GH-2015-03 Van Gemert tot Wangüemert – deel 1 Edelman Diederik van Gemert in Maastricht

Hans Pennings

Als Pauwels van Gemert uit Antwerpen na het opmaken van zijn testament in 1617 komt te overlijden op het Canarische eiland La Palma, laat hij een dochter na: Anna van Gemert. Zij is gehuwd met Melchior Diaz Taño y Camacho en woont in Los Llanos de Aridane op La Palma. Hun nakomelingen op La Palma en in Spanje dragen tot op de dag van vandaag de naam Wangüemert.
De grootvader van Pauwels van Gemert, ook Pauwels geheten, vestigde zich in de eerste helft van de zestiende eeuw in Antwerpen als koopman. Hij was afkomstig uit Maastricht, waar zijn vader Diederik van Gemert zich rond 1480 vestigde. Met hem begint de zoektocht naar de geschiedenis van de familie Van Gemert in Maastricht en Antwerpen in verschillende archieven. Die zoektocht is nog niet afgerond, maar met de gevonden informatie kan al wel een goed beeld worden gegeven van de maatschappelijke positie van dit geslacht.
De familienaam Van Gemert kent in de bronnen diverse varianten in schrijfwijze: Gemert, Ghemert, Ghemart, Ghemaert, Geemart en Gamert om er enkele te noemen.
Diederik van Gemert heeft zich rond 1480 in Maastricht gevestigd. In 1482 blijkt hij gehuwd te zijn met Catharina van Oirsbeek, een dochter van Pauwels van Oirsbeek en Elisabeth of Lijsbeth van Vleeck. Diederik wordt op 21 februari 1489 ingeschreven als poorter van Maastricht in het smedenambacht.1
Het lid worden van één van de ambachten was een vereiste om tot het poorterschap van Maastricht toegelaten te worden. Diederik beoefende het ambacht dus niet zelf, net zomin als zijn schoonvader Pauwels van Oirsbeek, die op 24 juni 1441 als poorter werd ingeschreven in het vissersambacht.2 Ook leden van de hoge adel werden op die manier poorter van Maastricht zoals in 1444 Diederik van Bronkhorst, heer van Batenburg.
De herkomst van Diederik is vooralsnog onduidelijk. Gezien het feit dat zijn schoonfamilie welgesteld is en adellijke connecties heeft en het feit dat Diederik zelf al vroeg een hoge positie bekleedt als schout van Pietersheim wijzen erop dat hij tot de hoogste kringen behoort. Zijn zoon Rijkalt (Ricald) is diverse jaren schepen in Maastricht en Pietersheim en zegelt met het familiewapen Van Gemert: drie meerbladen, geplaatst 2 en 1. Ook de nakomelingen van Pauwels van Gemert in Antwerpen voeren het voorouderlijk wapen: in zwart drie meerbladen van zilver, geplaatst 2 en 1. Zij voeren bovendien de titel jonker en jonkvrouw. Mogelijk is Diederik verwant aan Diederik van Gemert, die in 1408 drossaard van Maaseik is.3
Diederik is enige jaren schout van de schepenbank, de heerlijkheid en het gericht Pietersheim, namelijk in 14924, 14935 en 1495.6 In die tijd is Ricald IV van Merode (1460-1523) heer van Pietersheim. Mogelijk heeft Diederik zijn zoon Rijkalt naar hem vernoemd.
Zijn zwager is Andries van Palant, secretaris van de stad Maastricht 1487-1539, bastaardzoon van Diederik van Palant (Pallandt), heer van Wittem en Wildenburg en drossaard van Valkenburg, die gehuwd is met Elisabeth (Lijsbeth) van Oirsbeek. Andries bezat de Pallantshof te Berg en was schout van de hoofdbank Meerssen.7 Andries van Palant werd poorter van Maastricht en opgenomen in het snijdersambacht op 23 mei 1486.8 Andries en zijn vrouw werden begraven in de Dominicanenkerk te Maastricht.
