GH-2015-02 Een klein dorp en de grote oorlog (2)

Alex van Antwerpen

Hoe vergaat het Gemert in de Eerste Wereldoorlog. In dit tweede deel zullen we zien dat er in ons dorp ook een strijd losbrandt en dat er Duitsers in Gemert neerstrijken. Maar hier is het de hemel als je kijkt naar de hel van de slagvelden in de Westhoek van België en Noord Frankrijk. Als men de balans van 1915 opmaakt komt men tot onvoorstelbare aantallen: de Fransen verliezen tussen de één en anderhalf miljoen man aan doden en gewonden – waarbij vermeld moet worden dat de helft van het aantal officieren is weggevallen – de Britten 300.000 en de Duitsers 875.000. En het ergste moet nog komen!

Levensmiddelen beginnen schaars te worden

De wereld is nu bijna anderhalf jaar in oorlog en het wordt langzamerhand pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar de afhankelijke positie van ons land is als het gaat om levensmiddelen en grondstoffen. Nederland en aanvoer overzee zijn bijna synoniem, maar daar komt behoorlijk de klad in als de Britten de Noordzee tot oorlogsgebied verklaren. Duitsland reageert daarop met een onbeperkte duikbootoorlog en alles wat vaart wordt nu door beide kampen als het enigszins kan getorpedeerd . Het zal duidelijk zijn dat er dan voor een neutrale koopvaardijvloot zo goed als geen doorkomen meer aan is. De aanvoer van graan uit Amerika stokt eigenlijk al meteen vanaf het begin van het uitbreken van de oorlog en dat dwingt de regering tot het nemen van ingrijpende maatregelen.Dit leidde tot de Levensmiddelenwet.1 Op papier een prima initiatief om prijsopdrijving of oppotten van schaarse levensmiddelen tegen te gaan. Het ministerie beschikte niet over voldoende mankracht om toe te zien op de handhaving van de wetsartikelen en uit pragmatische redenen werd dan maar het toezicht bij de burgemeesters neergelegd. Die waren daar over het algemeen niet zo blij mee, want met het in beslag nemen van achtergehouden goederen of het vorderen van voorraden bij de plaatselijke bevolking, maak je niet altijd vrienden. Dus gaven heel wat burgervaders om de lieve vrede in het dorp te bewaren een eigen draai aan de wetsartikelen of knepen een oogje toe. In een uiterste poging om een einde te maken aan deze wetsongelijkheid roept de regering in februari 1915, een Roggecommissie in het leven om te komen tot een uniforme regeling voor Noord-Brabant. Deze commissie bestaande uit een aantal burgemeesters, o.a. die van Helmond en Erp, stellen een Roggeverordening in die voor de hele provincie moet gelden. De bedoeling is: “vasthouding en prijsopdrijving van graan, meel en brood te voorkomen”. Globaal komt de afgekondigde maatregel erop neer dat er geen wittebrood gebakken mocht worden (daar is meer graan voor nodig dan voor het bakken van gewoon brood), roggebrood moet voor de helft gemengd zijn met tarwe, B&W bepalen in overleg met de commissie de prijs en het gewicht van het brood. De bakkers moeten lijsten bijhouden van het verkochte brood, zodat men niet meer dan 3 kilo “per hoofd per gezin per week” kan kopen. Roggemeel mag niet vrij vervoerd worden, alleen met een zogenaamd geleidebiljet. Rogge mag niet aan het vee gevoerd worden.

