GH-2015-01 Klokkenvordering 1940 – 1945

Hans Kanters

Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Duitsland een grote behoefte aan grondstoffen. Als gevolg daarvan werd alles wat van metaal was gevorderd. Via een bekendmaking door het Duits gezag volgde op 16 juli 1941 al een vordering van alle metalen. Kerkklokken waren daar op dat moment nog van uitgezonderd.
Voor de oorlog (1939) waren alle klokken in Nederland geïnventariseerd, waardoor de bezetters een jaar later precies wisten, waar wat hing. Ook het gewicht van de klokken was hen bekend. Wel hadden zij nog enig oog voor de monumentale waarde. Daarom ook werden monumentale klokken gekenmerkt met een M. Daarna volgden C-, B- en A-klokken. A-klokken waren de minst waardevolle.
De eerste klok die in onze gemeente in opdracht van de bezettende macht wordt opgehaald is een klok uit de Mortelse kerktoren. Dat gebeurt op 5 augustus 1942 door de firma J.P. Meulenberg uit Heerlen. De Mortelse klok met een doorsnede van 105 cm en een gewicht van 730 kilogram wordt afgevoerd naar een bewaarplaats in Tilburg. Tegelijk wordt ook een klein klokje van 30 kilogram meegenomen. Op 1 december 1942 worden vervolgens door dezelfde aannemer ook in Handel twee klokken opgehaald, die respectievelijk 117 en 50 kilogram wegen. Beide gemerkt als M-klok, maar toch afgevoerd naar Tilburg. Deze M-klokken zijn gegoten in 1689. De ene ter ere van de Heilige Maria en het andere veel kleinere klokje ter ere van St. Anna. Een derde klok, de St. Jozefklok, mag blijven hangen als brandklok van Handel.
Een week later is Gemert aan de beurt. Op 7 december 1942 wordt de grootste klok, Johannes De Doper, met een doorsnede van 120 cm en een gewicht van 1070 kilogram uit de kerktoren getakeld. Daags erna volgt de Willibrordusklok met een doorsnede van 90 cm en een gewicht van 700 kilo. Ook deze klokken, in 1718 gegoten, zijn M-klokken. Het is eigenlijk de bedoeling dat het Angelusklokje in het kleine torentje mag blijven maar men krijgt het voor elkaar dat de 340 kilo wegende derde klok in de kerktoren (uit 1866) mag blijven als brandklok. Daarvoor in de plaats moet nu wel het uit hetzelfde bouwjaar daterende Angelusklokje met een doorsnede van 62 cm en een gewicht van 120 kilo worden afgestaan en zal later dienen als brandklok voor de gemeente Mill en St.-Hubert. Op 9 december worden vervolgens de klokjes uit het kasteel en uit klooster Nazareth opgehaald. Nog tot 21 december daaraanvolgend staan de twee grote klokken aan de voet van de kerktoren en de kleinere klokken in het torenportaal om dan te worden vervoerd naar de centrale opslag van kerkklokken in Tilburg.
Na deze voor de inwoners van onze gemeente droevige aftocht kon men alleen maar blij zijn zowel in Handel als in Gemert één klok te hebben behouden. In Gemert was dat een klok met een aanmerkelijk gewicht. En het moet dat gewicht zijn geweest dat er op 22 maart 1943 toe leidt dat deze klok (340 kg; doorsnede 80 cm) alsnog uit de Gemertse kerktoren wordt gehaald. Gemert had toen niet eens een brandklok meer. Maar dat kon ook volgens de Duitse regels niet. In een brief d.d. 13 april 1943 van het Duits gezag aan de gemeente Gemert wordt bericht dat elke gemeente één klok voor alarmeringsdoeleinden moet bezitten en dat dit een C-klok met een gewicht van onder de 150 kilo dient te zijn. Indien het niet lukt om dit binnen de eigen gemeente te regelen dan zal er een dergelijke klok uit een andere gemeente moeten komen. Op 22 april 1943 verzoekt de Gemertse NSB-burgemeester Vogels aan de Commissaris van de Provincie, om in Gemert ‘mede op historische gronden’ als brandklok te krijgen, de eerder al naar Tilburg afgevoerde Mariaklok uit Handel (60 cm, 150 kg). Het verzoek wordt ingewilligd en leidt achteraf bezien tot het behoud van deze monumentale uit 1689 daterende Handelse klok die daar indertijd werd gegoten door Alexis Juliën.

