GH-2014-02 De Arck van Noë (3) (slot) Eigenaars en bewoners 1777 – 1842
Marij van Pelt-Vos
Jan, zoon van Abraham Henrix van Herpen, was op 26-11-1752 getrouwd met Mechtildis, dochter van Frans Slaets. Zij woonden met hun gezin in de Molenstraat op de plek waar nu de boerderij van Kuppens (nr. 16) staat. Dit huis was hun eigendom en ook bezaten zij meerdere percelen grond in de Hel verderop in (het achterland van) de Molenstraat en wat grond in De Haag. Jan was zoals veel mensen in die tijd “schrijvens onkundig”, maar hij had een vooruitziende blik. Op 10 februari 1777 kocht hij van de familie van der Heijden de Arck met aanliggende grond en het jaar daarop nog twee huizen en land in de Haag. Deze laatste huizen verdwenen binnen korte tijd en de grond waarop zij gestaan hadden, met de percelen die er bij hoorden, werden onderdeel van het grondgebied van de Arck. Daardoor werd deze weer een flinke boerderij waar meer grond bij hoorde dan ooit tevoren. Evenals eerdere eigenaars zal Jan van Herpen de Arck verhuurd hebben, al weten we niet aan wie. Zelf bleef hij met zijn gezin, waarvan de oudste kinderen intussen al volwassen waren, in de Molenstraat wonen.
Mechtildis Slaets, echtgenote van Jan van Herpen werd op 13 augustus 1789 begraven.
Het was begin 1792 en Jan de Willem van Lijssel en Marjan Verstegen wilden gaan trouwen. Zij zochten een boerderij die ze konden huren en raakten in gesprek met Jan van Herpen. Op 28 maart verhuurde deze zijn huis en hof genaamd “de Arcke”, voor de termijn van 6 jaar, aan Jan de Willem van Lijssel. Samen met de bijbehorende groes- en teullanden was de boerderij nu ongeveer 17 lopense groot. De jaarlijkse huursom bedroeg 80 gld. en de huurder moest de erfpachten die op de Arck rustten voldoen. Elk jaar moest hij 2 vimmen strooij, met een gewicht van 800 pond, op de daken van het huis en de bijgebouwen laten leggen en dan kost en drank aan de dakdekkers verschaffen (de verhuurder zou de lonen betalen). Het huis kon met Pinksteren worden aanvaard, hof en groes met half maart en de teullanden na de oogst, bloot aan de stoppelen, alles in het volgende jaar 1793. Nu de boerderij geregeld was kon er getrouwd worden en op 20-01-1793 stapten Joannes Wilhelmus Petri van Lijssel en Maria Anna Josephi Verstegen in hun huwelijksboot: “de Arck”. De oudste kinderen zullen er geboren zijn.
Joannes van Herpen overleed begin 1795 in de Straat en op 16 januari werd hij van daaruit begraven. De scheiding en deling tussen de kinderen en erfgenamen van Jan van Herpen en Mechtildis Slaets vond plaats op 30-01-1796. Zoon Abraham was niet meer in leven. Dochter Anna en haar man Andries van Vechel (ook Frankenvoort genoemd) deelden niet mee. Zij hadden in 1795 hun part van de erfenis voor 1000 gld. verkocht aan zwager Nicolaas Rooijackers en zus Maria. Zodoende werd er gedeeld tussen de drie overblijvende dochters van Herpen: Maria, Francijn en Johanna. Maria en haar man Nicolaas kregen o.a. het ouderlijk huis in de Molenstraat en Francijn en haar man Gerardus Verschueren kregen percelen grond. Aan Willem van den Eijnden en Joanna van Herpen viel de huizinge, hof en aangelag genaamd “de Arcke” ten deel, groot 3 lopense en 39 roeden, met 8 percelen land, alles staande en gelegen in de Haag en omgeving.
Willem, de nieuwe eigenaar van de Arck, was een zoon van Petrus Aerts van den Eijnden en Joanna Arnoldi van den Berck. Hij en Johanna van Herpen, waren op 10-02-1782 getrouwd en zij woonden met hun gezin in het huis “St. Joris” aan de Markt, nu het gemeentehuis. Dat huis was eerder eigendom van bierbrouwer Antonius van den Eijnden, die een oom van Willem was. Mogelijk heeft Willem van den Eijnden vanaf het begin van zijn huwelijk, of al in zijn jeugd, bij Toonoom gewoond, in elk geval was ook hij brouwer van beroep. Toen Antonius van den Eijnden in 1789 zonder nakomelingen overleed besloten de vele erfgenamen om de door hem nagelaten goederen, bestaande uit meerdere huizen en grond, binnen de familie te verkopen. Uit deze nalatenschap had Willem van den Eijnden op 10-02-1790 het belangrijkste huis: ” St. Joris” met de brouwerij gekocht. Zo was hij eigenaar geworden van een van de vier brouwerijen die er rond 1800 in Gemert waren. Willem en Joanna woonden riant midden in het dorp. Het ging hun goed. In november 1800 kochten zij het buurhuis richting de kerk en een paar maanden later het huis aan de andere kant. Dat laatste was ene schoone doortimmerde steenen huijsinge met stallingen, schuur en hof, grenzend aan de Capelaansteeg. Dit huis kennen wij nu als “Hotel de Keizer”.
