GH-2017 02 Molenhistorie De Volksvriend en voorloper De Ruyter

De Volksvriend aan de Gemertse Oudestraat dateert van 1888 maar deze stoere beltmolen heeft een opmerkelijke voorgeschiedenis met een typische Zaanse molen als voorloper op deze locatie en… ook een in 1884 ter plaatse al in gebruik genomen stoom- en oliemaalderij.

Stellingmolen De Ruyter Ao 1670

In het najaar van 1863 dient Johannes (Jan) de Kinderen, op dat moment molenaar in Vorstenbosch, bij het College van B&W van Gemert een verzoek in om aan de Oudestraat een korenwindmolen te mogen bouwen. De familie De Kinderen deed dat vijf jaar eerder met succes in de gemeente Bakel voor de bouw van een molen in Milheeze. In Oost- en Midden-Brabantmoeder, de weduwe Marie de Kinderen-Willems, actief als molenaar én… als molenstichters. In Gemert blijkt ook genoemde Jan een ondernemende en ‘mobiele’ molenaar die van aanpakken weet. In november 1863 koopt hij van familie Van de Ven een perceel bouwland waarvoor hij de maand daaraan voorafgaand de bouwaanvraag heeft ingediend. Vermoedelijk heeft hij dan ook al tenminste de optie op een in Zaandijk in de loop van 1863 gesloopte en verkochte molen De Ruyter. Het Zaanlands Jaarboek van 1934 meldt dat in 1864 aan de gemeente het erf is verkocht waarop deze Ruyter met molenhuis heeft gestaan. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant geven in mei 1864 hun zegen aan de plannen van Jan de Kinderen in Gemert. Binnen een jaar staat er dan aan de Oudestraat een Zaanse stellingmolen en een molenhuis met in de topgevel een gevelsteen van een ruiter te paard met de tekst ‘De Ruyter 1670’. De jaartallen van sloop in Zaandijk en wederopbouw in Gemert sluiten op elkaar aan. Alles wijst er op dat in 1865 de achtkantige stellingmolen De Ruyter na zo’n 193 jaar in de Zaanstreek te hebben gemalen, in Gemert een tweede leven begint. Jan de Kinderen heeft zich hier voor het jaar 1865/1866 laten inschrijven als korenmolenaar op een windmolen, waarvan de huurwaarde in het patentregister wordt getaxeerd op 150 gulden. De molen, afgezien van de bekleding, moet van hetzelfde type zijn geweest als de ook uit Zaandijk afkomstige De Bijenkorf die zo’n veertig jaar later in Gemert wordt opgebouwd.

Molen De Ruyter is nog maar kort in gebruik wanneer in juli 1865 in logement De Kroonin Gemert een openbare verkoop plaatsvindt met de molen en het molenhuis als inzet. Ene Reynier van Oers is met 4860 gulden de hoogste bieder. Tegenover de notaris verklaart hij de koop te hebben gedaan in opdracht van de hoogwelgeboren Vrouwe Jacoba Theodora Gerarda Douairière Lüps geboren Van Riemsdijk van Gemert, de kasteelvrouwe van Gemert. De jonkvrouwe van Gemert blijkt een handelsvrouw. Om haar twee eigen molens te beschermen koopt zij een concurrent weg. De daadwerkelijke overdracht vindt plaats op 28 juli 1865 bij notaris Rovers te Asten.

Of Jan de Kinderen als molenaar nog een tijdlang op De Ruyter werkzaam is gebleven, is niet aannemelijk, want Jan heeft in 1865 al vergunning voor de bouw van een molen in Liessel. Vermoedelijk zijn het de molenpachters van de kasteelvrouw van Gemert geweest die vanaf de verwerving van De Ruyter ook werkzaam worden op deze molen.

We weten in elk geval dat de bijzonder ondernemende molenaarsfamilie Van den Boomen, eerst als molenpachter van Vrouwe Lüps te boek staat en op 20 juli 1876 voor de prijs van 4000 gulden eigenaar wordt van molen De Ruyter met alles wat ertoe behoort. Het is opnieuw een vrouw die wordt ingeschreven als eigenaresse en wel Ida Coppens, weduwe van molenaar Francis van den Boomen. Opmerkelijk is dat de prijs in elf jaar tijd 860 gulden is gezakt. Een jaar later, om precies te zijn op 9 april 1877 verwerft weduwe Ida voor nog eens 4000 gulden ook de standerdmolen Het Zoutvat op de Gemertse Molenakker. Deze laatste molen is bestemd voor haar oudste zoon Frans en op De Ruyter komt de tweede zoon te weten molenaar Willem van den Boomen. In 1881 trouwt hij met de Venrayse molenaarsdochter Anna Gitzels.

