GH-2013-03 Duitse inval in Gemert – deel 2
Heemkundewerkgroep WO II*
II. DE STRIJDENDE PARTIJEN
Wat er vooraf ging
In de vroege morgen van 10 mei werd de staf van het Eerste Bataljon van het Dertiende Regiment Infanterie (I-13 RI) op Cleefswit in
Elsendorp gealarmeerd. Om 02.30 uur hadden vijandelijke troepen de oostgrens van ons land overschreden. Sinds 7 mei gold al het bevel ‘Peel-Raamstelling bezetten’. Hierdoor hadden het merendeel van de militairen hun oorlogsposities in de stelling reeds ingenomen. Op het kruispunt Elsendorp werden de twee 6-Veld vuurmonden van de 13e Batterij 6-veld geplaatst. Een verder stuk kwam langs de weg naar De Rips, tegenover de Vossenberg, en het vierde werd bij De Rips geplaatst langs de weg naar Oploo. Om 22.00 uur werd op het stafkwartier van I-13 RI de opdracht ontvangen dat om middernacht de stellingen ontruimd dienden te worden. De commandant van het bataljon, reserve majoor J.J.G. Staal, kwam het bevel ongeloofwaardig voor en belde naar de staf van de Peeldivisie voor een bevestiging. Toen hij deze had gekregen nam hij contact op met de staf van de Tweede Afdeling van het 20e Regiment Artillerie (II-20 RA), onder reserve kapitein D.J. Galle, dat binnen zijn vak stond opgesteld met twaalf verouderde 8-staal kanonnen uit 18801. Ook zij hadden het bevel tot de terugtocht ontvangen. Tussen Boerdonk en Keldonk moest achter de
Zuid-Willemsvaart een nieuwe verdedigingslinie worden bezet. Daarbij behoorde ook Sluis 5 in de omgeving van Keldonk, die samen met de naastliggende ophaalbrug diende te worden verdedigd. De mars, die via Gemert voerde, werd herhaaldelijk onderbroken omdat dekking werd gezocht voor vijandelijke vliegtuigen die de omgeving verkenden met behulp van lichtfakkels. Onderweg werden enkele bruggen opgeblazen, onder andere de Kokse brug tussen Gemert en Erp over het riviertje de Aa. De II-20 RA had een kanon achter moeten laten, maar de afdeling was toch niet meer in staat om vuur uit te brengen daar essentiële munitieonderdelen voor de primitieve granaten niet waren meegebracht.
Geniedetachement Frets
Voor de stellingen van I-13 RI waren drie secties Pioniers en het geniedetachement Frets, genoemd naar de commandant kapitein Ir.
C. Frets, aanwezig voor het uitvoeren van vernielingen aan bruggen en bruggetjes tussen de Maas en het Defensiekanaal. Die gehele 10e mei hebben zij zich van hun taak gekweten en meer dan 130 vernielingen uitgevoerd om de opmars van de vijand te vertragen. Na uitvoering hiervan diende Frets zich telefonisch te melden aan de commandant van Vak Erp. Daar de verbinding al verbroken was
lukte dit niet, waarop Frets besloot naar Schijndel te gaan om zich te melden bij de commandant van de Vijfde Divisie. De tocht naar Schijndel verliep zonder verliezen ondanks enkele aanvallen door vliegtuigen. In Schijndel kreeg Frets contact met de commandant van Vak Erp die hem opdroeg de spoorbrug tussen Gennep en Oeffelt, ondanks feit dat deze buiten zijn vak lag, alsnog te vernielen. Een bijna onmogelijke taak om dat deze al in vijandelijke handen was en intussen zo’n 20 km achter de frontlijn lag. Informatie over de posities van de Duitsers had hij nauwelijks. Die informatie was voor Frets beperkt tot een zeer optimistisch radionieuwsbulletin dat berichtte over successen en hulp van de Franse en Britse bondgenoten. Desondanks ging Frets met ongeveer honderd man, elk bewapend met een karabijn en dertig patronen, en een aantal vrachtwagens met explosieven rond 21.00 uur op pad. Om ongeveer 23.30 uur kwam de groep in Gemert aan. Daar zijn manschappen te vermoeid waren om de opdracht deze dag nog uit te voeren, besloot hij daar te overnachten. Op de Beeksedijk troffen zij de arts dokter Verbeek die op zijn motor nog huisbezoeken aflegde.