In de Arck heeft het gezin van den Eijnden dus niet gewoond. Toen Willem en Johanna de boerderij in de Haag erfden liep het huurcontract met Van Lijssel nog. Daarna verhuurden zij de Arck aan Willem, zoon van Gerardus Jansse van Gerven (ook v. Gerwen). In de Franse tijd komen we deze Willem en Hendrina Jacob Peeters van den Bergh, met wie hij sinds 27-05-1792 getrouwd was, tegen in de Bevolkingslijst van 1799. Zij wonen dan in de Haag (nr. 519), zijn beiden 40 jaar en landbouwers van beroep. Hun twee jonge kinderen, die niet met naam vermeld worden, moeten Gerardus en Jacoba geweest zijn. Van de twee in de Arck geboren kinderen bleef alleen de laatste zoon Andreas in leven. Willem van Gerven heeft met zijn gezin lang in de Arck gewoond, in elk geval tot 1835, mogelijk langer. Uit de Bevolkingslijst van 1799 blijkt dat er toen onder het dak van de Arck nog een woning (nr. 520) was. Hier woonde de 69-jarige spinster Joanna Maria van Dijck weduwe van Joannes Bloks, met haar volwassen zonen Bernard en Henri die wever van beroep was. Dertig jaar later woonde hier (nr. 50) de in Boekel geboren spinster Anna Maria van Gerwen weduwe van Johannes Rijnders, met haar dochtertjes Theodora en Johanna.
Johanna van Herpen, echtgenote van Willem van den Eijnden was 74 jaar toen zij op 16-01-1830 in hun woning aan de Markt overleed. In de Arck stierf 03-09-1835, op 78 jarige leeftijd Hendrina van den Berg echtgenote van Willem van Gerven. Hun zoon Gerardus was toen nog ongehuwd en woonde bij zijn ouders. Na het overlijden van zijn moeder trouwde hij binnen een jaar en mogelijk heeft hij met vrouw Helena Michels en vader Willem nog in de Arck gewoond en gewerkt tot deze werd afgebroken. Willem van Gerven overleed op 22 januari 1849, ongeveer 90 jaar oud.
Intussen was in 1832 het Kadaster ingevoerd. Bierbrouwer Willem Peters van den Eijnden bezat veel grond o.a. in de Hulst en de Kampen en meerdere huizen, waaronder de Arck en het huis aan de Markt waar hij woonde. De Arck, met de bijbehorende percelen grond, was gelegen in sectie I en bestond uit de volgende nummers:
285 bouwland 19,90 aren,
289 bouwland 18,70 a.
382 huis en werf 05,08 a.
383 huis 00,32 a. 384 hof 06,80 a.
385 bouwland 27,30 a.
386 weiland 27,00 a.
403 bouwland 40,30 a.
411 weiland 23,00 a.
413 weiland 38,50 a.
447 bouwland 48,20 a.
485 bouwland 31,30 a.
495 bouwland 22,10 a.
Niet lang daarna kwam er een einde aan het bestaan van “de Arck”. Al gebouwd vóór 1500 was de boerderij hoogbejaard. In de loop van de tijd veranderde zij diverse keren van eigenaar en in de akten die dan werden opgemaakt is nergens sprake van een stenen huis. Daarom kunnen we er van uitgaan dat de Arck van hout was en met leem besmeerde wanden had. Het dak was belegd met stro evenals de daken van de bijgebouwen. Van 1627-1653 was Noë Lamberts Cock eigenaar en bewoner en aan hem dankte de boerderij haar naam “de Arck”. Het perceel grond waarop zij stond met het aangelag hield vanaf 1632 steeds dezelfde vorm en was omgeven door een “hegge en grave”. De grootte bleef, tot het kadaster werd ingevoerd, 3 lop. en 39 roeden. In 1842 werd “de Arck” afgebroken. In dienstjaar 1843 werd in het Kadaster bijgeschreven dat de percelen sectie I 382, 383 en 384 waren samengevoegd tot één perceel met als nieuw nummer I 829, groot 12,20 aren en dit was in gebruik als bouwland. Nu, meer dan 150 jaar later, is de naam “d’Eèrk” nog steeds in gebruik voor die plek in de Haag waar ooit “de Arcke van Noë” stond. De in 2007 door Gemert Vrijstaat en de buurtbewoners geplaatste bronzen ark bewaart de herinnering. Bij dit monumentje past het vers hieronder:
Hiejr wonde Noë in z’n Èèrk
Haj ploegden’t laand èn dí z’n wèèrk
Hiejr hád ie d’n aord èn hiejr is ie geblívve
Dí stukske Gímmert hét ie ‘ne naom gegívve