GH-2016-01 ‘Je moet liegen en bedriegen, anders kom je er niet”

Hein van Dooren

Wie: Martien van der Wijst
Leeftijd: 82
Woonplaats Heerlen
Wat doet hij: gepensioneerd, voorheen onder meer werkzaam als archivaris bij het Openluchtmuseum te Arnhem en als jurist bij de gemeente Heerlen, dichter.
Functie bij Heemkundekring: onderzoeker, schrijver, secretaris (1958-1960) en hoofdredacteur (1958-1973).

Je hoeft geen geoefend oog te hebben om te zien dat Martien van der Wijst een verzamelaar is. Zijn gehele huis, van de benedenverdieping tot aan de nok, staat vol met boeken, ordners, beelden, vazen en prullaria. De muren zijn behangen met schilderijen en honderden uit tijdschriften geknipte vrouwengezichten. Hij weet dat hij moet opruimen, maar het komt er niet van. In de tuin lopen twee hennen en een haan. “Het enige wat ik mis is een koej. Die zou ik graag houden, maar ik heb er de pláts niet voor”, zegt hij.
Martien van der Wijst doorliep de lagere school en de Latijnse School in Gemert. In 1959 vertrok hij uit Gemert, maar hij laat niet na te zeggen dat hij zich nog steeds Gemertenaar voelt , ondanks het feit dat hij al tientallen jaren in Zuid-Limburg woont. “In mijn gedachte woon ik nog half in Gemert.” Aan de voordeur schakelt hij meteen over op plat Gímmers als hij twee Gemertenaren welkom heet. Van der Wijst is de schrijver van de eerste Beknopte Geschiedenis van Gemert. “Ik heb van 1956 tot 1959 op het rijksarchief in Den Bosch gewerkt. ’s Middags in de pauze ging ik boven zitten en zocht ik dingen uit over Gemert. Jacques van den Broek, de gemeentesecretaris, wilde eigenlijk dat ik archivaris van Gemert werd, maar daar kwam het niet van. Of de gemeente stelde het uit of er was geen geld. Ik heb toen voor het Openluchtmuseum in Arnhem gekozen. Daar mocht ik het hele land doorreizen op zoek naar gegevens van panden die het museum had verzameld.” Dat hij met zijn kennis en achtergrond in 1958 gevraagd werd voor het bestuur van de heemkundekring mag niet verwonderlijk heten. “Marinus de Wit was toen de belangrijkste van de club. Die wist werkelijk alles. Dan zeiden wij: een jaar of drie, vier geleden was er iemand die…en dan vulde Marinus uit het blote hoofd de precieze datum en de persoon in.”
“Wat wij als bestuur zoal deden? We bemoeiden ons met dingen. Hoe Gemert gestructureerd moest worden, bijvoorbeeld. En hoe ver de boerderijen uit elkaar moesten staan. Ook met restauraties hielden wij ons bezig. Ik heb ooit met Wim Vos ingebroken in de Sint-Antoniuskapel om te zien wat er in zat. De boel was helemaal verwaarloosd. Het gilde restaureerde niet en wij mochten het niet. We hebben er het beeld van Antonius uitgehaald. Het heeft nog lang bij ons in de schuur gestaan met een lap erover. Ik heb mijn hele leven, uiteraard met de beste bedoelingen, moeten liegen en bedriegen, anders kom je er niet.”
“Met pater Loffeld had ik ook veel te maken. Die was bijna zo eigenwijs als ik. Hij wist alles altijd beter. Hij bekeek de Gemertse geschiedenis vanuit de positie van de Duitse Orde en ik – als tegenwicht – van de kant van Gemert. Hij dacht bijvoorbeeld dat de commandeur alles regelde, maar die was er nooit. Het was een taak van de schepenbank. Erg sympathiek was Loffeld niet. Ik geloof dat ze zelfs op het kasteel een hekel aan hem hadden, maar ik moet wel zeggen dat het ook een man was met verstand. Hij wist heel veel. Hij zou de geschiedenis van Gemert schrijven. Met kisten vol papier ging hij naar Zwitserland om er aan de slag te gaan. De kisten kwamen terug. Hij had niks gedaan. Waarom? Hij wilde het te goed doen. Dat was het.”
“De burgemeester schreef een voorwoord in mijn Beknopte Geschiedenis van Gemert. Hij noemde het een voorproefje. Hij bedoelde een voorproefje van het grote werk dat Loffeld zou afleveren. Het werk dat er nooit is gekomen. Wel is er nadien een herziene druk verschenen van mijn boek. Zaken die ik er uit gelaten had, zaken waarover ik twijfelde, kwamen er toen wel in. Ik was daar niet helemaal gelukkig mee. Als je iets geschreven hebt, moet je gaan schrappen, vooral in twijfelkwesties. Het voelde niet meer als mijn boek. Ik merkte wel dat er iemand aan geschreven had die het boek zo dik mogelijk wilde maken.”
Enkele dagen na het interview in Heerlen hangt Martien van de Wijst aan de telefoon. Hij heeft nog een verhaal over Loffeld dat hem wel aardig leek voor het artikel. “Je weet toch dat ik vroeger in De Haag heb gewoond? Nou, Loffeld regelde via de gemeente dat het achterste deel van De
Haag de naam Achterhaag kreeg. In de volksmond heette het ook zo, maar de mensen die er woonden vonden het maar niks dat die naam een officiële status kreeg. Achterhaag, dat ruikt toch te veel naar achterbuurt. Samen met de buurtvereniging heb ik er toen voor gezorgd dat de naam Achterhaag weer werd geschrapt.”

 

Bekijk PDF