Op de vraag waar in Gemert gerust kon worden, verwees Verbeek hen naar het kasteel. Frets en zijn plaatsvervanger, reserve eerste luitenant Ir. C.H. Grooten, vroegen aan de poort om onderdak voor de nacht. De overste van de congregatie aarzelde aanvankelijk en belde de commandant van het gemobiliseerde bataljon in Elsendorp. Deze verklaarde dat het een vertrouwde groep was waarop ze toestemming verkregen om te overnachten. De twee officieren kregen een kamer, de onderofficieren en manschappen vonden een rustplaats aan de zuidzijde van het kasteel, in de recreatie- en studiezalen. Een wachtgroep installeerde zich in het poortgebouw om de meegevoerde vrachtwagens die in de Wijnboomlaan waren gestald te bewaken. Daar werden ze de volgende ochtend ontdekt door de Duitse eenheid die vanaf Elsendorp per fiets Gemert binnen was getrokken. De ontdekking van de vrachtwagens lokte een vuurgevecht uit met de Nederlandse wachtenposten. Het directe gevolg was het sneuvelen van Schütze (soldaat) Emil Hoffman. De korte schotenwisseling had de Nederlandse militairen in het kasteel gealarmeerd. Kapitein Frets organiseerde direct de verdediging door groepjes soldaten bij de drie toegangen tot het kasteel te plaatsen. Nog steeds was hij in de overtuiging dat het Nederlandse leger niet ver weg kon zijn. Met de verdediging van het kasteel hoopte hij dat dit voldoende herrie zou maken om hen naar Gemert op te laten rukken. De paters werden dringend geadviseerd om de kelders in te gaan. Een advies dat direct werd opgevolgd.
De Duitsers
De Duitsers die als eerste Gemert binnentrokken behoorden tot het 2. Radfahr-Schwadron (Tweede Fietssquadron) van de
Aufklärungs-Abteilung 256 (Verkenningsafdeling 256). Deze afdeling stond onder bevel van Rittmeister der Reserve (reserve ritmeester) Werner Mummert en kende twee fietssquadrons waarvan het tweede werd gecommandeerd door Oberleutnant
(eerste luitenant) Werner Uhlemann. Zeer waarschijnlijk was hij de man die het bevel gaf voor de gijzeling van een deel van de Gemertse bevolking.
Deze Verkenningsafdeling 256, versterkt met een batterij 37mm pantserafweergeschut (PAK) en twee of drie stukken 88mm
pantserafweergeschut had op de 10e mei in de omgeving van Afferden het deel van de Maaslinie aangevallen dat werd verdedigd door de 3e Compagnie van het 15e Grensbataljon (3-15 GB). Daarbij werden vijf kazematten buiten gevecht gesteld waarbij een Nederlandse sergeant en twee soldaten sneuvelden. Om ongeveer 13.30 uur op die 10e mei 1940 slaagde de Duitsers de sluis bij Sambeek te nemen en lag de weg naar het westen voor hen open. Via Vortum en Sambeek werd naar Oploo getrokken waar de nacht werd doorgebracht. Van daar werd al vroeg vertrokken richting Gemert, de wielrijders van het tweede squadron voorop.
Het was de taak van de Verkenningsafdeling 256 om mogelijke alternatieve routes te zoeken voor de hoofdmacht van de 256.
Infanterie-Division. Deze hoofdmacht diende vanaf Mill de hoofdweg over Volkel en Uden naar Veghel en verder te volgen. Mocht het verzet op deze route een verdere opmars verhinderen zou van de alternatieve route gebruikt gemaakt moeten worden. Deze mogelijke alternatieve route zou bestaan uit de weg van Oploo, via Elsendorp, Gemert en Beek en Donk, naar Sint Oedenrode en verder.
Vroeg in de volgende morgen bereikt men de Peel-Raamstelling die echter verlaten bleek te zijn en de brug over het Defensiekanaal was vernield. Snel werd een noodbrug geslagen waarna de afdeling naar Elsendorp doorreed en vandaar naar Gemert trok. Daar kwamen verkenners van het Tweede Fietssquadron als eersten aan en stootten rond 07.30 uur op de wachtposten van het Geniedetachement Frets bij het kasteel. Het gevolg was het al eerder genoemde korte vuurgevecht waarbij Schütze (soldaat) Emil Hoffman sneuvelde.