Zijn schoonvader Pauwels is al in 1470 overleden als gevolg van een verwonding toegebracht door Johan van Stakenborch, schout van Eijsden. Op 12 januari 1470 wordt een ‘zoen’ gesloten tussen beide partijen voor schepenen van Maastricht: Pauwels ‘van Orsbeke’ met zijn bastaardzoon Pauwels en hun vrienden en Johan van Stakenborch met zijn vrienden. Zij komen tot een akkoord met bemiddeling van ‘minnelijke mannen’ van beide zijden: Heer Dierik van Palant, drossaard van Valkenburg, Johan Roze, Dierik Vorsen, Johan van Criekenbeke, meester Dionis Makart en Johan Hentz ten Goeswijnstorne, beiden borgemeesters van Maastricht en Johan Knoije van Vleeke. Dierik van Palant beslecht het geschil.9 Op 12 juli 1470 sluit Elisabeth van Vleeck, weduwe van Pauwels van Oirsbeek een huwelijkscontract met haar aanstaande echtgenoot Gregoir Gregoirs. Van de nagelaten goederen van Pauwels worden voor een periode van 8 jaar 600 Rijnsgulden belegd aan onroerend goed ten behoeve van de kinderen van Pauwels en Elisabeth. Na advies van Johan Knoeen (=Knoijen) van Vleeck en Johan Coenincx besluiten ze 50 Rijnsgulden uit te keren aan ‘Pauwelsken’, de bastaardzoon, als hij besluit te trouwen of bijvoorbeeld geestelijke wordt. Gebeurt dat niet, dan wordt het bedrag belegd voor de wettige kinderen.10
Haar nieuwe echtgenoot Gregoir van der Sargen, lid van het geslacht De Sart, was bisschoppelijk ontvanger van de kasselrij of het burggraafschap van Franchimont. Hij werd in 1463 verbannen, in navolging van Henri Gregoire de Sart, schepen van Luik, die als kastelein van Franchimont in 1462 verbannen was.11
Op 12 en 28 april 1474 draagt Tilman Snellen namens zijn vrouw Baetzen (Batse) een goed in de Nieuwstraat in Maastricht in eigendom over aan Gregoir van der Sargen en zijn vrouw Elisabeth. Het gaat om een huis belend door het goed van de vrouwe ‘int Hoern’.12
Op 29 juli 1482 maken we kennis met de kinderen Van Oirsbeek. Gregoir (Gregoer) van der Sargen sluit als voogd van zijn vrouw een akkoord met Peter, Arnold en Elisabeth van Oirsbeek (Oersbeck) en Johan Coninx namens Diederik van Gemert, als voogd van zijn vrouw, over hun kindsdeel, een totaalbedrag van 600 postulaatgulden, die Gregoir als voogd verschuldigd is aan de kinderen. Op 10 september 1488 verklaart Andries van Palant, als voogd van zijn huisvrouw, Elisabeth van Oirsbeek, dat hij 100 postulaatgulden ontvangen heeft, waarvoor hij zijn schoonmoeder kwijtscheldt, welke zij zijn huisvrouw geeft vanwege het feit dat ze in het huwelijk zijn getreden.13 Op 7 januari 1484 bekent Elisabeth van Oirsbeek 100 postulaatgulden schuldig te zijn aan Diederik van Gemert.14
Diederik en zijn vrouw bewonen een huis in de Sint Anthonisstraat, tegenwoordig de Sint Teunisstraat in Maastricht. Op 15 november 1483 dragen Johan van den Zarten (ook wel: Jan van der Sarten) en juffrouw Katharina van Schoenbeck 8 erfmudden spelt op hun huis en hof gelegen in de Sint Anthonisstraat te Maastricht over aan Diederik van Gemert ten behoeve van zijn huwelijk met Catharina van Oirsbeek, zijn wettige huisvrouw.15 Kennelijk dient Diederik aan Jan jaarlijks met Sint Andries 11 mudden rogge aan lijfpenningen te betalen. Dat gebeurt in 1496, 1497 en 1500.16 In 1507 verkrijgen Diederik van Gemert en