GH-2016-02 Uit het rechterlijk archief van Gemert

Simon van Wetten

Ook na het uitkomen van de zesdelige serie tèsbuukskes ‛Tussen herberg en hoogmis’ – de honderdste uitgave van onze heemkundekring – komt Simon in de dossiers van het civiel-crimineel archief nog heel veel voorvallen en wetenswaardigheden tegen die niet aan uw aandacht mogen ontsnappen (Red.).

1762 – Een verworpene

Dirk Jansen Laarmans zucht in de kerker, maar zijn vader en zijn vrouw laten hem niet in de steek. Ze schrijven een verzoekschrift aan de landcommandeur en refereren aan de gebeurtenissen in Gemert in de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 september, nu ruim een jaar geleden. Er zijn destijds op diverse plaatsen briefjes opgeplakt, u herinnert zich het vast nog wel.
’Die briefjes hielden enige eerrovende expressiën tegen de dorpsregering in.‛ Dirk is toen in de morgenstond, door geruchten verwittigd, opgestaan en heeft uit louter nieuwsgierigheid zo’n briefje van een deur afgenomen.
‛Hij heeft het zonder enige malice aan deze en gene laten lezen. Maar hij was niet de auteur! Hij had dus ook niet het idee dat hij de wet had overtreden. Toch is hij in boeien en banden op het kasteel vastgezet.’
Vader Laarmans en zijn schoondochter Dorothea wijzen naar Jan, de zoon van schepenpresident Marten van Gemert, die óók een briefje heeft meegenomen en het heeft voorgelezen. Ze zeggen het niet met zoveel woorden, heel verstandig, maar ze bedoelen natuurlijk dat dit naar klassenjustitie riekt, want Jan loopt frank en vrij rond.
Er is geen advocaat aan Dirk toegewezen, ondanks verzoeken daartoe. Dorothea heeft meerdere keren gesmeekt een eind aan de droeve gevangenis van haar man te maken, maar vooral de heer drossaard – De la Court, een regelrechte engerd – oordeelde dat zulks niet aanging. Van 19 april tot 20 oktober zat Dirk gevangen. Daarna is het vonnis geveld: tien jaar verbanning en een boete van 200 gulden plus de proceskosten, die volgens de autoriteiten ruim 2567 gulden beliepen. Dirk, wever van zijn stiel, kan dat bedrag uiteraard niet betalen. Hij zit om die reden nog steeds – het is inmiddels eind december – in een koude, onverwarmde cel, nu al acht maanden lang.
‛Ik, vorster Jacob Emmerick, heb op 13 november jongstleden aan Dorothea van den Eijnden, de vrouw van Dirk Jansen Laarmans, gebannen, gecondemneerde en gegijzelde op het kasteel alhier, overgegeven een specificatie en staat van honoraria van de heren advocaten van officie-wegen, wachthouders, eten brengen, kost, verteer van de heren Raad Colen, advocaten De Bellefroid en De Lintermans, in totaal de somma van 2567-6-14 gl., met het verzoek aan Dirk of diens vrouw het bedrag binnen acht dagen te betalen.’
Schande. Voor een dergelijk astronomisch bedrag moet Dirk een jaar of acht werken. En die advocaten, die traden voor de schepenen en dus tegen Dirk op. Zelf had hij helemaal niemand. Een drossaard, zeven schepenen en een overmacht aan rechtsgeleerdheid tegen één eenvoudige wever. Ik snap echt niet waarom u niet mee gaat protesteren tegen deze immense onrechtvaardigheid. De goede man heeft alleen maar een grappig gedichtje voorgelezen over de hoge heren!
Dirk dient vanachter de tralies ook een verzoekschrift in, gericht aan die hoge heren schepenen en drossaard. Hij vertelt hoe hij het droevig lot heeft moeten ondergaan door het vonnis dat op 20 oktober over hem is geveld. Hij is toen verbannen en zou zich onder het getal van de vagebonden moeten scharen, ware het niet dat er nog een rekening openstaat, waardoor zijn detentie is verlengd.
‛Ik verzoek U deze detentie op te heffen.’
Ach, ook dit briefje zou achteloos en met een boosaardige glimlach door De la Court terzijde zijn geschoven. Maar dan laat het dorp zien dat het bereid is op te komen voor de verworpenen van dit kleine stukje aarde dat Gemert heet. Vierendertig inwoners met aanzien maken een vuist voor Dirk. Zij schrijven dat ze hem altijd gekend hebben als een man van eer en deugd, en dat hij als wever geen vaste goederen bezit en zeker nu niet het minste bestaan heeft waarvan hij en zijn vrouw en hun drie kinderen kunnen leven. Zij vragen dringend het vonnis buiten effect te stellen.
Om hen te eren schrijf ik al hun namen op. Beschouw het als een klein monumentje voor de Gemertenaren die hun mond open durfden te doen toen rechtvaardigheid en menselijkheid in het geding waren en de schepenen geen onpartijdige rechters bleken, maar – zij waren immers ook de beledigden – overduidelijk voor eigen rechter speelden.
Qui stabit abjectio
Godefridus Joannes van den Broek, priester
Joannes van Zeelant, kerkmeester
Dionisius van den Elsen, priester,
Godefridus Verhofstadt, armmeester
Theodorus Roijackers, priester
Theodoor Aelders, medisch dokter
Henricus van Gemert, priester
Antoni Corstens, oud-schepen
Joannes van den Broeck, priester
Gerard Voncken, oud-schepen
Benedictus van den Bergh, voormalig president
Willem van de Laer, oud-schepen
Jan Roijackers, oud-borgemeester en schepen
Jacob de Fost, chirurgijn
Henricus van den Elsen, oud-kerkmeester
Arnoldus Jansen van den Broeck
Jan Wilms van den Broeck, oud-borgemeester
Antoni van Dijck
Jan de Wilm Jansen v Gerwen, oud-borgemeester
Antonis van der Sande, smid
Arnoldus van ’t Hullender, oud-borgemeester
Jacobus van der Willigen
Joseph Donckers, oud-borgemeester en kerkmr.
Joannes Antoni Corstens
Jan Aerts Verhofstadt, oud-borgemeester
Jacobus van Hassem
Henricus van der Sanden, koster
Jacobus van den Broeck
Paulus Jan Roefs
Christian Deckers
Petrus Nol van Melis
Joannes Verhofstadt
Gerardus Theodorus Albers, kerkmeester
Jacobus van den Bergh

