GH-2014-03 Uit het Rechterlijk Archief van Gemert

Simon van Wetten

Ook na het uitkomen van de zesdelige serie tèsbuukskes ‛Tussen herberg en hoogmis’ – de honderdste uitgave van onze heemkundekring – komt Simon in de dossiers van het civiel-crimineel archief nog heel veel voorvallen en wetenswaardigheden tegen die niet aan uw aandacht mogen ontsnappen (Red.).

1727 – Waar de wind ons brengt
Wat mij een beetje aan u stoort is dat u altijd zo onverschillig bent aangaande de windkracht. Een licht briesje of gierende wind, het maakt u helemaal niets uit. Zo leeft u dus niet mee met onze molenaar Peter Pennincx. In het laatst van april was er namelijk zodanige stilte van wind, dat hij niet kon malen en de Gemertse mensen waren genoodzaakt hun granen in Erp, anderhalf uur van hier, of op Wolfswinkel, drie uur van hier, te laten malen.
De superieure glimlach die u toont bij uw vraag of het in Erp en Wolfswinkel dan wél waaide kunt u snel verwijderen: in Erp en op Wolfswinkel zijn watermolens.
Wij hebben in Gemert een rosmolen, maar die kon al het werk niet aan. Mulder Peter daarover:
‛Met Hoogtijdagen als Pinksteren en Onze Lieve Vrouwe voor de boeg, als er bier moet worden gebrouwen en rogge- en wittebrood gebakken moet worden, dan is het in de rosmolen veel te druk.’
Er is dus merkelijke schade toegebracht door de windstilte en de mulder wil een korting op de pachtsom. Ik had graag dat u onze molenaar in deze billijke wens steunt. Mijn dank!

1728 – Soldatesk
Soldaat zijn is een eerbaar beroep en behoorlijk wat Gemertenaren hebben er hun kost mee verdiend. Tot ze oud en stram en onvolledig zijn.
‛De Gemertse schepenen bevestigen dat Joris Thijssen, hebbende een houten been, oud omtrent 75 jaar en gegageerd soldaat, gediend hebbende onder de overste Hoenderbeeck, alhier woonachtig en nog in levende lijve is.’
Het kan ook zijn dat je even geen zin hebt in veldslagen. Dan is het fijn als je solidaire buren hebt die een officiële verklaring willen afleggen dat je momenteel de kracht niet hebt. Gerart Gijsbers, soldaat in het regiment en compagnie van Zijne Hoogheid de Prins van Oranje-Nassau, hééft zulke buren.
‛Gerart Gijsbers is dusdanig krank geweest dat hij drie of vier weken geleden zijn kerkelijke rechten heeft ontvangen. Hij is nog niet helemaal van die krankheid hersteld; voorleden zondag is hij voor het eerst weer naar de kerk geweest.’
Ik denk dat Gerart nu ook maar eens moet gaan biechten.

1728 – Pastoraal
‛Of de overledene toen al grofelijk ziek was?’
Ja, de getuige verklaart dat Van den Bogaert zeer ziek was. De man is ook de volgende dag gestorven.
‛Maar was de inmiddels overledene daarvoor zijn verstand, memorie en vijf zinnen volkomen machtig? En heeft de overledene niet gezegd dat hij vanwege zijn zware ziekte niet kon schrijven?’
Dat weet de getuige niet.
‛Maar heeft hij dan niet gezien dat de heer pastoor de hand van de overledene heeft gepakt en op die manier een merk op het testament heeft gesteld?’
Ja, dat weet de getuige wél. De pastoor van Gemert heeft daarna het testament in zijn zak gestoken.
Een ferm staaltje van het rijke Roomse leven! Tegelijkertijd gebiedt de eerlijkheid ons te vermelden dat pastoor Gautius de aldus verkregen rijkdommen niet over de balk gooide. Dat blijkt uit de boze woorden die zijn kapelaan Simon Wijdeven tot hem sprak.
‛Gij bent maar een gierigaard en gij zult er geen drie in de gehele gemeente vinden die anders zullen zeggen.’
Kijk, pastoor Gautius, dat kun je óók in je zak steken.

