GH-2017 02 Twan Rooijakkers

Ik kan niet wachten tot hij draait’

Wie: Twan Rooijakkers

Leeftijd: 47

Woonplaats: Gemert

Wat doet hij: Logistiek- en emballageplanner

Functie bij de Molenstichting Gemert- Bakel: Molenaar van De Volksvriend, samen met Jeroen van Boxmeer; penningmeester van de Molenstichting

De restauratie van molen De Volksvriend aan de Oudestraat te Gemert is nog in volle gang als we de molen bezoeken. De toegangsdeur valt van ellende bijna uit elkaar en ook binnen in het hart van de molen is het een warboel van door houtworm aangetaste balken, verroest ijzerwerk en afbladderende muren. Althans, zo kan een ongeoefend lekenoog het zien. Molenaar Twan Rooijakkers is juist razend enthousiast. “Ik kan niet wachten tot hij draait”, zegt hij. Hij is blij dat de Molenstichting niet heeft gekozen voor vernieuwing van de molen, maar voor restauratie. Hij zegt het onomwonden: “Ik ben wel eens in Best geweest in een molen waar alles vernieuwd was. Ik vond er geen zak aan. Alle sfeer was er uit gesloopt. Neem de trappen in De Volksvriend. We hadden er nieuwe in kunnen zetten, maar dan waren de kuilen die de klompen van vorige molenaars in de treden sleten ook verdwenen. Juist zo’n detail geeft sfeer aan een molen. Dat geldt ook voor de muren. We kunnen die opnieuw laten stuken, maar dan verlies je iets wat zo’n molen karakter geeft.”

Twan Rooijakkers, die ook penningmeester is van de Molenstichting, geeft het onmiddellijk toe. Het opknappen van De Volksvriend had goedkoper gekund. Nu komen de kosten van de totale restauratie in de buurt van de zeven ton. Als de stichting had gekozen voor vernieuwing zou de bouwsom zomaar twee ton lager hebben kunnen uitvallen. “We hebben een wiek van een molen die hier ooit stond maar is afgebrand, gebruikt als steunbalk in het plafond. Het plaatsen van een nieuwe balk zou waarschijnlijk goedkoper zijn geweest. Dat geldt ook voor de wieken. De restauratie kostte 70.000 euro omdat we ze terug wilden hebben zoals ze er ooit uitzagen, inclusief de gestroomlijnde Van Busselneus die er voor zorgt dat de molen ook bij weinig wind kan draaien.” “En inclusief de klinknagels”, zegt Jan van Extel, de schoonvader van Twan Rooijakkers.

Van Extel is de man die Rooijakkers tot het molenaarsvak bracht. Hij zit in het onderhoudsteam van de Molenstichting en zei tegen zijn schoonzoon dat hij eens moest gaan kijken naar molen De Bijenkorf aan de Deel in Gemert. “Ik ben er samen met mijn broer naar toegegaan en vond het meteen ontzettend leuk. Ik besloot een cursus te volgen en liep stage op molen Oostenwind in Asten. Nu ben ik iedere zaterdagmorgen vanaf acht uur te vinden in De Bijenkorf. Ik zet hem op zeilen, laat hem draaien, poets en verricht alle bijkomende werkzaamheden. En straks doe ik dat op De Volksvriend.”

Waar zijn enthousiasme voor het molenaarsvak vandaan komt, kan hij moeilijk verklaren. Hij is geboren in de Broekstraat, dicht bij De Volksvriend, en nog niet zo heel lang geleden kwam hij er achter dat een broer van zijn oma molenaar was van de Opwettense watermolen. Wellicht zijn het de genen. Belangrijk voor de Molenstichting is in ieder geval dat hij talent heeft voor het ambacht. Een goed gehoor en gevoel voor weer, wind en de krachten van een molen, zijn onontbeerlijke eigenschappen voor een molenaar en Twan Rooijakkers heeft ze. “Ik vind het moeilijk uit te leggen. Het is fingerspitzengefühl, aanleg, affiniteit. Je moet in ieder geval alles met beleid doen. Als de wieken met een snelheid van honderd kilometer per uur draaien, moet je er niet plotseling de rem opzetten.”

GH-2017-02-Twan-Rooijakkers.pdf