zijn vrouw het eigendom van een huis in de Sint Anthonisstraat. Op 1 maart 1507 dragen Willem Penre van Broekem, Gerlach van Henneken en Willem Peters Hendmeker namens zijn vrouw dat huis, voor en achter, met toebehoren in eigendom over aan Diederik, zijn vrouw Catharina en hun kinderen en erfgenamen, voor een bedrag van 16 mark. Diederik zal alle lasten dragen. Op 16 april 1507 draagt Gielis van den Kerckhoff, alias van Coeten, zijn rechten in het huis over aan Diederik.17 Op 4 april 1508 verklaren Michiel Coeten en zijn vrouw Marie, mede namens Jans en Willems kinderen Op Gheen Acker en Yda’s en Agnes’ kinderen Op Gheen Acker, wonende te Lent, dat Diederik hun deel betaald heeft van 8 mark erfelijk van het huis in de Sint Anthonisstraat, dat toebehoorde aan ‘Catrijnen van Schoenbeke’ zaliger en nu eigendom is van Diederik en zijn vrouw en hun erfgenamen. Dat verklaren ook Willem Hoenneker en zijn vrouw Marie.18 Op 14 maart 1526 wordt Katrijn van Gemert genoemd als belendend eigenares van een huis in de Sint Anthonisstraat, dat Lieben van Anstenrade overdraagt aan Magriet Melres.19 Op 14 juli 1526 wordt ze opnieuw genoemd als belendend eigenares van een huis in de St. Anthonisstraat naast Magriet Meelres alias van Wustenraede.20
Op 25 januari 1486 ontvangen Peter van Oirsbeek, ongehuwd, Diederik van Gemert, als man en voogd van Catharina, en Andries van Palant, als man en voogd van Elisabeth, 3 jaarlijkse renten uit onderpanden in Maastricht.21
Op 4 februari 1486 dragen juffrouw ‘Lijsbet van Oirsbeck’, als vruchtgebruikster, en ‘Barbe’, mondig, mede voor ‘Meijken’, noch onmondig, haar dochters als erfgenamen, een huis, voor en achter, met alle toebehoren, gelegen in de Abbestraat over aan Thielman van Soulz en Aleijd zijn huisvrouw, voor een bedrag van 16 mark en 1 oort. Op 25 maart 1486 verklaren Andries van Palant en Diederik van Gemert dat Thielman van Soulz 2 mark heeft gegeven aan Elisabeth.22
Diederik van Gemert en zijn vrouw Catharina van Oirsbeek zijn gerechtigd in een deel van de Hof te Swier in Wijnandsrade. Op 6 augustus 1486 oorkonden de stadhouder en leenmannen van Wijnandsrade dat Diederik van Gemert en zijn vrouw samen met anderen hun deel in de hof in erfpacht hebben uitgegeven.23
Op 27 maart 1487 instrumenteert notaris Henricus de Pascuis alias van Asten in het huis van Dries van Palant in Maastricht, dat Dries van Palant, bastaard, en zijn vrouw ‘Liisbeth van Oersbeeck’ erkennen ontvangen te hebben van Emont van Palant, heer van Moubach, drossaard van Valkenburg, als voogd van de kinderen van heer Diederik van Palant, de laatsten termijn van de 700 guldens, hun bij huwelijk door de laatstgenoemde toegezegd.24
De erfgenamen Van Oirsbeek bezaten in Maastricht een groot huis, geheten De Pot, gelegen op de Zaterdagsmarkt aan de Nieuwstraat. Het goed is afkomstig van Reynson van Liebeek.25 De erfgenamen van ‘den Pot’, te weten Diederik van Gemert, man van Catharina, Peter van Oirsbeek, broer van Catharina, Liebrecht Burstjens, man van Mechteld Thonys en Arnt Zonns haar broer, verklaren op 31 mei 1488 dat Andries van Palant, man van Elisabeth, zuster van Catharina en Peter, door hen gerechtigd is om het huis geheten De Pot, gelegen op de Zaterdagsmarkt, te gebruiken van voor tot