GH-2014-03 De relatie ‘Haagbloem’ – ‘Nieuwe Ark’
Marij van Pelt-Vos
Toon en Stannie Grassens gaven hun woonboerderij (De Haag 49), op de afslag naar De Ark en De Bloemerd, de naam: “de Haagbloem”, een mooie toepasselijke naam. De haagbloem of haagwinde, op z’n Gîmmers ‘pispötje’, groeide en bloeide vroeger overal in de heggen. Toon maakte er een kleurige ‘gevelsteen’ van die nu de top van de zijgevel siert. Het is het grootste pispötje ter wereld! En hij werkt momenteel aan een nog veel duurzamer ‘convolvulus sepium’ oftewel ….. juist ja.
Boerderij De Haag 49 was het grootste gedeelte van de vorige eeuw eigendom van de familie Van den Elsen. Janus en Miet van den Elsen-Goossens, getrouwd in 1911, woonden er met hun gezin en daarna woonde er zoon Antoon en zijn vrouw Marietje Keurlings. Ik was vol bewondering voor Marietje, die in haar eentje met de koeien naar de wei ging in ’t Steegje (nu Kleikampen). Ze had dan van die halve laarzen aan, een geruite schort voor en in haar hand had ze een stokje waarmee ze af en toe een koe die niet doorliep een vinnig tikje gaf. Maar soms moest ze ook heel hard lopen om de koeien, die hier en daar een voortuintje in wilden, bij te houden. De Haag was in de jaren 50 van de vorige eeuw nog heel agrarisch. De boeren die grond hadden in de Kleikampen of in de Kampen en omgeving kwamen met hun karren, met daarvoor een fors trekpaard, door De Haag. Het was een sport voor de jongens om achter aan zo’n kar te gaan hangen en een eindje mee te rijden, of als het oogsttijd was een wortel of een pisknol te bemachtigen. Op gezette tijden hoorde je in de Ruijschenberghstraat de hoogkar van het Gasthuis aan komen klotteren. Jan Altink die daar toen boer was zat op de bok en als hij dan met zijn kar, met daarop een grote ton met inhoud uit de beerput van ’t Gasthuis, De Haag indraaide, zong de jeugd: “Zie ginds komt de strontkar uit ’t gasthuis weer aan”, op de wijs van “Zie ginds komt de stoomboot”. Maar nu terug naar De Haag 49, want daar is nog meer te zien.
Waarom zit die hond daar in de heg?
Toen de textielfabriek van Raymakers in de Ruijschenberghstraat nog in bedrijf was had deze haar uitrit ongeveer waar nu het straatje
’t “Hoogh Huijs”, in de Haag uitkomt. De vrachtwagens waarmee goederen werden aan- en afgevoerd waren in de loop van de tijd steeds groter en zwaarder geworden en de chauffeurs hadden veel moeite om de krappe bocht te nemen. Zij kwamen dan ook dikwijs met hun vrachtwagen bij Toon en Stannie in de heg terecht. Toon, in die tijd bezig met het maken van waterspuwers voor Het Land van Ooit, maakte er ook een voor zichzelf. Afschrikwekkend, oersterk, gemaakt van beton met glasvezel waakte deze hellehond over de hoek van de heg, tot in 1996, de fabriek werd afgebroken. Daarna werd het daar een stuk rustiger, maar de hond houdt nog steeds alles in de gaten.
Is ‘De Haagbloem’ de ‘Nieuwe Ark’?