Fantastische actie van deze kerels! Hebben zij succes? Dirk wordt vrijgelaten, de proceskosten hoeft hij niet te betalen, maar de duur van zijn verbanning is met twee jaar verlengd. Pas over twaalf jaar mag hij naar Gemert terugkomen. Die blinddoek van vrouwe Justitia is bedoeld om zonder vooroordeel te kunnen vonnissen, maar werkt volgens mij af en toe behoorlijk averechts.

1769 – Bestuurlijke onenigheid

Goed, je kunt het, ook binnen de schepenbank, wel eens een keer oneens zijn met elkaar. Je kunt zelfs van mening verschillen over het financiële beleid. Maar om de opponent dan meteen van aanranding te betichten, dat gaat te ver. Laurens Peters van Boekel, schepen alhier, verschijnt voor zijn medeschepenen en getuigt dat hij is aangerand, ten Raadkamer op de 11e januari jongstleden.
‛Het was ter occasie van het nieuwe borgemeestersboek. Bij het op- en aftellen der Beede was ik, samen met de heer drossaard en de overige schepenen vergaderd.’
Tijdens de vergadering heeft Theodorus Aelders zijn collega Laurens een gemeentedief genoemd, omdat deze zijns inziens 500 gulden ten onrechte aan de heer landcommandeur had betaald. En Theodorus voegde daaraan toe:
‛Gij sult dat geld wederom aan dese gemeente moeten verschaffen, of anders sult gij daervoor in de helle moeten branden.’
In kan mij indenken dat u zich een aanranding heel anders voorstelde. Maar besef wel, Laurens voelt zich onvoorstelbaar diep in zijn waardigheid aangetast en ik ben bang dat we onze schepenbank binnenkort in aparte zitjes moeten verdelen.

1776 – Plakkaat

Ik weet het. Ik hoef u helemaal niet uit te leggen wat het plakkaat van 15 maart 1718 behelst. Het is immers al ruim een halve eeuw van kracht en u kent de inhoud uit uw hoofd.
‛Degene die gedaagd wordt om getuigenis der waarheid te geven en niet komt opdagen, zal voor vijf jaar worden verbannen of krijgt een scherpe gevanckenisse zonder vorm van procedure.’
Nu is Adriaan Jansen van de Laer op 13 augustus jongstleden gedaagd. Hij heeft een dag later de door de schout gestelde vragen wel beantwoord, maar toen hij daarop de eed moest afleggen, is hij weggevlucht.
Adriaan koos dus voor de verbanning en is er maar meteen aan begonnen.
De vorster krijgt de opdracht zich bij Adriaan te vervoegen, maar de grote vraag is: waar?