achter voor 10 gulden, voor 2 gulden jaarlijks. Barbara (Barbe) van der Sargen stemt in met de overeenkomst.26 Op 23 november 1489 draagt Marie van der Sargen, dochter van Gregoir, die overleden is, en van juffrouw Elisabeth van Oirsbeke, al haar goeden en erven gelegen te Maastricht en in de Vroonhof of elders, onder welk gericht of bank dan ook, haar aangestorven na het overlijden van ‘Reijntsons van Liebeke’ zaliger, te weten ‘die Poth gueden’ die nog onverdeeld zijn door de erfgenamen, over aan juffrouw Lijsbet haar moeder, om haar leven lang te gebruiken, zonder dat ze het mag verkopen, verpanden of vernaderen en na het overlijden van juffrouw Elizabeth, zullen deze en andere goederen eigendom worden van Diederik van Gemert als man en momber van Katharina, Peter van den Biessen, als man en momber van Barbara (van der Sargen), Andries van Palant, als man en momber van Elizabeth en Peter van Oirsbeke, die nog ongehuwd is, haar broer, zusters en zwagers. Mocht Marie besluiten uit te treden uit het klooster van de ‘Mechden Driessch’ (= klooster van Sint-Andries of Maagdendries), dan komen de goederen weer aan haar, uitgezonderd haar kindsgedeelte, dat ze verkocht heeft aan Andries van Palant met de belofte in het klooster te blijven. Juffrouw Elizabeth van Oirsbeke verklaart dat als Marie niet in het klooster wil blijven, ze haar dan 60 Rijnsgulden zal geven, als Marie toestaat dat Elizabeth het geld van haar deel van het huis geheten De Pot, dat zij verkocht heeft, beuren en heffen zal te weten de som van 106 gulden. Marie van den Sargen draagt vervolgens haar kindsgedeelte, zijnde een zevende deel van het huis geheten De Pot met al zijn toebehoren in eigendom over aan Andries van Palant en Elisabeth zijn huisvrouw en hun erfgenamen voor 10 mark erfelijk, die Dries meteen afgekocht heeft met 106 Rijnsgulden. Het goed is onbelast behalve met 4 mark erfelijk. De overdracht geschiedt met instemming van juffrouw Elizabeth van Oirsbeke, Diederik van Gemert, Peter van den Biessen en Peter van Oirsbeke.27 Peter van den Biessen, man van Barbara28 draagt op 11 maart 1497 in eigendom over aan Andries van Palant, secretaris van de stad Maastricht en Elizabeth zijn huisvrouw zijn zevende deel van het huis en goed, voor en achter met alle toebehoren, geheten De Pot voor 10 mark jaarlijks en een jaarlijkse erfcijns. Op 25 januari 1499 draagt Diederik van Gemert, als man van Catharina eveneens een zevende deel van het huis De Pot in eigendom over aan Andries van Palant.29
Diederik van Gemert, man van Catharina, draagt op 15 juli 1505 28 stuivers en 1 kapoen over aan Andries Daems, kerkmeester van de St. Janskerk in Maastricht ten behoeve van de kerkfabriek, uit een panhuis, dat toebehoorde aan Jan Starcken en nu aan Goorts’ erven ‘int Steenenhuijs’, gelegen naast het goed van Henrick van Hamont des Smeets.30
Op 18 juni 1511 dragen Diederik van Gemert en zijn vrouw ‘Catrijne’ en Goert vanden Laeck met zijn vrouw Mechteld een voor- en achterhuis met toebehoren gelegen in de Raamstraat in Maastricht in eigendom over aan Aert Daniels en zijn vrouw ‘Belen’ voor 3½ mark.31