Eind 1943 had elk Gemerts kerkdorp de beschikking over één brandklok:
Gemert, 60 cm en 150 kg De Mortel, 46 cm en 65 kg.
Handel, 50 cm en 80 kg Elsendorp, 30 cm en 20 kg.

De afgevoerde klokken blijven tot april 1944 in Tilburg om dan vervoerd te worden naar de smelterij te Wilhelmsburg bij Hamburg. Met uitzondering van het kleine klokje uit De Mortel en het klokje van het Capucijnenklooster uit Handel komen er na de oorlog geen afgevoerde klokken in de gemeente meer terug. De klokjes van een paar kapelletjes zijn gelukkig gespaard. Zo kon de klok van het Esdonks kapelleke op tijd in veiligheid worden gebracht en kon daardoor na de oorlog ook nog even dienst doen in de Sint-Janskerk. Over het klokje in de St.Antoniuskapel in de Deel is verder niets bekend, maar daarover zal zich wel een buurtbewoner of een gildebroeder hebben ontfermd waardoor dit klokje buiten de vordering is kunnen blijven.
In de oorlog zijn er nog wel een paar verzoeken gedaan door pastoor Kuijte tot behoud vooral van de monumentale klokken uit 1718. De verzoeken waren gericht aan pater Dr. J.B. Knipping, professor aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Helaas heeft dit niet mogen baten al vragen we ons af hoe het zou zijn gelopen als zich daarmee de door de Duitse Orde onderscheiden pastoor Poell nog had kunnen bemoeien. Toen in december ’44 bekend werd dat de klokken al in april van dat jaar in Wilhelmsburg waren aangekomen, was daarmee alle hoop op behoud verloren en daar werd hier en daar ook wel een ’traantje’ om gelaten. Jaar in jaar uit en dat eeuwen achtereen hebben klokken geluid voor geboorte, trouwen en uitvaarten, voor blijde maar ook droevige gebeurtenissen zoals die bij een mensenleven horen…

Voorgeschiedenis klokken uit 1718:
Een klok met inscriptie ‘Domina Agnes van Gemert anno 1270’, wegend 636 pond, werd in 1588 omgesmolten tot St. Jan den Doper, in 1606 wederom versmolten tot een klok van 2358 pond, en daarna nog een keer in 1690. Daarnaast is in 1560 een klok gegoten genaamd De Zaligmaker Joannes de Dooper, 1200 pond, die in 1588 is versmolten tot De Zaligmaker, 1441 pond.
Uit deze twee klokken, zijn in 1718 de twee grote klokken gegoten. De ene opgedragen aan de Duitse Orderidder Damiaan Hugo von Schönborn, landcommandeur Alden Biesen en Vrijheer van Gemert. De ander in memorie van de victorie in de Slag om Belgrado van generaal Bertram Anton van Wachtendonk, commandeur van Gemert.

Over klokkengieter Jean Petit
De klokkengieter van de klokken uit 1718 werd geboren in 1695 in Langres (Frankrijk) en overleed op 96-jarige leeftijd in 1792 te Helmond. In zijn leven heeft hij blijkbaar meer ondernomen dan alleen klokken gieten; in 1724 stond Petit ook bekend als bakker in Helmond. In de periode 1718-1755 heeft Jean Petit in samenwerking met broer Joseph, neef Godefridus Julien, en met zijn zoon Johannes, in totaal 57 klokken gegoten. Dit gebeurde altijd op locatie en als zodanig heeft hij heel Brabant, Limburg, Gelderland en zelfs een stuk van Duitsland bereisd. In 1936 is een klok uit Vlierden, gegoten in 1736 door Jean Petit, helemaal in Sianter op Sumatra terechtgekomen.

