GH-2016-04 Met dank aan zuster Corrie Toelen

Peter van den Elsen

Onlangs kreeg de heemkundekring iets heel bijzonders: de schriften van ‘zuster’ Corrie Toelen waarin zij alle bevallingen noteerde in de periode 1939-1956, dat zij in Gemert als vroedvrouw werkzaam was.
Ad Otten, die in de Latijnse school deze schenking van Corry Verbakel-Herlings in ontvangst mocht nemen, vond zichzelf er in terug. en mij liet hij weten, dat ik er ook in stond en dat zuster Toelen na mijn geboorte nog tien keer voor een vervolgbezoek op Esdonk is geweest…*
Zuster Toelen leerde ik kennen bij Dien Scheepers-van Kessel, waar ze steevast tante Corrie werd genoemd. Ze kwam daar dan de nieuwe bidprentjes brengen voor de heemkundekring en vertelde ‘meepesant’ hoe de kerkdiensten waren verlopen. Pas later werd me duidelijk dat Corrie Toelen geen echte zuster was in de betekenis van een non en eveneens dat ze geen echte tante van Dien Scheepers was.
Nadat ze naar Mariëngaarde in Aarle-Rixtel was verhuisd heb ik haar nog eens opgezocht. Ze wist ‘alles’ van mij, wanneer ik was geboren, met wie ik was getrouwd, de namen van mijn kinderen, waar ik woonde, etc. Ik prees haar
om haar formidabele geheugen. “Nou,” zei ze, “dat laat wel iets te wensen over, maar ik heb me goed voorbereid.” Ze verklapte haar geheim. Van iedereen bij wie ze de bevalling had gedaan, en van nog een aantal andere  Gemertenaren, hield ze een uitgebreid kaartsysteem bij. Ze opende een grote kast met daarin enkele rijen kaartenbakken waar ze het kaartje ‘Peter van den Elsen, Esdonk’ uitlichtte. Corrie: “Wat ik net vertelde staat hierop en dat heb ik een uur voor jouw komst nog even gelezen.” Het klopte allemaal en was ook heel actueel. Kennelijk werkte ze mijn kaartje bij als ze bij mijn ouders op bezoek was geweest en daar de laatste nieuwtjes had vernomen. “Ja”, voegde ze er aan toe, “ik heb jou ook nog ter wereld geholpen”. Ik heb haar daar toen nog eens hartelijk voor bedankt. Dat het toch net iets anders zat, weet ik van mijn moeder.

