GH-2017-04 Iets zeldzaamst

John  van de Laar

Toen veldwachter Egbert van den Hurk op 6 september 1833 overleed, moest op zoek worden gegaan naar een opvolger. Twee kandidaten kwamen in aanmerking, de 51-jarige Cornelus(sic) Gerritsen en Jan Gijsbert Lagerweij, 32 jaar oud.

Van eerstgenoemde kandidaat was bekend dat hij al eerder veldwachter was in Stiphout, daarna in Nuenen, Gerwen en Nederwetten en later in Gemert waar hij in alle opzichten voldaan had. In 1828 werden hij en zijn vrouw ‘vader en moeder’ in het Roomsche weeshuis in Zwolle. Het gemeentebestuur drong er bij Cornelus op aan te solliciteren, wat hij deed. In de aanbevelingsbrief die burgemeester Rietman aan de gouverneur van de provincie schreef, gaf hij onomwonden zijn voorkeur weer voor Cornelus en vroeg hem Cornelus te benoemen, omdat hij “uit vroegere ondervinding een goed veldwachter is, en welke zich nooijd aan dronkenschap pligtig maakt, het gene bij soortgelijke menschen iets zeldszaamst is, en gemakkelijk voor den dienst.”

Noot:

BHIC Den Bosch, Provinciaal Bestuur 1810-1930, toegangsnummer 17, inventarisnummer 703

GH-2017-04-Iets-zeldzaamst.pdf