GH-2014-01 Inlevering radio’s in Gemert,Bakel en Milheeze tijdens WO II

Gidi Verheijen

 

Op 10 mei 1940 viel Duitsland ons
land binnen. Het Nederlandse leger
bood manmoedig verzet, maar was
geen partij voor het goed bewapende
en geoefende Duitse leger.
De koninklijke familie vluchtte naar Londen en
ook de ministers zochten daar een veilig heenkomen.
Prinses Juliana en de prinsesjes reisden
verder naar Canada.
Na het bombardement van Rotterdam op 14
mei tekende generaal Winkelman op de ochtend
van 15 mei de capitulatie. Kort hierna kwam Nederland
onder Duits bestuur, onder leiding van
rijkscommissaris Seyss-Inquart. Hij probeerde
greep te krijgen op het land en zijn inwoners
o.a. door de afkondiging van een lange reeks
verordeningen.
Een van de eerste stappen was de bezetting
van de radiozenders in Hilversum. Die zenders
zonden alleen nog maar programma’s uit die
door de Duitsers gecontroleerd en goedgekeurd
waren. De radiodistributie gaf alleen nog maar
deze goedgekeurde uitzendingen door.
Op zondagavond 28 juni 1940 bracht de Nederlandse
regering in Londen het radiostation
“Radio Oranje” in de lucht, dat tot het einde van
de oorlog elke dag Nederlandstalige uitzendingen
zou verzorgen. Radio Oranje was in staat
nieuws te brengen dat niet door de Duitsers was
gecensureerd en sprak de Nederlanders vooral
ook moed in. Maar al na korte tijd kondigden
de Duitsers een verbod af om naar buitenlandse
radiozenders te luisteren. Dat verbod kreeg de
verhullende benaming “verordening voor de bescherming
van de Nederlandse bevolking tegen
onjuiste berichten”. De meeste Nederlanders
trokken zich evenwel weinig van het verbod aan.
Er werd op grote schaal naar Radio Oranje geluisterd
en de ontvangen berichten werden met
andere geïnteresseerden gedeeld. Dat laatste
was trouwens niet ongevaarlijk, want de verordening
verbood niet alleen het beluisteren van
buitenlandse zenders maar ook de verspreiding
van de opgevangen berichten. Op luisteren naar
verboden zenders stond een gevangenisstraf
van ten hoogste 2 jaar en/of een geldboete van
ten hoogste ƒ 100.000. In combinatie met het
verspreiden van berichten kon de straf oplopen
tot een gevangenisstraf van 10 jaar en/of een
geldboete van onbeperkte hoogte.