Anna, haw teege, haw teege

Op woensdagavond 16 februari 1955 iets na zessen melkte mijn vader, Sjef van den Elsen, de koeien, onderwijl mijn hoogzwangere moeder, Anna van Hout, de koeien met een emmer water gaf. Door het bukken en tillen van de zware emmers water voelde ze een sterke kramp in haar buik en plotseling braken de vliezen. Sjef staakte het melken en bracht oudste zoon Jan naar de buren, ´de Bertjes´ ofwel de familie Van den Boogaard-Somers en vroeg om hulp. een zoon van hen werd te voet naar Gemert gestuurd om dokter Verbeek en zuster Toelen te waarschuwen en buurvrouw Door zou tot die tijd voor Anna zorgen. Op Esdonk was nog geen elektriciteit en geen telefoon. De weeën kwamen steeds sneller tot onvrede van Door, die doodsbang was dat zij de bevalling moest begeleiden. Iedere wee werd overstemd met luide kreten van Door: “Anna, haw teege, haw teege!” Maar hoe harder Door riep: “Anna, haw teege, haw teege, waacht tot zuster Toelen dúr is,” hoe sneller de weeën zich opvolgden. Door was bang voor bloed, zat met de armen over elkaar en liet het handwerk aan mijn vader over. Door: “Sjef, ás ge un koew kaant hélpe bej ut kalve, dan kaande gej Annas ók wel hélpe.” Om 19.10 uur werd ik geboren, een dik uur nadat de vliezen waren gebroken.
Het vroor dat het kraakte in de eerste maanden van 1955, maar niet zo erg als in de winter van het jaar daarvoor, toen de grote rivieren en het IJsselmeer dichtgevroren waren. In de eerste weken van februari had men niet alleen te maken met sneeuwval, maar ook met een krachtige wind met windstoten tot 7 Bft. Het gehucht Esdonk raakte in de nacht van 16 op 17 februari ingesneeuwd. er viel bijna tien centimeter sneeuw en door de sterke wind ontstonden op de Esdonkse Dijk metershoge sneeuwduinen. Toen zuster Toelen binnenkwam lag ik al in de wieg, gewassen en al. ‘Ne knoeperd!’ Negen pond telde ik en zuster Toelen constateerde dat mijn moeder ‘toew achter dùr orre was ingeskeurd’. Nadat ze mijn moeder en mij had verzorgd, heeft Corrie Toelen me samen met mijn vader een nooddoop gegeven. Het was tegen vier uur in de ochtend dat mijn moeder een ronkende motor in de verte hoorde aankomen. Dat is dokter Verbeek dacht ze. Hij moest nog ergens op de Esdonkse Dijk zijn, toen de ronkende motor plotseling stilviel. Dokter Verbeek zat vast in een sneeuwduin. Het bleef meer dan een kwartier stil, totdat een luid gebons op de voordeur hoorbaar was. Mijn vader sliep daar dwars doorheen en omdat hij pas laat was gaan slapen en al weer bijna op moest staan om de koeien te melken, besloot mijn moeder zelf de voordeur open te maken. De deur klemde en ging maar moeizaam open. een man in een lange leren jas met dokterskoffer, geheel onder de sneeuw, stond voor de deur en toen hij mijn moeder zag begon hij ongenadig te foeteren. “Terug in bed jij, godverd….” zei hij tegen mijn moeder. Na een korte inspectie kreeg mijn wakker geworden vader de opdracht een paar ‘zílkes’ (=touwen) te halen. Daarmee bond d’n dokter mijn moeders benen aan elkaar en vast op bed, zodat de ingescheurde wond goed zou genezen. Ze moest zo blijven liggen totdat hij de volgende keer op visite kwam ‘en waag het niet om dan zelf de voordeur open te doen,’ kreeg mijn moeder als berispende opmerking nog toegeworpen, waarop dokter Verbeek op zoek ging naar zijn motor die hij ergens op de Esdonkse Dijk had achtergelaten. Hij kreeg de motor echter niet meer aan de praat en moest te voet terug naar Gemert.

Drie keer gedoopt

Later op donderdag de 17de februari kwam een kapelaan de nooddoop nog eens overdoen, want al mocht iedereen een nooddoop doen, het doopsel had toch nog net iets meer zeggingskracht als een priester dat deed. Verder kwam hij informeren wanneer ik in de Sint-Janskerk gedoopt zou worden, want pas dan telde de doop echt. Tevens noteerde hij de namen van mijn peetouders: Johannes van Dommelen en Miet van Hout, mijn moeders zwager en zus, die ook op Esdonk woonden. Nadat de dooi was ingetreden werd ik voor de derde keer gedoopt, maar nu officieel, in de Sint-Janskerk. In mijn wilde tienerjaren kreeg ik bij een onhandigheid wel eens het verwijt dat ik mij als een ‘óngedopte’ gedroeg, waarop ik steevast antwoordde: “Hoezoue, óngedopte, ik ben driej kírres gedopt!’ en daar voegde ik dan nog aan toe: ‘Ik ben miskiens ónbesnut of ónbezaord, már nie óngedopt!’

Noot
De ‘bevallingsregisters’ van ‘zuster Toelen’ strekken zich uit over de periode 1939-1956. een kostelijke bron. Ze bevinden zich in de Heemkamer doos 46 ‘dossier Corrie Toelen’. Met dank aan Corry Verbakel-Herlings.

Cornelia Antonia Josephina (Corrie) Toelen is geboren 19 maart 1919 te Uden. Ze is een dochter van molenaar Toelen die met zijn gezin in de jaren twintig naar Gemert verhuist en molenaar wordt van De Mosterdpot op de Molenakker. Ten tijde van pastoor Poell is Corrie als meisje actief in het jeugdwerk. Ze studeert in ‘Moederheil’ te Ginneken en komt als kraamverzorgster in 1939 weer in Gemert. In een paar jaar tijd leert heel Gemert haar kennen als ‘zuster en vroedvrouw Toelen’. In de loop van 1956 wordt Corrie doktersassistente bij dokter Beukers. In 1984, het jaar waarin ze met pensioen gaat, krijgt ze de pauselijke onderscheiding Pro ecclesia et Pontifice. Corrie overlijdt in april 2011 in Aarle-rixtel. Op 16 april wordt ze in Gemert begraven. Het is op de in het Boerenbondsmuseum gevierde vrijwilligersdag van de heemkundekring. De hele club is er een minuut ‘stil’ van…

Bekijk PDF