Hij staat dan al in de boeken als (mede-) eigenaar van molen en molenhuis en 1881 is ook het jaar waarin de Oudestraat, die deel uitmaakt van de wegverbinding Gemert-Bakel, wordt verhard. Dat zal hem op zijn minst extra hebben gemotiveerd om vervolgens ook te gaan voor de oprichting van een stoomkorenen oliemaalderij pal naast het molenhuis aan de nieuwe straatweg. In 1884 wordt de stoommaalderij in werking gesteld.

Maar molenaar Willem heeft ook tegenslagen. In windmolen De Ruyter ontstaat op 30 november 1887 een brand. De krant meldt ’s anderendaags: “Gemert: Gisterenmorgen 4 uur brandde alhier de wind-, graan- en schorsmolen van den molenaar W. v.d. Boomen op de Oude Straat tot de grond toe af. Niets werd gered. Naar men verneemt is de molen verzekerd, de inboedel echter niet, waaronder meer dan l00 mud rogge, als mede de molenaarskar met paardentuig enz. Oorzaak onbekend.”

Maar de molenaar gaat niet bij de pakken neerzitten. De stoommaalderij heeft van de brand geen schade opgelopen maar dat is hem echt niet genoeg. Hij wil een nieuwe windmolen.

Molen De Volksvriend

Op 8 mei 1888, dat is binnen een half jaar na de voor De Ruyter fatale molenbrand, krijgt molenaar Van den Boomen vergunning voor de oprichting van een nieuwe wind-, graan- en schorsmolen. Dat wordt De Volksvriend. Geen tweedehandse houten molen geïmporteerd uit Holland die hier weer wordt opgebouwd, nee nu gaat de ondernemende Willem van den Boomen voor een stoere stenen beltmolen aan de Oudestraat. Een molen met wieken van bijna 28 meter lengte. Afgaande op de aanvraag van de hinderwetvergunning gaat behalve het malen van graan de nieuwe molen ook gedroogde bast van eikenbomen tot run vermalen. Deze erg brandbare run werd gebruikt als looistof voor huiden. In Gemert waren in de tweede helft van de negentiende eeuw nog verschillende leerlooiers gevestigd, voor wie de run belangrijk was. Van den Boomen speelde op die behoefte in. Als modern ondernemer stond hij al wijd en zijd bekend. In de jaren zestig van de vorige eeuw weten bejaarden zich nog te herinneren dat zelfs boeren uit Oploo en Sint-Anthonis door de Peel bij hem hun graan kwamen brengen. Eens, rond Kerstmis, toen de wind voor enkele weken verstek liet gaan, stonden er zo’n 15 tot 20 karren in een rij op hun beurt te wachten. Willem van den Boomen overleed te Gemert op 29 oktober 1912. Hij had geen opvolger. Zijn huwelijk met Anna Gitzels was kinderloos gebleven. De weduwe Van den Boomen schijnt het bedrijf met de hulp van molenaarsknechten nog enige tijd te hebben voortgezet, maar in het voorjaar van 1914 verhuist zij naar de gemeente Deurne. Ze gaat inwonen bij haar broer Piet, ook molenaar, en heel bijzonder: van de (oude) molen in Lies-sel die hun vader heeft gekocht van de al eerder genoemde Jan de Kinderen en van een door hem in 1903 gebouwde molen De Volksvriend in Liessel!

Vanaf 1913 molenaars Van Roij

Eind 1913 heeft weduwe Van den Boomen- Gitzels de molen, de stoommaalderij met ketel, het pakhuis en het molenhuis op een openbare veiling verkocht. Voor Fl. 5150,- wordt de pas gehuwde molenaarszoon Hub van Roij, die tot dan met zijn vader werkte op standaardmolen Het Zoutvat op de Molenakker, de nieuwe mulder van De Volksvriend. Tot 1 mei 1920 staat overigens nog de schoonvader van de nieuwe mulder, te weten slager Hendrik Gruijters uit Gemert, als eigenaar te boek van het gebouwencomplex dat dan bestaat uit molen, woonhuis, pakhuis en stoomgebouw.

In januari 1963 vieren Hub van Roij en Miet Gruijters hun gouden huwelijksfeest. In de plaatselijke en regionale krant en ook in het vakblad ‘De Molenaar’ wordt met het bruidspaar en hun zoon Adriaan, die als molenaar in de voetsporen van vader en grootvader was getreden, teruggeblikt op vijftig jaar malen met De Volksvriend. Toen het muldersechtpaar Van Roij-Gruijters zich rond 1913 op de Oudestraat vestigde waren er in de gemeente Gemert nog zeven windmolens in bedrijf. In 1963 is in die hoedanigheid alleen De Volksvriend nog over.