1778 – Drukte rond het kraambed

Jan Driessen van de Kerkhoff – wij Gemertenaren kennen de man beter als Jan Kets – is nog maar amper weduwnaar. Zijn Elisabeth is vier maanden geleden gestorven, maar sedertdien is een andere Elisabeth, Bets Riddermans, dag en nacht bij Jan in huis geweest. Bets Kets heet ze nu en ze doet haar naam eer aan: ze is grofzwanger. Van wie? Van Jan natuurlijk, daar maken ze allebei absoluut geen geheim van. U bent aan het rekenen?
‛Vijf maanden kom ik tekort.’
Inderdaad. Maar kijk dan toch ook eens naar die bijnaam …
Cornelia van Stein is de vrouw van onze meester-chirurgijn Jacob de Fost én de buurvrouw van Jan en Bets. In de vroege morgen van 23 juni, het is nog geen 4 uur, wordt ze naar het huis van de buren geroepen. Bets is in barensnood. Cornelia assisteert bij de bevalling. Een dochtertje! Jan verklaart plechtig dat hij de vader is.
Cornelia wordt op haar beurt eveneens bijgestaan. Haar man, in zijn hoedanigheid als chirurgijn ook vroedmeester, helpt mee. Hij hoort zowel Bets als Jan bevestigen dat Jan de vader is.
Er is nog een woning in het huis van Jan en Bets. Henricus van Bonn, smid van zijn stiel, heeft de zwangerschap van Bets uiteraard waargenomen en het gekerm bij de weeën door de dunne muren heen gehoord en jawel, ook hij assisteert bij het kramen. ’t Is weer eens wat anders dan zo’n aambeeld. Hoewel, Bets doet uitstekend de blaasbalg na. Maar wat een drukte, daar bij de bedstee van de moeder in wording.
Volgende keer nodigen we de hele buurt uit.

1788 – Hoogst infame schavotstraf

Franciscus Joannes Nepomucenus Fidelis vrijheer Van Reischach, Hoogduits Ordensridder en landcommandeur der Balije Alden Biesen enz., enz. is boos. Een hóóp boosheid dus. Het is Zijne Genade ter ore gekomen dat Martinus Heijcoop al zeven jaar in Gemert verblijft.
‛En nu heeft hij met zijn vrouw een huis gehuurd en is met Pinksteren van dit jaar ten huishouden getrokken en dus inwoner van Gemert geworden.’
Onze Hooggeboren Excellentie zwaait kwaad met een resolutie van de Raad en Leenhove van Brabant en de Landen van Overmaze. Het blijkt dat Heijcoop in 1772 in ’s-Gravenhage is veroordeeld om op de plaats in Den Haag gebracht te worden waar men gewoon is criminele justitie te doen. Daar zou hij, onder de galg, met de strop om de hals, gegeseld en gebrandmerkt worden. Daarna stond hem dertig jaar tuchthuis te wachten om daar met de arbeid zijner handen de kost te verdienen, en dáárna zou hij voor altoos uit het district van de generaliteit worden verbannen.
Onze Zeer Weledele:
‛Wij vinden het strijdig met het welzijn van Gemert en onze onderdanen dat zulke crimineel geëxecuteerde persoon als ingezetene van Gemert wordt geduld. Wij ordonneren het dorpsbestuur dan ook Martinus Heijcoop en zijn familie binnen 3 x 24 uur uit Gemert te doen ruimen, desnoods met de hulp van de schutterijen.’
Wat heeft die Heijcoop in Godsnaam uitgevreten dat hij tot zo’n allerzwaarste en hoogst infame schavotstraf is veroordeeld? Het schijnt iets te zijn dat hij heeft uitgespookt in zijn functie als plaatsvervangend secretaris van Vlierden.
‛Valsiteiten!’
Blijkbaar. Martinus heeft vervalste gezondheidsverklaringen voor de veehandel afgegeven. Hij is naar Goch gevlucht, daar gearresteerd en op de Voorpoorte in Den Haag gevangen gezet. Zijn tante Dirkje Verbeek, weduwe van oom Martinus Heijcoop en kasteleinse in het herenlogement in ’s-Gravenhage, heeft toen een verzoek ingediend om de criminele sententie tegen haar neef niet in ’s-Gravenhage, maar in ’s-Hertogenbosch uit te voeren. De hoge heren gingen akkoord, mits Dirkje de extra kosten die zulks met zich meebracht, zou betalen.
Er is sindsdien pas zestien jaar verstreken. Zestig zweepslagen heeft Martinus destijds gekregen. Maar de dertig jaar tuchthuis? Hebben ze in Den Bosch een oogje toegeknepen? En die eeuwige verbanning uit de generaliteit? Is die al voorbij? Waarschijnlijk niet. Wellicht is het de reden dat Martinus juist in Gemert – een vrije, soevereine heerlijkheid – is opgedoken. Maar ja, onze hoogedelgestrenge heer landcommandeur is niet blij met deze nieuwe onderzaat. En hij is ook niet blij met onze drossaard.
‛Wij vinden het zeer nalatig dat drossaard P.A. de la Court het aan Martinus Heijcoop gepermitteerd heeft alreeds geruime tijd zijn verblijf in Gemert te hebben, zonder dat deze een ontlastbrief of borgtocht had.’
De arme De la Court, zelf altijd zo vinnig tegen iedereen die ook maar een beetje uit de pas loopt, krijgt acht dagen de tijd zich te verantwoorden.
‛Ja. Over dit en over de twee volgende, gelijksoortige zaken.’
Het blijkt dat ene Van Eltern, uit de Hollandse dienst gedeserteerd, eerder uit Velp en uit Boekel verjaagd, zich verleden zomer in Gemert heeft nedergezet. En ene Nicolaus van de Ven, in Lieshout gegeseld en in Breda opgesloten geweest in een tuchthuis en vervolgens verbannen, is ook via Boekel, met vrouw en kinderen verleden zomer naar Gemert gekomen.
Meester Peter Adrianus de la Court kan aan de bak.
‛De twee genoemden moeten binnen acht dagen een getuigenis van goed gedrag en een behoorlijke ontlastbrief overhandigen. Bij gebrek daaraan zullen ook zij uit Gemert geruimd moeten worden.’
Ik heb het idee dat drossaard De la Court zelf(s) binnenkort het veld zal moeten ruimen.