1736 – Dure buurt of vergane glorie?
De Schoolstraat. Dat is bij ons in Gemert de dure buurt. Daar staan de grote huizen. Pastoor Gautius woont er en de beroemde orgelbouwer Mathias Verhoffstadt. Tegenover de Latijnse school. Maar de vergankelijkheid der dingen en de vergankelijkheid van ons allen geldt óók in dat dure straatje. Pastoor Gautius is onlangs overleden en zijn orgelbouwende buurman heeft eveneens het tijdige met het eeuwige verwisseld. De nieuwe bewoners van hun huizen worden geconfronteerd met enig achterstallig onderhoud. De opvolger van Gautius, de
eerwaarde heer Wilhelmus Thijssen, nodigt de drossaard en de schepenen uit eens een kijkje te komen nemen.
‛Na genomen oculaire inspectie hebben wij bevonden dat het leien dak op diverse plaatsen ongerepareerd is. Het lekt zodoende op zolder en dat water vindt vervolgens een weg naar de benedenvertrekken. De vloerplanken zijn daardoor rot en bedorven. Ook de houten ramen, vensters en de ruiten – vanwege de grootte van het huis zeer talrijk – zijn versleten. En de muur van het bijbehorende kleine huis dreigt om te vallen.’
Herstel van dit alles kost, naar het oordeel van schepen Willem Ansems van Hout, die ook meester-timmerman is, omtrent 300 pattacons.
En wij maar denken dat zo’n dorpspastoor grote sigaren en zúlke bellen wijn zit te consumeren in een comfortabele leunstoel op een prachtig gelakte houten vloer. Droog! Mooi niet dus. Als die Wilhelmus Thijssen de onbedwingbare neiging krijgt het urbi et orbi voor het Gemertse volk uit te spreken, dan dondert ie met raamkozijn en al naar beneden.
Op naar de buurman. Dat is medisch dokter Ignatius van den Dijck, pas getrouwd met Anna Bijnen, de weduwe van Mathias Verhoffstadt. Het huis bestaat uit een vierkante bouw, heeft vier benedenvertrekken en drie kamers op de verdieping. Een brede gang deelt het huis in tweeën, ook boven. Er zijn vier schoorstenen, zwaar van steen. Dat klinkt stevig en degelijk.
‛Maar de eiken plaat op de ribbe van de tweede zolder is geheel afgebroken, de muur op de eerste verdieping wijkt sterk naar buiten, de muur boven de blinde ramen oostwaarts is gescheurd en ook de paal waar de zwaarte van twee schoorstenen op rust is doorgebogen. De bouw oostwaarts is in perikel van ruïne. Kamers ontberen vloeren en zolderingen en de muren zijn niet bezet. Op de bovenkamers noord- en oostwaarts valt geen licht door de ramen.’
Dat ziet er dus donker uit. Ik kom er achter dat ik in een achterbuurtje werk.

1738 – Kiekens kort voor een kornet
Sinds kort woont in Gemert een gewezen kornet. Hij was in dienst van de HoogMogende Heren der Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, maar als je dat elke keer helemaal op moet schrijven, dan wil je op een gegeven moment met pensioen. En dat is wat de heer Philippus Jacobus du Puij hier aan het vieren is: zijn pensioen. De plattelands-gemoedelijkheid die hij in Gemert zoekt, dient zich op een ochtend om een uur of acht aan in de persoon van Jenne, de vrouw van Dirck Coenen. Ze heeft drie kuikens bij zich en biedt ze te koop aan, voor maar drie stuivers ’t stuk. De Heren der Staten-Generaal hebben Du Puij een ruimhartige toelage meegegeven, dus de koop gaat zonder afdingen door. Terwijl de ex-kornet vergenoegd naar zijn drie nieuwe aanwinsten zit te kijken, verplaatsen wij ons naar het woonhuis van predikant N. Slingsbie alhier. Hij is op reis, maar Balthasar Bengman en
diens vrouw Grietje passen op het huis. Geen overbodige luxe in een katholiek dorp waar alleen de ruitenzetter blij is met de aanwezigheid van een dominee. En ook nu blijkt er het een en ander vernield. Balthasar en Grietje:
‛De deur van het brandhuis is opengebroken, er is een plank geforceerd en het slot van de kram van de swingel is kapot. En er zijn drie kiekens uit het hoenderhok verdwenen.’
In zo’n dorp als Gemert blijft niets onopgemerkt. Jenne Coenen is door diverse mensen gesignaleerd met drie hoenderkens. En zo komt het dat onze nieuwe dorpsgenoot Du Puij ten tweede male een vrouw voor zijn deur ziet staan. Het is Grietje, de huisbewaarster van de dominee.
‛Die kiekens die u vanmorgen heeft gekocht, zijn van de predikant.’
Tja, het hechtingsproces is al begonnen. Het zijn heel leuke kuikens. Meneer Du Puij moet er nog even over nadenken. En hoe zit het met z’n negen stuivers? Hij stuurt Grietje weg.
Voor de derde keer wordt er deze ochtend op zijn deur geklopt. Het inburgeren is overduidelijk begonnen. Dit keer is het een man. De voormalig militair kent hem niet, maar wij wel. Het is Dirck Coenen, de echtgenoot van Jenne. Hij biedt negen stuivers aan en na enige aarzeling geeft Du Puij de drie kuikens mee.
Dirck brengt onze drie gevederde vrienden – die inmiddels een toch wel enerverende ochtend achter de rug hebben – in zijn voorschoot naar het huis van dominee Slingsbie. Grietje doet open, trekt haar wenkbrauwen op, maar Dirck zegt zonder blikken of blozen dat hij de kiekens in De Mortel heeft gekocht.
Zo komt alles, ook de drie kiekens, weer op de pootjes terecht. En meneer Du Puij heeft vanochtend al drie dorpsgenoten leren kennen. Wat een open, hartelijke samenleving zijn wij toch.