De Duitsers probeerden de ontvangst van zenders
als Radio Oranje onmogelijk te maken of
te hinderen door het inzetten van stoorzenders.
Slimme landgenoten ontdekten dat met een
draaibare antenne (raamantenne) het stoorsignaal
sterk onderdrukt kon worden, zodat de
uitzending van Radio Oranje met geen of veel
minder storing te ontvangen was. Ook andere
technische oplossingen en trucjes maakten het
mogelijk de uitzendingen van Radio Oranje te
beluisteren.
In het kader van de vervolging van de joden in
ons land moest deze bevolkingsgroep in april
1941 hun radiotoestel op het politiebureau
afgeven. De burgemeesters van zowel Gemert
als Bakel lieten in dit verband echter weten dat
in hun gemeente geen joden woonden en dat er
dus ook geen radio’s waren ingeleverd.
In november 1941 eisten de Duitsers in het hele
land de voorraad radiotoestellen bij radiohandelaren
op. Ze hadden die radio’s nodig om Duitse
burgers en soldaten aan het Oostfront de mogelijkheid
te bieden naar de radio-uitzendingen
vanuit het moederland te luisteren. Op dat moment
was in Duitsland de productie van radio’s
voor civiele toepassing praktisch stilgevallen,
omdat de Duitse industrie volledig op productie
voor oorlogsvoering was gericht. Het bezette
westen moest daarom de benodigde 100.000
radio’s leveren.
De radiohandelaren in Gemert en Bakel ontkwamen
niet aan de maatregel en moesten hun handelsvoorraad
(inclusief inruiltoestellen) afstaan.
Voor deze toestellen werd door de bezetter
overigens wel de normale winkelprijs betaald.
De handelsvoorraad bij de radiohandelaren in
ons land leverde lang niet het gewenste aantal
toestellen op. Daarom kregen Philips, NSF en
Van der Heem de opdracht speciaal omroeptoestellen
voor dit doel (het “Ostspende”-project) te
produceren. Later werden trouwens ook nog in
België en Frankrijk radio’s voor de “Ostspende”
ingezameld.
Omdat de Nederlanders toch naar de verboden
zenders bleven luisteren, wilde de bezetter alle
radiotoestellen in beslag nemen. De Duitse
militaire vertegenwoordiging in ons land was al
lang voorstander van zo’n maatregel, maar het
Duitse burgerlijk bestuur wilde er aanvankelijk
nog niet aan. Deze laatste organisatie achtte de
inlevering niet noodzakelijk en beschouwde die
ook als een grote psychologische nederlaag, die
het laatste restje sympathie van de Nederlanders
voor de Duitsers weg zou nemen.
Uiteindelijk werd een geschikte aanleiding
gevonden voor de invoering van de maatregel
en wel in de massale april-meistakingen van
1943. Op 14 mei verscheen in alle kranten een
beschikking van Rauter, de hoogste Duitse politiechef
in ons land, met de verbeurdverklaring

van alle radio-ontvangtoestellen. Alle Nederlanders,
behalve enkele groeperingen zoals leden
van de NSB, moesten hun radio inleveren. Wie
dat niet deed riskeerde een gevangenisstraf en
hoge geldboetes.
De burgemeesters moesten de inlevering organiseren
en kregen daarbij wel de hulp van de
PTT. Burgemeester J. Vogels riep de inwoners
van Gemert en de bijbehorende kerkdorpen per
wijk op om hun radio te komen inleveren volgens
onderstaand schema.
– Elsendorp: 27 mei bij W. Haverkort
– Handel: 28 en 29 mei bij P.J. van Eldonk
– De Mortel: 31 mei bij A. van Zutphen
– Gemert (wijk A): 1 en 2 juni
– Gemert (wijk B): 4 en 7 juni
– Gemert (wijk C): 8 en 9 juni.
Het inleveringsbureau van Gemert was gevestigd
in het gemeentehuis.
De burgemeester van Bakel en Milheeze, W.
Wijtvliet, maakte voor de inlevering het volgende
schema bekend.
– De Rips: 1 juni in café Van de Ven
– Milheeze: 4 juni in café P. Wijnhoven-
Claassen
– Bakel: 7 en 8 juni op het gemeentehuis.
Volgens de voorschriften moest de eigenaar
van het verbeurdverklaarde toestel op een
voorgeschreven formulier zijn naam, beroep en
adres, en het merk van zijn radiotoestel, type en
serienummer invullen. Dat formulier was op het
postkantoor te koop voor 5 cent per stuk.
Verder moest de eigenaar een stevig kartonnen
kaartje van 10 x 15 cm aan het toestel bevestigen.
De bemanning van inleveringsbureaus bestond
uit twee of drie personen. De voorzitter
was doorgaans een gemeente-ambtenaar en
een plaatselijke radiohandelaar fungeerde als
radiotechnicus. Diens taak was het controleren
of de formulieren van het ingeleverde toestel
goed waren ingevuld. Hij moest verder vaststellen
of het toestel nog werkte en wat de waarde
ervan was. Het was namelijk de bedoeling dat
later een schadevergoeding voor de ingeleverde
radio zou worden betaald. Dat is er overigens
nooit van gekomen (behalve in het telefoondistrict
Gouda, waar ongeveer 8.000 personen
een vergoeding kregen voor hun ingeleverde en
afgevoerde radio).
Het voorgeschreven inleveringsformulier bestond
uit drie delen. Eén deel werd op het meegebrachte
kartonnen kaartje geplakt en aan het