Op 2 december 1512 draagt Lambrecht Schoelars aan meester Meijs Pruiten een wissel over van 3½ mark van 6 mark in een brief van 8 augustus 1477, afkomstig van Diederik van Gemert, die deze heeft overgedragen aan Henrick Siebers op een goed ‘opte Maze’ in de Gubbelstraat in Maastricht, in ruil waarvoor meester Meijs genoemde Lambrecht beleent met 1 morgen beemd te Limmel onder de bank van Meerssenhoven.32
Achter het huis De Pot bezaten de erfgenamen van Oirsbeek nog een stenen huis gelegen op de ‘Moent’, in de Muntstraat. Op 3 februari 1514 dragen Peter van Oirsbeek en Diederik van Gemert als man van Catharina het gehele goed gelegen op de ‘Moent’, voor en achter, met alle toebehoren, tussen Peter Massus Beck aan de ene zijde en Jannes Rijken zaliger aan de andere zijde, en achter het goed ‘van den Potken’, dat aan hun en aan Andries van Palant met zijn huisvrouw Elisabet zaliger was aangestorven van hun ouders, over aan Andries van Palant, Dries zijn zoon en Jan van Strijthagen, zoon van zijn dochter Lijsbet zaliger, voor 96 mark, die ze samen ieder voor 1/3 deel behouden. Andries krijgt het huis.33 Diederik van Gemert is kort daarop gestorven. Op 2 maart 1515 heeft Catharina, weduwe van Diederik van Gemert (‘jouffrouw Catrijne achtergelaten weduwe Dyricx van Gemert’) voor stadhouder en schepenen van het Brabants Hooggerecht van Maastricht ten behoeve van haar kinderen de marken genaast die zij zou erven van haar ouders. Andries van Palant heeft daartoe haar gedeelte van een stenen huis op de ‘Moent’ in bezit genomen en de stadhouder het verschuldigde geld betaald.34
(WORDT VERVOLGD)

NOTEN:
NOTEN “Van Gemert tot WanGuemert – dl.1”

RHCL, Indivieze Raad Maastricht (20.001A), inv.nr. 917, fol. 15 (20); Oud Archief Maastricht, Oud-Maastrichtse Burgerboeken 1436-1794, Burgerboek van de burgemeesters 1482-1666, nummer II, eerste stuk 19-10-1482 t/m 18-5-1526, blz. 29: 21-2-1489: Diederick van Ghemert is porter worden inden smyeden ambacht.
2 RHCL, Indivieze Raad Maastricht (20.001A), inv.nr. 916, fol. 67 (62)
3 A. Otten, Diederik van Gemert, schout van Maaseik in 1408. Kapittelstokjes, in: Gemerts Heem 1982-1, p. 31
4 Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL), 14.B001 Kapittel van Onze Lieve vrouw te Maastricht, inv.nr. 638 d.d. 29-3-1492: Akte van overdracht door Lenss Meys en Symon Jorith aan Heynrick van Monjouwen, ten behoeve van de koorpresentie, van een rente van 7½ mud rogge ten laste van een huis te Lanaken. ‘Wij Dierick van Ghemert in der tijt als schoutit’. Het zegel van Diederik ontbreekt. Zie ook; G.D. Franquinet, Beredeneerde inventaris der oorkonden en bescheiden van het Kapittel van O.L. Vrouwekerk te Maastricht, berustende op het provinciaal archief van Limburg, dl. 1 (Maastricht 1870), 258, regest 254: Jonker Dierick van Gemert, Schout
5 J. Eversen, Analyse van verschillende oude oorkonden en bescheiden, betrekkelijk Maastricht, Meerssen, enz. 1392-1770, in: De Maasgouw, Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, jrg. 6, nr. 218, 12 april 1884, p. 957: oorkonde 26-8-1493 Zegel van Dirk van Gemert, scholtis te Pietershem
6 D. Sassen, Schout en Schepenen der Banckheerlicheyt end Gericht van Pietersheim, in: De Maasgouw, Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, jrg. 42, nr. 9, september 1922, p. 71: Dyrck van Ghemert, schout