1741 – Winkelen
Normaliter ga je niet speciaal naar Handel om te winkelen. We schrijven immers het jaar 1741 en het winkelaanbod in het bedevaartsoord is niet zó ontwikkeld dat je kunt spreken van een Handels centrum. Het huis van Thijs Albers op Strijbosch vormt tijdelijk een uitzondering op deze situatie. De reden van de opbloei van de middenstand is wat vaag, wat geheimzinnig ook. Het heeft iets te maken met een bende die het land van Ravenstein onveilig maakt. Een paar bendeleden werden achterna gezeten door Adriaan, de gewezen bedelaarsjager. En die Adriaan is getrouwd met een zuster van de vrouw van genoemde Thijs Albers. Bent u er nog? Wel alert blijven, want het wordt nog ingewikkelder. Op de een of andere manier heeft die Adriaan ervoor gezorgd dat twee bendeleden, al dan niet vrijwillig, wat achtergelaten hebben bij Thijs Albers.
‛Ja, een kastje of kramersmarske met een slotje en een roodachtige reiszak.’
Hoe die kerels heten?
‛De ene is Jan van Vlierden, met lang, zwart gekruld haar, een snee over z’n wang en een snee over z’n neus.’ De andere heet Hendrik van Gestel, middelmatig van postuur, met wit-rossig haar en grote ogen. Hij had een vrouwspersoon bij zich, met name Beth. Ze was grofzwanger.
Goed. Die twee hebben Beth plus inhoud weer meegenomen, maar de marskraam plus inhoud hebben ze laten staan. Het slotje vormt nauwelijks een probleem en daarom is het navolgende in de aanbieding.
‛Diverse bonte neusdoeken, katoen met paarse bloemkes en nog heel veel ander textiel. Verder een paar gespikkelde vrouwenkousen, negentien messen met lederen schedes, drie scheerkens, dertien haarkammen, nog wat andere kammen en heel veel lint, naalden en bewerkt kant. Ook twee koperen halskruisjes met een corpus daaraan en een lapke camerlink met rode, groene en witte strepen, vier ellen lang.’
Hoe lang de aanbieding geldig blijft? Ik weet het niet zeker, maar vijf of zes dagen geleden is in Mill het één en ander gestolen, en ik zou er niet van opkijken als daar – onder andere – gespikkelde vrouwenkousen node worden gemist.

1741 – Astens bezoek
De schoolmeester van Asten, Gabriël van Swanenbourg, komt helemaal naar Gemert om inlichtingen in te winnen. Hij is benieuwd naar het buitendorps gedrag van de Astense predikant Hermanus Albers, want die schijnt hier in Gemert geweest te zijn om een varken te kopen. Nou, qua aanschaf van varkens had die Albers zich de moeite van de reis kunnen besparen door thuis de spiegel te bestuderen. De schoolmeester daarentegen heeft zijn reis naar Gemert niet voor niets gemaakt. Hij krijgt van verscheidene kanten, ja zelfs van de drossaard en de secretaris te horen dat de predikant hier de beest heeft gereden.
‛Toen predikant Albers hier in Gemert was heeft hij zich bij ongeluk zodanig in de drank vergeten, dat hij ’s avonds ter secretarie alhier, in presentie van verscheidene personen over zijn stoel en over zijn kleren begon te spugen, zonder dat hij in staat was zijn stank en vuiligheid buiten het huis te dragen.’
Vanwege die stank en vuiligheid heeft het grootste deel van het gezelschap noodgedwongen de vlucht genomen. Wie uiteindelijk wie, als het gaat om het varken en de predikant, naar huis heeft gebracht, vermelden de getuigen niet. Wel is bekend – en in het kader van dit verhaal toch ook wel opmerkelijk – dat juist het varken in verscheidene religies als onrein wordt gezien.

BRONNEN:
Waarheen de wind ons brengt: R92, blz. 40.
Soldatesk: R92, blz. 32 en 41.
Pastoraal: R92, blz. 40 en 42.
Dure buurt of vergane glorie?: R93, blz. 53 en 54.
Kiekens kort voor een kornet: R93, blz. 58.
Winkelen: R75, blz. 34.
Astens bezoek: R93, blz. 8.

Met dank aan Paul Verhees. Hij maakte de foto’s bij gelegenheid van de inhuldiging van de landcommandeur in het Boerenbondsmuseum op 14 september 2013.

Bekijk PDF