toestel gehangen, één deel was bestemd voor
de administratie en een ander deel was het
ontvangstbewijs voor de eigenaar van het radiotoestel.
Gemert telde in 1943 vier geregistreerde
radiohandelaren: J. v.d. Crommenacker, P. van
Lieshout, Th. v.d. Wijst en de fa. C.W. v.d. Aa
(Handel). Aangenomen mag worden dat één of
meer van deze radiohandelaren ingeschakeld
werden als radiotechnicus op de inleveringsbureaus
in Gemert, maar het gemeentearchief
levert daarover geen uitsluitsel.
In de gemeente Bakel waren M. van den Heuvel
en P. de Groot (De Rips) bekend als radiohandelaren.
Of zij als radiotechnicus hebben gefungeerd
is mij evenmin bekend, wel is zeker dat
radiohandelaar K. Meerding uit Helmond voor
deze rol was ingehuurd.
Uitzonderingen op de inleveringsplicht werden
nauwelijks gemaakt. Alleen NSB’ers en Nederlanders
in Duitse dienst, konden om ontheffing
vragen. Ondanks de aankondiging dat er een
speciale ontheffingsregeling in aantocht zou
zijn voor invaliden, zieken en bejaarden, is zo’n
regeling er nooit gekomen. Veel invaliden, zieken
en bejaarden schreven een brief aan de burgemeester
van hun woonplaats met het verzoek
vrijgesteld te worden van de verplichte inlevering.
Maar de burgemeester kon in die gevallen
alleen maar antwoorden dat hij in deze materie
niet bevoegd was.
De 8.180 inwoners van de gemeente Gemert
brachten in mei-juni 1943 in totaal 358 radio’s
naar het inleveringsbureau (ruim 4 per 100
inwoners) en de 4.043 inwoners van Bakel c.a.
leverden 186 radiotoestellen af (bijna 5 per 100
inwoners)
Veel Nederlanders namen het risico, hielden
hun toestel achter en verborgen het voor de
Duitsers. Dat gold zeker ook voor de inwoners
van Gemert en Bakel. Het aantal in deze twee
gemeenten ingeleverde radio’s lag relatief
namelijk ver onder het landelijk gemiddelde
(ruim 9 toestellen per 100 inwoners) en onder
het gemiddelde van de provincie Noord-Brabant
(ruim 7 toestellen per 100 inwoners). Aan dat
cijfer veranderde overigens weinig door de nainlevering
van oktober (zie hierna).
Op 9 juni 1943 kregen alle radiohandelaren
in ons land om ongeveer 9 uur ’s morgens
bezoek van de (Nederlandse) politie. Die had
de opdracht de in- en verkoopregisters van
de radiohandelaren in beslag te nemen, zodat
nagegaan kon worden of kopers van een radio
die ook hadden ingeleverd. Op veel plaatsen

 

