, hun taken, hun inkwartiering blijven onbeantwoord. Wat deed dit Amerikaanse legeronderdeel trouwens in de Britse sector waar Handel eind 1944 in lag, terwijl ze ingedeeld waren bij het 9e leger dat veel zuidelijker in de frontlinie actief was? Zou dit legeronderdeel, nadat het tijdelijk onder bevel van Montgomery kwam te staan, uitgeleend zijn aan de Royal Engineers omdat het een gespecialiseerde eenheid was uitgerust met kiepvrachtwagens? Vrachtwagens waar Handelnaar Wim van de Vossenberg levendige herinneringen aan bewaart. (zie kader).

Wie is de vader van Arie van Dommelen?

In het boek Conquer the story of Ninth Army staat een lijst met enkele duizenden namen van militairen die hun diensten verrichten binnen het hoofdkwartier van het 9e Leger tot oktober 1945. De achternaam Taylor komt zeven keer voor en de naam Williams negen keer. Eén naam komt nog het dichtst in de buurt van de namen die Arie Van Dommelen te horen heeft gekregen van zijn familieleden: William A. Taylor. Hij heeft de rang Private First Class. Zou hij het zijn? Zou hij tijdens of na de oorlog in het hoofdkwartier zijn terechtgekomen?

Het antwoord op die vraag ligt mogelijk verscholen in Amerikaanse archieven, maar vergt een tijdrovende zoektocht zonder zekerheid over de uitkomst. In de eerste plaats is er onzekerheid over de naam van de zwarte Amerikaan die we zoeken. Familieleden van Arie noemen drie verschillende namen en Handelse zegslieden die de oorlog bewust hebben meegemaakt, zeggen die namen niets. Drie voornamen weet een van hen op te noemen, maar de mogelijke naam van de vader van Arie van Dommelen zit daar niet bij. De zoektocht zal bovendien ernstig gehinderd worden door het feit dat bij de eerder genoemde brand in 1973 in het National Personnel Records Center in St. Louis de dossiers van zwarte veteranen verloren zijn gegaan.

Kortom: we zijn het een en ander te weten gekomen over de inkwartiering van zwarte Amerikaanse soldaten in Handel, hebben het onderdeel gevonden waartoe zij behoorden, kwamen een foto op het spoor met drie African Americans vlak na de bevrijding van Gemert en tekenden levendige herinneringen op van Handelnaren die de militairen van nabij hebben meegemaakt, maar de vader van Arie van Dommelen hebben we niet kunnen traceren.

Witte gewonden wilden geen bloed van zwarten

Circa 1,2 miljoen zwarte Amerikanen werkten zowel thuis als overzee mee aan het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog. In de VS gold in die jaren een strikte rassenscheiding. Blanken beschouwden zwarten als inferieur. Zwarten mochten niet stemmen, niet naar blanke scholen gaan, niet in blanke winkels kopen, niet in blanke restaurants eten en niet in blanke hotels slapen. Die strikte rassenscheiding weerspiegelde zich in het leger. Gemengde troepen waren ondenkbaar. Amerikaanse troepen maakten gescheiden de overtocht naar Engeland. De witte Amerikanen bovendeks, de zwarte benedendeks. De militaire politie hanteerde verschillende strafmaten voor blank en zwart. Blanke gewonden wilden geen bloed van zwarten, etc. etc. Pas in 2009 toen president Obama Normandië bezocht, zijn er voor het eerst zwarte veteranen uitgenodigd bij de herdenkingsbijeenkomst van D-Day.

Het overgrote deel van de zwarte soldaten dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Quarter Master Service Company. Hun taken bestonden onder meer uit het vervoeren van brandstof, repareren van voertuigen, bezorgen van munitie aan de frontlinie en het delven van graven. De in Handel gelegerde zwarte troepen vervoerden volgens Handelse zegslieden munitie en brandstof naar het front.

Dit jaar verscheen een boek van de hand van Mieke Kirkels met als titel Kinderen van zwarte bevrijders. Zij vertelt het verhaal van Limburgse vrouwen die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een relatie kregen met een zwarte Amerikaanse militair. Uit die relaties zijn circa zeventig kinderen geboren. De militairen werden in Limburg in 1944 hartelijk ontvangen. Voor de verwekte kinderen gold dat in mindere mate. Sommigen werden liefdevolle opgevangen, anderen verkeerden in stressvolle familierelaties. In veel gevallen ervoeren zij discriminatie. 

GH-2017-04-Ze-noemden-me-Zoeloe.pdf