NA DE OORLOG
Samenvattend kunnen we stellen dat uiteindelijk vijf klokken niet zijn teruggekeerd. Van de St.-Jan uit Gemert de twee klokken uit 1718, en een derde klok uit 1866. Verder uit De Mortel de grote klok. En de vijfde klok is de St.-Annaklok van 50 kilo, de kleinste klok uit Handel. Deze stond niet eens op de inventarislijst uit 1939, maar deze uit 1689 daterende klok is toch opgehaald en helaas ook niet teruggekeerd.
Na de oorlog heeft de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel een bijdrage gestort van fl. 4.230, terwijl de waarde van de gevorderde klokken geschat werd op fl.7.920, bijna het dubbele. De schatting van de oorlogsschade en de manier waarop dit gebeurde was voor het kerkbestuur reden om de betaling van fl.193,- aan de taxateurs slechts onder protest te voldoen. Zij hadden er geen goed woord voor over. De schadevergoeding bedroeg fl.2,25 per kilogram.
Dat de rekening voor nieuwe klokken flink hoger uitviel blijkt wel uit het feit dat pas in maart 1949 aan Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel definitief opdracht is gegeven om drie klokken te gieten ter waarde van fl.11.538,80. Het zijn ‘Joannes de Doper’ van 1050 kg, ‘Willibrordus’ van 700 kg, en ‘Maria’ van 400 kg. Deze klokken werden op 27 juni 1949 geplaatst waarbij het uit Mill teruggekomen Angelusklokje toen van de grote naar de kleine toren verhuisde. De Firma Hendriks realiseerde indertijd voor fl.325,- een elektrische aandrijving.
Voor wat De Mortel en Handel betreft: deze kerkdorpen zijn pas in 1952, weer voorzien van het aantal klokken van vóór de oorlog. Ook hier speelde de financiering een belangrijke rol. In De Mortel werden verscheidene collectes gehouden om het benodigde geld bijeen te krijgen. Bijzonder was een oproep aan elk gezin dat in de stal nog wat plaats had om varkens te mesten. De opbrengst was dan voor de klokken. Via meester Derks bood een veevoederfabrikant 300 kilo varkensmeel per varken gratis aan. Het werd een geweldig succes. Een ‘waar gebeurd’ verhaal uit het dorp van de bereleider en de carnavalsnaam “Krulstarteland”, toegewijd bovendien aan de parochieheilige St.-Antonius (met het varken).
Ook voor Handel liet men na de oorlog een nieuwe klok gieten (door Eijsbouts, Asten), terwijl de twee M-klokken die respectievelijk in Handel en in Gemert in de bezettingstijd ‘dienden’ als brandklok, weer konden worden teruggehangen op hun oorspronkelijke plaats.

GERAADPLEEGDE BRONNEN:
– Gemeentearchief Gemert-Bakel, archieven van de parochies Gemert, Handel en De Mortel.
– Peter Lathouwers, De Handelse Klokken, Gemerts Heem 1994.02, p. 58-60; Peter Lathouwers, In eeren ende oirbaer onser vrouwe te Haenle, Gemert 2005, blz. 88-91.
– Koos van der Heijden e.a., Mortel ons dorp , 1992, p.59; Idem, 100 Jaar parochiekerk, 2004, p. 7.
– M.H.J. Pennings, D’aauw kerk, Gemert 1977, p.35.
– Anny vd Kimmenade-Beekmans, Gemert bezet Gemert bevrijd, 1994, p.52.
– Gemertse Courant 30 juli 1941, excursie naar de Esdonkse kapel; feb-sept 1945 tien artikelen over kerkklokken
– L. Rouppe van der Voort, Klokkengieters in Gemert. Hoe en wanneer, Gemerts Heem 1988.04, p.108-111.

Bekijk PDF