was de actie ’s avonds van te voren al uitgelekt,
veelal door een tip van de plaatselijke politie.
Het gevolg was dan ook dat bij veel radiohandelaren
de registers onvindbaar bleken. Ook bij de
hiervoor genoemde radiohandelaren in Gemert
en Bakel en Milheeze stond de politie op de
stoep, maar slechts één van de zes geregistreerde
radiohandelaren kon een register overhandigen.
Hierin stond sinds eind 1941 evenwel geen
enkele verkoop genoteerd, omdat het sindsdien
namelijk verboden was radio’s te verkopen.
Van de bezoeken aan de radiohandelaren werd
proces-verbaal opgemaakt met daarin een
verklaring van de betreffende handelaar waarom
hij het register niet kon aanbieden. Die verklaringen
ademden sterk de sfeer van fantasie en
fictie. Eén van de radiohandelaren verklaarde
het register, in verband met de papierschaarste,
als kladpapier gebruikt te hebben. Een ander
deelde mee al jaren aan TBC te lijden en op doktersadvies
alle papier in zijn woning, als mogelijke
besmettingsbron, te hebben vernietigd.
Enkele maanden na de inlevering van mei-juni
bleek dat ongeveer eenderde van alle aanwezige
radiotoestellen in ons land niet was ingeleverd.
Op 19 oktober 1943 volgde een nieuwe
mogelijkheid om niet-ingeleverde radiotoestellen
alsnog, straffeloos, in te leveren. De officiële
reden voor deze extra inleveringsmogelijkheid
was het zogenaamde “grote succes” van de
inleveringsoperaties.
In Gemert bedroeg de opbrengst van de nainlevering
14, in Bakel 6 stuks.
Het zal geen verbazing wekken dat de meeste
ingeleverde radio’s van het merk Philips waren
(61% in Gemert; 48% in Bakel). Op afstand
volgden merken als het Duitse Telefunken en de
Nederlandse merken Erres, NSF en Waldorp. Interessant
is te zien dat ook toestellen van kleine
lokale radiomerken werden ingeleverd. Het
betrof toestellen van de Helmondse fabrikant
Mego (4 in Gemert en 3 in Bakel) en de fabrikant
Minimax uit Beek en Donk (6 in Gemert en
4 in Bakel). Beide fabrikanten lieten de kasten
voor hun toestellen maken bij de firma Beks in
Helmond.
Het aandeel van in Bakel en Milheeze ingeleverde
radiotoestellen van het merk Waldorp was in
vergelijking met andere gemeenten in ons land
opvallend hoog (16%). De verklaring daarvoor is
waarschijnlijk dat een van de plaatselijke radiohandelaren
dealer van dit merk was.
Een bijzondere situatie deed zich voor rond
caféhouders. Die gebruikten in hun zaak vaak de

 

versterker van een radio om grammofoonmuziek
ten gehore te brengen. Na de inlevering van die
radio’s was het daarom stil in de cafés. Horeca
Nederland kreeg het echter voor elkaar dat alle
caféhouders in ons land hun radio weer in ontvangst
mochten nemen, nadat een radiotechnicus
het toestel wel ongeschikt had gemaakt voor
de ontvangst van radiostations. Door die ingreep
was het toestel nog wel als versterker voor grammofoonmuziek
te gebruiken. In Bakel maakten
in augustus 1943 in totaal 5 caféhouders van
deze mogelijkheid gebruik. Bijzonderheden van
Gemert zijn mij in dit verband niet bekend.
Op veel plaatsen voerde de lokale of Duitse
politie huiszoekingen uit om na te gaan of alle
radio’s wel waren ingeleverd. In de gemeente
Bakel en Milheeze werd zo’n huiszoeking uitgevoerd
door de Grüne Polizei. De inwoners hadden
hun niet-ingeleverde radio’s kennelijk goed
verstopt, want bij deze actie van 19 augustus
1943 werden maar twee toestellen gevonden
en inbeslaggenomen. Het waren twee toestellen
van radiohandelaar M. van den Heuvel, die
hij wel volgens de regels had aangemeld. De burgemeester
maakte dan ook schriftelijk bezwaar
tegen deze inbeslagneming bij de Gewestelijk
Politiepresident in Eindhoven. Het resultaat van
zijn tussenkomst is mij niet bekend.
In het hele land werden de ingeleverde radio’s
van de gemeentelijke opslagplaatsen overgebracht
naar centrale opslagplaatsen om de
afvoer naar Duitsland efficiënter te kunnen
organiseren. Zo was het ook de bedoeling de
ingeleverde radio’s in het oostelijk deel van
Noord-Brabant naar zo’n verzamelplaats over
te brengen, maar alle gemeenten die daarvoor
benaderd werden lieten weten geen geschikte
opslagplaats voor dat doel te hebben. Ook de
gemeenten Gemert en Bakel meldden desgevraagd
aan de PTT Eindhoven niet over een
geschikte plaats voor centrale opslag te beschikken.
Uiteindelijk was het resultaat dat alle gemeenten
in dit deel van het land (om precies te zijn het
gebied ten oosten van de lijn Lith-Hilvarenbeek)
gevrijwaard bleven van de afvoer van de ingeleverde
radiotoestellen. De ingeleverde toestellen
van de gemeenten ten westen van de genoemde
lijn gingen naar de centrale opslagplaats in een
gebouw van V&D in Breda. Van daar werden de
beste toestellen naar Duitsland afgevoerd, net
zoals vanuit de 14 andere centrale opslagplaatsen.
In oostelijk Noord-Brabant, waaronder de
gemeenten Gemert en Bakel en Milheeze, bleven
de ingeleverde radiotoestellen tijdens de resterende
tijd van de oorlog in de gemeentelijke
opslagplaatsen ongestoord liggen. De opslagplaatsen
werden wel bewaakt, door burgers die
door de burgemeester waren aangesteld.
Na de bevrijding, in september 1944, kregen de
inwoners van Gemert en Bakel en Milheeze hun
ingeleverde radio terug, tegen afgifte van het
bij de inlevering uitgereikte ontvangstbewijs. In
Gemert vond de teruggave plaats op 25 september
1944. In Bakel bleken enkele toestellen
helaas verdwenen te zijn. Die waren bij hun
aftocht door Duitse soldaten uit de opslagplaats
meegenomen.
Voor heel Nederland zag de inlevering er kwantitatief
als volgt uit.
Ruim 9 miljoen Nederlanders leverden samen