1792 – Proefondervindelijk

Ze gedragen zich graag een beetje als de bohémiens van Gemert. De vier mannen hebben ook een elitair jachtgezelschapje opgericht en vervolgens een Bakelse jachtvergunning geregeld. De Gemertse hazen zijn immers van de commandeur en kunnen met een gerust hart lange oren maken naar het deftig kwartet.
Reeds eerder is ons ter ore gekomen dat dit exclusieve gezelschap op de bon is geslingerd. Jachtopziener Peter Smets heeft dokter Ecrevisse, schepen Strijbos, Francis Smits en J.B. Giliam betrapt terwijl ze aan het jagen waren, naar zijn zeggen op Gemerts grondgebied.
’Het zijn jachtviolateurs. Ik heb duidelijk gezien dat ze aan deze zijde van de gebroken paal aan het jagen waren.‛
De gebroken paal, dat is de grensmarkering.
Inmiddels staan de vijf mannen, jachtopziener plus bekeurden, voor de drossaard en schepenen van Gemert en hoewel de vier leden van het gezelschap zich te superieur voelen voor een ordinaire welles-nietes ruzie, willen ze toch wel even heel duidelijk stellen dat Peter Smets een kippig man moet zijn. Inderdaad, zij waren aan het jagen, maar aan géne zijde van de gebroken paal en dus volkomen rechtmatig.
Het is 20 april en het is lente. De drossaard en schepenen kijken elkaar aan en knikken glimlachend. Het is een prachtige dag om naar de omstreden plaats te gaan en proefondervindelijk te bepalen wie het gelijk aan zijn zijde heeft.
Op de Hooge Aerle, aan de uiterste rand van onze mooie Commanderij, wijst Peter Smets de plek aan waar hij stond toen hij de jagers betrapte, vijf à zes treden van de schuur van Ansem Jansen Smits.
’Smets heeft enige zandheuveltjes aangewezen, 750 passen van de voorschreven schuur. Die passen zijn afgetreden en nageteld door Gijsbert Verhofstadt.‛
Ter controle is een flinke stok van twee duimen in die zandheuveltjes gestoken en het gezelschap kijkt en tuurt vanaf de standplaats die Peter Smets innam of de stok zichtbaar is. Nee, te enen male onzichtbaar. Helder weer, een wolkenloze lucht, maar geen zicht op de stok. Peter verdedigt zich met te zeggen dat hij de personen wel zag, maar niet duidelijk kon onderscheiden.
’Maar ik heb wel hun schietgeweren gezien toen ik op de weg van Bakel naar Gemert kwam, daar waar zich een allee of dreef van bomen bevindt.‛
Jawel Peter, dat zal best. Maar dat zegt niets over de precieze plek waar gejaagd werd. Aan jou hebben we niet zoveel. Nee, dan die Gijsbert Verhofstadt. Past 750 passen af! Ik zou ergens tussen de 500 en 600 stappen gegarandeerd de tel zijn kwijtgeraakt. U niet?

BRONNEN:

Bestuurlijke onenigheid: R94, blz. 25.
Een verworpene: R94, blz. 65, 66.
Plakkaat: R267, blz. 17
Drukte rond het kraambed: R94, blz. 19
Hoogst infame schavotstraf: R268, blz. 51-52 én WikiDeurne
Proefondervindelijk: R94, blz. 42.

Bekijk PDF