Broodoorlog: de gemeente contra boeren en bakkers

Ferme taal, mooie woorden, maar de praktijk in Gemert is weerbarstig. Het afdwingen van het naleven van de verordening is een te grote kluif voor burgemeester Buskens, en in zijn spoor de raad. Immers de meeste bakkers en boeren stonden niet te trappelen om mee te werken, bovendien vond men op het gemeentehuis de regelgeving behoorlijk ingewikkeld. Een voorbeeld: boeren zijn verplicht rogge te leveren aan de gemeente, maar ze waren gewend een deel van de oogst als veevoer te gebruiken. Als compensatie krijgen ze dan regeringsmais. Zo is de nieuwe regeling volgens gemeenteraadslid Smulders, hij heeft die wijsheid trouwens uit de krant. Hij legt dit voor aan de raadsvergadering. De burgemeester beweert dat regeringsmais alleen verstrekt wordt aan een boer die levert aan de Roggecommissie in Helmond en niet als aan de gemeente geleverd wordt. Smulders heeft zijn twijfels, Buskens zegt toe te informeren hoe het precies zit.2 Het blijkt dat het raadslid gelijk heeft, later in het jaar wordt er regelmatig regeringsmais besteld om te ruilen met de boeren.
Maar je zult begrijpen dat in de voorafgaande maanden, zonder de genoegdoening van de regeringsmais, de weerstand bij de boeren tegen het leveren aan de gemeente alleen maar groeit. Op een gegeven moment laten ze zelfs ijskoud weten dat de voorraden op zijn.3 De burgemeester vindt dit wel heel ongeloofwaardig, hij besluit de controles op het leveren van rogge te verscherpen. Dat zo’n controle fors kan uitpakken blijkt in De Mortel: een graancontroleur vergezeld van 23 militairen verschijnt op het erf om de oogst in beslag te nemen. Meer dan 20 karren worden afgevoerd om op kosten van de weigerachtige boer gedorst te worden.4 Ondanks alle inspanningen van de gemeente wordt er de nodige rogge achtergehouden, dat blijkt onder andere uit het feit dat er regelmatig molenaars betrapt werden op het malen voor particulieren, dat werd als illegaal beschouwd. In een enkel geval werd een molen enige tijd gesloten.5 De bakkers in Gemert zitten dan ook regelmatig zonder “bakrogge” en het dorp dus zonder roggebrood, het algemeen volksvoedsel. De door de regering ter beschikking gestelde 20000kg komt dan ook meer dan gelegen.6 Maar de schaarste blijft temeer omdat de bakkers toch, ondanks het verbod van de burgemeester roggebrood leveren buiten de gemeente.

Business as usual

Maar toch ziet het dagelijks leven er in 1915 in Gemert nog niet zo beroerd uit, het is bijna business as usual: De heer J van Berlo doet aangifte van zijn 30e kind. Het Gemertse publiek kan gaan genieten van een mooi gelukte foto, van een Duits vliegtuig dat bij Venlo geland was. De gebroeders Jansen in Helmond hebben het kiekje in de etalage staan. De kermis is dit jaar, volgens de Zuid-Willemsvaart als een “dood kindje met een lam handje”, immers dansmuziek is verboden net als het optrekken van de gilden, en op de “Heerengracht” staan geen kramen, dus geen suikerwaren of gemarineerde haring. Toch nam de tram van 8 uur ’s avonds negen volgepropte wagens mee in de richting Helmond.7 Vader Van Zeeland is nu al twee weken achterelkaar van de Groeskuilen naar de kerk gefietst, kras voor een negentigjarige. Maar de rust in ons dorp zal verstoord worden door de komst van Duitsers naar Gemert.