We gaan terug naar het jaar 1840. Boerderij de “Haagbloem” bestond nog niet en de grond waarop zij gebouwd zou worden was in gebruik als bouwland. Schuin er tegenover, waar nu De Haag nr 38 is, woonde in die tijd Francis van den Elsen (geen voorvader van Janus en Antoon). Hij woonde er met zijn vrouw en kinderen in een klein eigen huis. In dat huis woonde Francis al met zijn moeder voor hij getrouwd was. Moeder Anna Maria Rooijackers had, nadat haar man Godefridus van den Elsen de vader van Francis jong was overleden, haar zoon alleen opgevoed. Toen Francis in 1813 met Johanna Corstens (*) trouwde bleef hij thuis wonen. Was het huis voor drie personen groot genoeg, toen er kinderen kwamen en opgroeiden was het toch wel krap. Francis was wever van beroep, maar ook was hij door zijn familie bekend met het boerenbedrijf. In 1820 bij het overlijden van zijn moeder kwam hij in het bezit van het huis waarin zij woonden en van haar aandeel in een stuk grond gelegen op de hoek van De Haag en het kerkpad. Van zijn grootouders erfde hij hun aandeel in die grond en door ruiling kwam Francis ook in het bezit van het naastgelegen perceel. Had hij er misschien altijd al van gedroomd om boer te worden? Behalve het land had hij van zijn grootouders ook F.840,– geërfd. Toen liet Francis van den Elsen in 1841 een boerderij bouwen. Zag Willem van den Eijnden, nog steeds eigenaar van “de Arck”, hier een nieuwe Arck verrijzen? Vanaf 1600 waren de percelen waarop de nieuwe boerderij gebouwd werd nooit in het bezit geweest van een eigenaar van “de Arck”, maar dat veranderde nu. De boerderij stond er amper een jaar toen in 1842 de oude Arck verdween en de nieuwe boerderij in handen kwam van Willem van den Eijnden, herbergier en bierbrouwer van Sint-Joris op de plaats van het huidige gemeentehuis. Mogelijk had dat iets met de financiering van de bouw te maken en werd er een oplossing gevonden. In elk geval was drie jaar later Francis van den Elsen weer eigenaar en hij zal met vrouw en kinderen op de boerderij zijn gaan wonen en er geboerd hebben. Daarnaast waren hij en zijn kinderen blijven weven. Volgens het Patentregister van de jaren 1850/1851 was Francis als zelfstandig wever patentrecht verschuldigd voor het in werking hebben van drie getouwen. Het kleine huis aan de overkant was nog steeds zijn eigendom, maar daar pasten geen drie weefgetouwen in. Het gezin Van den Elsen woonde dan wel in de boerderij, maar lang heeft dat niet geduurd. Geen van de kinderen kon of wilde verder in het boerenbedrijf en Francis en Johanna waren allebei al 65 jaar. In 1851 namen zij voorgoed afscheid van hun boerderij toen zij deze definitief verkochten aan de inmiddels 90-jarige Willem van den Eijnden. Deze voegde de nieuwe boerderij samen met de grond waarop de oude Arck gestaan had en verkocht dit geheel, nog hetzelfde jaar, aan Gijsberdina van der Aa weduwe van Johannes Janssen en consorten. Daarna veranderde de boerderij nog een paar keer van eigenaar tot zij in handen kwam van de familie Goossens. Dochter Miet Goossens trouwde met Janus van den Elsen en dan zijn we weer aangeland in 1911. Rest nog de vraag: werd de “Haagbloem” gebouwd om “de Arck” te vervangen?
Wie het weet mag het zeggen.
Bronnen (voor zover niet in de tekst):
Convolvulus sepium, pispötje: haagwinde, in: Gemerts Woordenboek (W.J. Vos) p. 126;
Ad Otten, Het mysterie der waterspuwers; zie: ‘mysterie 22’ in: www.heemkundekringgemert.nl/historie/mysteries
Antoon Corstens, Corstens een Gemertse familie uit Uden, Gemert 2011, blz. 49 en 50.
Gemeentearchief Gemert-Bakel: Registers van Personele Omslag 1815 t/m 1833; Bevolkingsregister 1829; Kadaster: Willem Peter v.d. Eijnden brouwer, Gemert, art. nr. 212; Kadaster: Francis Godefridus v.d. Elsen wever, Gemert, art. nr. 180 en 1294; Kadaster: Wed. Godefridus v.d. Elsen / Francis G. v.d. Elsen, Gemert, art. nr. 183; Kadaster: Gijsberdina v.d. Aa wed. van Johannes Janssen en consorten, Gemert, art. nr. 1582.