 

825.000 toestellen in. Daaronder waren naar
schatting 100.000 “nepradio´s”. Dat waren door
handige knutselaars gebouwde constructies die
op een radio moesten lijken. De makers van
zo’n toestel konden in elk geval aantonen dat ze
een radio ingeleverd hadden en zonder dat het
argwaan wekte hun waardevolle toestel verbergen.
Ongeveer 200.000 eigenaren van een
radiotoestel verborgen hun bezit, zonder iets in
te leveren. Voor ongeveer 75.000 toestellen was
vrijstelling van inlevering verleend (NSB’ers en
Rijksduitsers).
Van de 825.000 ingeleverde radio’s zijn in totaal
275.000 stuks van de beste exemplaren naar
Duitsland afgevoerd en ongeveer 75.000 naar
bestemmingen binnen Nederland (voor Wehrmacht,
Duitse scholen, pensions, etc.).
Een groot deel (ongeveer 350.000 stuks) is
als schroot geëindigd. In dat geval ging het om
toestellen die door oorlogshandelingen waren
vernield of waarvan de eigenaar niet meer kon
worden vastgesteld.
De 125.000 toestellen die aan de eigenaren
werden teruggegeven waren in het algemeen
oude en defecte toestellen of zelfbouwtoestellen.

 

Noot
De geschiedenis van het radiotoestel in WO II in heel Nederland is door de auteur beschreven in zijn boek “Het radiotoestel
in de Tweede Wereldoorlog”. Bronnen voor zijn onderzoek waren de archieven van de meer dan 1.000 toenmalige
gemeenten (waaronder ook die van de gemeente Gemert en Bakel en Milheeze), het archief van ministeries, provincies,
het NIOD, de PTT, enkele relevante bedrijven en het “Bundesarchiv” in Berlijn. In het boek, dat uitsluitend bij de auteur
verkrijgbaar is (gverhe@planet.nl of 046-4851847), is een uitgebreide bronnenbeschrijving opgenomen. Het boek kost
19,95 Euro; eventuele verzendkosten bedragen 4,50 Euro.

Bekijk PDF