GH-2015-02 Over de “piepeline” in de Hoef 1944 – 1945
Ruud Wildekamp en Ad Otten
Al kort na de invasie in Normandië wordt er in een enorm tempo werk gemaakt van een pijplijn voor de aanvoer van brandstof naar de almaar verder oprukkende legers van de geallieerden. Aanvankelijk liep die pijplijn onder Het Kanaal door en kwam bij Cherbourg (Normandië) aan land en vandaar naar het front. Later kwam er een tweede vanaf Boulogne met een extra aanvoer vanaf het aan de Belgische kust gelegen Oostende. Een paar maanden na de bevrijding op 25 september 1944 kwam deze pijplijn ook in Gemert. Heel wat dorpelingen, zeker nadat ze ergens gelezen hadden over deze ‘pipeline’ doopten die als vanzelfsprekend om in ‘piepeliene’.
Het traject van deze dubbelpijpse en bovengrondse ‘pipeline’ kwam langs d’n Beeksedijk naar de bebouwde kom van Gemert, boog op d’n Heuvel af over Schoorswinkel in de richting van het kasteel aan de Heilige Geestlaan om daar ter hoogte van de ommuurde moestuin zijn weg te vervolgen door de bedding van De Rips naar ‘de straot’ (het Borretplein/Ridderplein). Op 13 april 1945 ‘schoot’ pater Loffeld een foto van twee jongens staande op de pipeline in de Rips, tegenover het poortgebouw van het kasteel. Bij de vertoning daarvan in een presentatie in de Heemkamer kwam er meteen een reactie: “Die blonde jongen links, dat is mijn vader: Jan van Kessel.”
“Jaja, dat ben ik”, vertelt de inmiddels 80-jarige Jan een paar dagen later, “en die jongen rechts is mijn vaste maat van toen, de vorig jaar (2014) overleden Karel van Oorschot. Wij waren toen tien jaar, woonden vlak bijelkaar in De Haag en zaten op de Komschool in dezelfde klas, bij míster Van der Velden. We trokken altijd samen op. En wat die pipeline betreft, die lekte overal, en niet zo’n beetje ook. Veel mensen kwamen er ‘s-avonds naartoe ‘um d’n beziene van ’t Ripswatter af te sköppe’. Ik zie Cor van den Elzen en Zonen (Willy, Sjors en Jan) van ’t Transportbedrijf nog bezig met steelpènnekes en emmers. In heel Gímmert was in d’n orlog al jorrelang gín beziene mír te kriejge gewist. Auto’s èn autobussen reejen op gasgínnerators gestokt mí hawt….” Dat er op het marktveld (Ridderplein), of misschien op ’t terrein van d’n Boerenbond, indertijd een benzinestation of aftappunt werd geïnstalleerd, weet Jan zich niet te herinneren. Benzineopslag en ook transport vond tot dan toe plaats middels enorme hoeveelheden jerrycans. Zo was er in no-time ook een groot (geallieerd) benzinedepot aangelegd op de Erpse Hei, waar dag en nacht met jerrycans en benzine-in-vierkante-blikken werd af- en aangereden.
Jan van Kessel weet zich ook nog goed te herinneren hoe ze staande op de pipeline door een pater van het kasteel werden gefotografeerd. En dat de pipeline onder de gemetselde duiker van Binderseind-Ridderplein doorliep, ‘langsaf’ het terrein van de Boerenbond, en dat die pas een heel eind verderop, ergens in de buurt van het Frans Brugske, uit de bedding van de Rips afboog in de richting van de Lodderdijk en vandaar richting Elsendorp ging, de terugtrekkende Duitsers achterna. In mei 1945 bij de capitulatie was via Emmerik de Duitse stad Bocholt bereikt.
Martien van Dooren, zoon van aannemer en caféhouder Peer, en net als Jan en Karel in de bevrijdingstijd 10 jaar geworden, herinnert zich ook nog allerhande technische details van de pipeline. “Pijpen waren het van ongeveer 4 meter lengte, die met flenzen, rubberringen, beugels en bouten aan elkaar gekoppeld waren.” Martien gaat er bovendien van uit dat de lekkages tegenover de kasteelpoort veroorzaakt waren door het losdraaien van de bouten door Gemertenaren die benzine wel ergens voor konden gebruiken. Daartoe was onder de lekkage een blikken bus gehangen. Wie de eigenaar was van die bus? Daarop moet Martien het antwoord schuldig blijven…
In de bevrijdingstijd hadden de schooljongens van Gemert regelmatig vrij van school omdat het gebouw was gevorderd voor inkwartiering van Engelse militairen. Vaak gingen ze dan toch naar de school uit nieuwsgierigheid en belangstelling voor de Tommies. Jan van Kessel herinnert zich dat er een kantine was in de school en een keuken in Textielfabriek Van den Acker. Karel van Oorschot en hij waren goede maatjes met ‘Mik van de kantine’. Deze Mik (Mike) kwam uit Cambridge. Van hem leerde hij de eerste woorden Engels. “Hij begroette me altijd met ‘Hi Blondy, how are you?” Met vijf en soms wel tien ´Hageneese´ jongens mochten Jan en Karel aansluiten bij de militairen-in-de-rij voor het eten. “Dík héb ik ’n vol pènneke porridge (=pap) mee no haojs kanne neeme,” vertelde Jan.