7J. Crott, Adel en bastaardij, in: Het Land van Herle. Tijdschrift en contactorgaan voor vrienden en beoefenaars van de historie van oostelijk Zuid-Limburg, jrg. 35, aflevering 1, jan./mrt 1985, p. 6-8; P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 4 (Leiden 1918), p. 1054-1055
8 RHCL, Indivieze Raad Maastricht (20.001A), inv.nr. 917, fol. 9v (18)
9 RHCL, 20.086A Brabants Hooggerecht Maastricht (BHG), inv.nr. 709, fol. 9 (11)
10 RHCL, BHG, inv.nr. 709, fol. 28 (22): Pauwels heet hier Van Noirbeke of Norebeke
11 G. Xhayet, Réseaux de pouvoir et solidarités de parti à Liège au Moyen Age (1250-1468) (Luik/Genève 1997), p. 235
12 RHCL, BHG, inv.nr. 709, fol. 143 (81), 145 (82 en 233 (126) d.d. 4-4-1476: 6 mark en 5 stuivers van een huis gelegen in de Nieuwstraat
13 RHCL, BHG, inv.nr. 709, fol. 684 (354)
14 RHCL, BHG, inv.nr. 709, fol. 781 (402)
15 RHCL, BHG, inv.nr. 709, fol. 773 (398)
16 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 762 (386) d.d. 15-4-1496: 11 mudden rogge; RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 795 (402) d.d. 18-2-1497: 3 mudden met halfvasten, 2 mudden met beloken Pasen en de rest met ‘St. Remeijsmisse’ (= St. Remigius); RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 872 (443) d.d. 28-11-1500 (of 11-4-1500?): betaling van 11 mudden rogge van Sint Andries 1499.
17 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 1025 (521)
18 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 1056 (538)
19 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 448 (232)
20 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 465 (240)
21 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 171 (88)
22 RHCL, Brabants Hooggerecht Maastricht (20.086A), 710, fol. 136 (71)
23 Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Abteilung Rheinland, AA608 Paffendorf (v.d. Bongart), Urkunden, nr. 461
24 Gelders Archief, Heren en graven van Culemborg (0370), 2418: met zegels van Dries van Palant en Diderich van Palant, schout te Heerlen
25 Jonkheer Reynson van Libeek (of Liebeek) was heer van Mheer. Hij overleed in 1487. Zie: W. Hupperetz, B. Olde Meierink en R. Rommes, Kastelen in Limburg. Burchten en landhuizen (1000-1800), p. 486-488. Jonkheer Reynson junior werd op 11-6-1440 poorter van Maastricht in het vleeshouwersambacht. Zijn vader Jonkheer Reynson werd 15-3-1438 poorter in het brouwersambacht: RHCL, Indivieze Raad Maastricht (20.001A), inv.nr. 916, fol. 26v (42), 51 (54)
26 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 343 (175)
27 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 456 en 457 (233)
28 In de akte staat abusievelijk Elizabeth
29 RHCL, Brabants Hooggerecht Maastricht (20.086A), 711, fol. 69 (38)
30 RHCL, BHG, inv.nr. 710, fol. 1013 (515)
31 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 32 (20)
32 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 69 (40)
33 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 94 (53)
34 RHCL, BHG, inv.nr. 712, fol. 109 (60)

Literatuur:
F. Donnet, Histoire de l’établissement des Anversois aux Canaries au XVIe siècle (Antwerpen 1895)
C. Infurna Wangüemert, L’Última Herència. Anàlisi etimològic, genealògic i contextual del cognom Wangüemert des des segle XII fins a l’actualitat. Institut Montsoriu (Arbúcies 2014)

Bekijk PDF