Hubs vader werkte zoals gezegd op Het Zoutvat op de Molenakker en die molen was de eerste die als ‘concurrent’ van het toneel verdween na de sloop daarvan in 1917. Door de jaren heen is Hub van Roij overigens heel wat concurrenten behulpzaam geweest. Hij stond bekend als bijzonder kundig ‘scherper’ van molenstenen. Zo onderhield hij de molenstenen van De Peperbus in de Molenstraat, van Sint-Victor in De Mortel en zelfs die van molens van verwanten in Eerde en in Zeeland. Door zijn vakmanschap en zijn gehechtheid aan het oude molenbedrijf is in 1963 De Volksvriend nog altijd een molen-inbedrijf die er zijn mag.

Een molen vergt veel onderhoud. De gouden bruidegom vertelde dat in zijn tijd het hele binnenwerk van De Volksvriend al eens vervangen was, dat in plaats van houten wieken ijzeren waren aangebracht en dat de molen drie keer een andere kap heeft gekregen. Ook de stoommaalderij naast de molen onderging nogal wat wijziging en werd uiteindelijk zelfs geliquideerd. Al lang voor de oorlog is het stoomgebouw aan de straat louter pakhuis terwijl indertijd daarvoor in de plaats in de molenberg een (benzine) motorkamer is ingericht, gebouwd van steen en gedekt met beton. De stoere windmolen is echter de trots van mulder Van Roij gebleven. In een toespraak tot het gouden muldersechtpaar wees burgemeester De Bekker in 1963 op de kracht die de molen aan de Oudestraat uitstraalde. Had DAF onlangs voor de bedrijfskalender de stoere Gemertse Volksvriend niet uitgekozen, als decor voor de presentatie van de nieuwe DAF?

Het verval, maar de hoop bleef…

Kort voor de gouden muldersbruiloft in januari 1963 ondergaat De Volksvriend nog een grondige restauratie. De Volksvriend wordt op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. Maar vóór 1970 komt de molen al tot stilstand.

Het zijn de andere tijden. De steeds verder in verval rakende Volksvriend degradeert tot het achterste pakhuis van een maal- en mengvoederbedrijf, dat zich om het hoofd boven water te houden, telkens heeft aan te passen aan de snel veranderende wensen van klanten. Wanneer de mulder in 1973 de wieken nog eens wil laten draaien zakt een wiek uit de molenas en boort zich in de molenbelt. Meer dan twee decennia is De Volksvriend: de molen met maar één wiek. Midden jaren negentig wordt uit veiligheidsoverwegingen ook de resterende wiek, één van de langste in Nederland, verwijderd. De Volksvriend zonder wieken is van jaar op jaar almaar verder schuil gegaan achter weer meer hoge silo’s, die uiteindelijk ook nog eens verpakt worden in een kolossale metalen kast. Tot 2009 blijft Maalbedrijf Van Roij in bedrijf enin datzelfde jaar schrijft de gemeente De Volksvriend in voor de provinciale stemwedstrijd om de meest verrommelde Brabantse locatie op te knappen. Het plan behelst de molen te verplaatsen. Iedereen in Gemert wordt er al warm voor gemaakt: dat gaan wij in Gemert winnen. Van 15 juni tot en met 6 juli kan er gestemd worden. Opa’s, oma’s, papa’s, mama’s, en alle kinderen moeten worden gemobiliseerd want: “Onze Volksvriend kan (weer) de sterkste molen worden van het land!” Het is de boodschap voor alleman: “Alsjeblief: Stem voor de Volksvriend!”

Maarrr, het loopt anders. De Volksvriend wordtniet genomineerd. De argumenten daartegen behelzen het risico op een ‘Europees’ verwijt van staatssteun omdat de inschrijving van De Volksvriend een combinatie zou zijn van het ‘wegkopen’ van een bedrijf en (later) het restaureren van de molen. Oneerlijke concurrentie!? Er kan niet over gediscussieerd worden. Dat was balen! Al het mogelijke in Gemert was (met groot enthousiasme) in stelling gebracht. De uiteindelijke winnaar haalde slechts een 5.000 stemmen. De Volksvriend zou daar gegarandeerd overheen zijn gegaan…

Maarrr, toch bleef er hoop… In Gemert-Bakel was intussen een molenstichting in het leven geroepen

GH-2017-02-Molenhistorie-De-Volksvriend-en-voorloper-De-Ruyter.pdf