GH-2015-02 Uit het Rechterlijk Archief van Gemert
Simon van Wetten
Ook na het uitkomen van de zesdelige serie tèsbuukskes ‛Tussen herberg en hoogmis’ – de honderdste uitgave van onze heemkundekring – komt Simon in de dossiers van het civiel-crimineel archief nog heel veel voorvallen en wetenswaardigheden tegen die niet aan uw aandacht mogen ontsnappen (Red.).
1654 – Vlees noch vis
Schepen. Een gewilde baan. Toch? Je hebt aanzien, de mensen kijken tegen je op en zijn op voorhand tot een tegenprestatie bereid. Bovendien wordt de secretarie altijd goed warm gestookt, er staan mooie, comfortabele stoelen en dan kun je heel behaaglijk recht spreken, het dorp besturen of een transportakte verlijden. Alleen al dat werkwoord. Ik verlijd nooit iets. U wel? Maar goed, ook nu, op 24 oktober, zijn de schepenen vergaderd en doen ze gewichtig een uitspraak over de benoemingsprocedure.
‛Het setten ende aensetten van schepenen is niet aan een vaste tijd gebonden, maar kan te allen tijde geschieden door de commandeur en de schout van Gemert.’
Misschien is het iets té warm in de secretarie, want vergeten de heren schepenen de landcommandeur niet?
Cornelis Berckers neemt het woord. Hij is van de gereformeerde religie en is afgezet op eigen verzoek. Jazeker. Hij bevestigt dit, weliswaar zittend, staande de vergadering en legt uit dat het afzetten is gebeurd door de schout van Gemert, maar dat hij nu weer is aangesteld door de schout van Peelland, zonder dat hij daar om heeft gevraagd. Daarna is hij door de vorster – in opdracht van die schout van Peelland – meerdere malen gemaand weer naar de vergaderingen van de schepenbank te gaan. Aha, hier komt het soevereiniteitsconflict weer om de hoek kijken. Er moeten van de HoogMogende Heren in Den Haag minstens een paar gereformeerde schepenen op het pluche van die mooie stoelen zitten.
Gerart Denis, zijnde van de roomse religie, wil ook wat zeggen.
‛Ik ben inter deus noch te paeps noch te geus.’
Vlees noch vis dus, Gerart. Aan jou hebben we niets. Niet iedereen is aanwezig. Schepen Aert Gerarts is absent ondanks het feit dat de vorster hem heeft opgedragen te komen. Aert is ook rooms. Vorster Mathijs Joris wordt uitgenodigd binnen te komen. Hij verklaart plechtig van nu af aan alleen nog de mandaten en bevelen van de Heren HoogMogenden te gehoorzamen. Kijk, dat is tenminste een vent. Die kiest partij. Gooi hem buiten! Terwijl de schepenpresident de vergadering wil sluiten, komt genoemde Aert Gerarts toch nog binnen. Hij legt uit dat hij verscheidene malen aan de commandeur heeft gevraagd of hij geen schepen meer hoeft te zijn. Zó’n gewilde baan is het op dit moment blijkbaar niet. Zou ú misschien …
1659 – Voor haar doe ik alles
Er lopen een paar rare snoeshanen in Gemert rond. Ze zijn niet van hier, dat hoor je aan hun tongval. Ze zéggen de dingen niet alleen op een vreemde manier, ze vragen ook vreemde dingen. Ze willen de weelderige lokken van de Gemertse vrouwen kopen! Het zijn kooplieden in haar. Vest van den Berch, Gemertenaar én koopman in hart en nieren, ziet kans een penninkje bij te verdienen. Hij biedt de vreemdelingen aan om op z’n Gimmerts de mensen uit te leggen wat de twee komen doen. Dan is iedereen gerustgesteld en komt er vertrouwen en uiteindelijk de schaar.
‛Deze Fransoijs van Delff en Jan de Rees zijn kooplieden in vrouwenhaar. Er wordt geen misbruik gemaakt en het haar is vooral bedoeld voor mannen met kale hoofden en voor geestelijke personen die in vreemde landen reizen. Het haar wordt zelfs gebruikt door vorsten en prinsen en is bekend in Holland en Vlaanderen.’
De aanspreektitel Hare Majesteit krijgt zo een heel andere lading. En Vest wordt nu ronduit enthousiast. Er zal wel meer dan een penninkje voor hem in het vat zitten.
‛Er zijn door het haar dat deze mannen verwerken ettelijke tonnen goud in het land gekomen en dat strekt tot grote contributie. Laat daarom deze kooplieden ongemolesteerd!’
Nou, dat zullen we dan maar doen.
1797 – Eerwaarde heer hooligan
Frans Giller heeft alle reden zijn naam eer aan te doen. Op dinsdag 29 augustus, omstreeks middernacht, hebben vandalen zowat alle ruiten van zijn huis in de Haageik ingegooid en ingeslagen.
‛Het deurraam aan de zuidzijde met twee ruiten is aan stukken en een houten spil binnenwaarts ingescheurd. Verderop zijn ook diverse ruiten en spillen kapot, zoals aan de noordzijde van de keuken. Van de geut is een stuk uit het paneel en in de kamer lagen twee ijsselstenen op de vloer, in de keuken zelfs vier.’
Frans weet niet wie het gedaan heeft, maar wel dat hij een kwartier tevoren drie personen had buitengezet: Huijb van Seeland, Peter van Duijnhoven en de eerwaarde heer Schepers. Bovendien heeft Frans tijdens het rinkelen van zijn glazen, via een gat in de staldeur gezien dat Huijb en Peter stokken in hun handen hadden.
‛Ze zeiden dat ze gingen zien hoeveel glazen er in stukken waren.’
Als die twee dat nog niet wisten dan zou Scheepers ook wel eens meegedaan kunnen hebben. Misschien heeft hij wel die ijsselstenen door de ruiten gekegeld. Ziet u het voor u? Zo’n man met een priesterboord, in een wapperende soutane en een rondzwaaiend flosje aan zijn hoed die de ene na de andere steen door de ramen naar binnen mikt. Is dat geen giller?
BRONNEN:
Vlees noch vis: R268, blz. 55.
Voor haar doe ik alles: R268, blz. 30.
Eerwaarde heer hooligan: R94, blz. 15.