Duitsers strijken in Gemert neer

Nederland staat mild tegenover deserteurs die in ons land toevlucht zoeken, het zijn over het algemeen Duitsers. Ze mogen hier blijven, tenminste als hun verhaal klopt. Dat moet gecheckt worden, want stel dat het om een spion gaat. Ondertussen verblijft de persoon in kwestie in gevangenschap en dat kan lang duren.
Onze regering denkt tot dan toe nog steeds dat ze volgens internationale afspraken een vergoeding kunnen vragen, na de oorlog uiteraard, voor de opvang van deze deserteurs. Als in 1916 de Duitse regering verklaart geen interneringskosten te vergoeden voor deserteurs, krijgt de Hollandse zuinigheid de overhand en de procedure wordt aanzienlijk verkort, de deserteurs mogen zich overal vrij vestigen en ze moeten maar zien hoe ze in hun levensonderhoud voorzien (soms worden ze ondersteund door particuliere organisaties). Dit betekende in de praktijk dat de Duitsers zich voornamelijk in de grensstreken in Limburg ophielden en om het hoofd boven water te houden werd er volop gesmokkeld. De militaire commandanten die het grensgebied moeten bewaken klagen steen en been bij de minister van Oorlog over de aanwezigheid van, in hun ogen, deze hinderlijke individuen. Er wordt naar een oplossing gezocht en die denkt men gevonden te hebben in het concentreren van de deserteurs, in gebieden ver weg van de grens maar waar wel de Staat van Beleg geldt, daar is namelijk verscherpt politietoezicht. Want het is de bedoeling dat de deserteurs de gemeente waarin ze geplaatst worden niet verlaten. Eind 1916, begin 1917 worden er 930 deserteurs overgebracht naar Eindhoven en omgeving. Helmond en Gemert zijn ook aangewezen voor “opvang”. Volgens de Zuid-Willemsvaart worden voor “deserteurs die niet over voldoende middelen van bestaan beschikken of geen betrouwbare personen hebben die voor hen instaan, een verblijfplaats aangewezen o.a. Helmond en Gemert.8
Aldus verschijnen er 63 Duitsers in Gemert. Ze verblijven, over het algemeen, bij particulieren in de kost. De Duitsers voorzien op allerlei manieren in hun levensonderhoud, zo zijn ze werkzaam in de nieuwe vormen van nijverheid die de oorlog naar Gemert bracht: de mandenmakerij en de groentedrogerij.9 Maar ook niet zelden maken ze zich schuldig aan allerlei illegale praktijken. Om de plaatselijke bevolking gerust te stellen wordt er voor deserteurs die niet in hun onderhoud kunnen voorzien en die een gevaar voor de veiligheid vormen, in Bergen een speciaal kamp in gereedheid gebracht. De officiële naam luidt: “Depot voor Duitse deserteurs en andere buitenlanders”. Als het kamp klaar is worden er meteen, in juli 1917, 22 deserteurs “opgezonden” naar het depot vanuit Gemert. De Zuid-Willemsvaart was er absoluut niet rouwig om, getuige het volgende citaat: “want men had de luidjes niet erg hoog en niet ten onrechte. ’t Waren het meest van die misselijke tronies, die te lui waren om te werken daarbij nog veel praats hadden, en die men niet verder vertrouwde als men ze zag. Toen men ze weg zou brengen wilden ze allen wel werken……”.10 In oktober 1917 verblijven er officieel nog 3 deserteurs in Gemert (waarvan één met zijn vrouw) en die hebben hier ook werk. Als je weet dat er 63 zijn geplaatst, daarvan zijn er 20 naar Bergen gestuurd zou je kunnen concluderen dat er zo’n 40 in de illegaliteit zijn verdwenen. In november blijkt dat van de ruim 900 deserteurs die naar onze regio zijn gestuurd zijn, er nog 77 aanwezig zijn. Vreemd, een aantal is naar Bergen opgezonden maar het merendeel is verdwenen, terwijl ze juist in Eindhoven en omgeving geplaatst zijn vanwege voldoende goed politietoezicht, zodat ze niet in de illegaliteit kunnen verdwijnen.11

NOTEN
1. Zie deel 1’Een klein dorp en de grote oorlog’, Gemerts Heem 2015 nr.1.
2. Notulen gemeenteraad van 21 januari 1916
3. De Zuid-Willemsvaart [ZWV], 26 april 1916
4. ZWV, 20 september 1918
5. Dat overkwam molenaar Verstappen, ZWV 24 november 1917
6. ZWV, 16 augustus 1916
7. ZWV, 2 oktober 1915
8. ZWV, 17 februari 1917
9. Dit soort bedrijven floreerden in de oorlog, in deel 3 komen we er op terug
10. ZWV, 21 juli 1917
11. ZWV, 24 november 1917

Bekijk PDF