Aanvankelijk had Frets alleen te maken met het 2. Radfahr-Schwadron, waarvan de militairen bewapend waren met pistolen,
karabijnen, achttien lichte mitrailleurs en drie lichte mortieren (50mm). Ter ondersteuning kon het fietssquadron een beroep doen op de zwaardere wapens van de verkenningsafdeling bestaande uit twee 75mm lichte infanterie kanonnetjes en drie stukken pantserafweergeschut van 37mm. Het Infanteriegeschütz 18 (IG18) was een 75mm houwitser, krombaangeschut dus, dat explosieve granaten kon afschieten.
Het gevecht
Frets, die in eerste instantie zelf de hoofdverdediging in het poortgebouw aanvoerde, beval zijn manschappen spaarzaam om te gaan met de weinige munitie die ze hadden. Een rechtstreeks gevecht moest worden vermeden omdat dit, gezien de lichte bewapening, slechts tot veel slachtoffers onder zijn mensen zou leiden. Naast de groepen die de drie toegangen tot het kasteel verdedigden namen anderen posities in de kamers op de tweede verdieping. Vandaaruit hadden ze een goed uitzicht op het plein en de activiteiten van de Duitsers daar. Die zochten dekking in de woningen en het hotel aan het plein. Ook achter de koepel van de muziekkiosk, die talloze
Gemertenaren dekking bood tegen het vuren vanuit het kasteel, schuilden de Duitsers. Het merendeel van de Gemertse mensen had geen enkel idee wie of wat er vanuit het kasteel het Duitse schieten beantwoordde.
Tijdens het gevecht werd het centrum van Gemert bekeken door de bemanning van een Henschel Hs 126. Dit verkenningsvliegtuig van de Vierde Staffel van de 21e Verkenningsgroep (4.(H)/21) was toegevoegd aan het legerkorps dat de aanval op het zuiden van ons land had ingezet. Zij rapporteerden in een bericht, dat bij het Duitse korpshoofdkwartier werd afgeworpen, dat zich in Gemert een grote groep burgers in het centrum bevond maar, gezien een uitgespreide vlag, dat het dorp in Duitse handen was.
Ondertussen ging de strijd om het kasteel door. Het felle mitrailleurvuur van de Duitsers dwong de verdedigers van de achter- en zijpoort zich terug te trekken. Een veertigtal soldaten, samen met de eerste luitenant Grooten, zag kans zich aan gevangenneming te onttrekken. Door het park trokken zij naar het westen weg. Zij konden daarna door de velden de eigen troepen bereiken en de strijd voorzetten. Hun tocht richting Beek en Donk werd waargenomen en gerapporteerd door een Duits verkenningsvliegtuig.
Tussen tien en half elf kregen de Duitsers versterking van de zwaardere wapens van de Verkenningsafdeling 256. Er moest een oplossing voor het oponthoud in Gemert worden geforceerd. Voor de Duitsers was het van belang dat de verkenning voor een alternatieve opmarsroute voor de 256e Infanteriedivisie werd voortgezet. De reden voor deze haast was de onverwacht taaie tegenstand van II-17 RI bij de brug over de Zuid-Willemsvaart bij Veghel. Hierdoor werd de geplande doorstoot van de 9. Panzer-Division (9e tankdivisie) naar de Duitse parachutisten bij de Moerdijkbruggen ernstig vertraagd. Met de komst van deze wapens mochten de vrouwen, kinderen en ouderen uit de muziekkiosk vertrekken.
Twee 75mm houwitsers (IG18) werden op het Borretplein geplaatst, een juist voor het gemeentehuis, de andere tegenover brouwerij Het Anker. Deze vuurden met een hoge elevatie brisantgranaten af op het poortgebouw en de nieuwbouw. Twee stukken 37mm pantserafweergeschut (PAK36) werden aan de pleinzijde voor het kasteel geplaatst en een voor het poortgebouw. Daarmee werd
geprobeerd gaten te schieten in de dikke kasteelmuren. Door de inzet van de houwitsers duurde het niet lang of de daken van het poortgebouw en de zuidelijke nieuwbouw vatten vlam. Voor de verdedigers van de nieuwbouw was dit nog geen sein het gevecht te staken. Dat merkte ook een van de Duitse kanonniers op het plein die door een kogel in zijn arm werd uitgeschakeld.
Naast dit geschut kregen de Duitsers tegen het einde van het gevecht nog hulp van tankjes of pantserwagens. Een van deze vechtwagens heeft zich, zoals pater Loffelt wist te vertellen, door het smalle paadje gewrongen, dat vanaf de Beekseweg langs bloemist Van der Putten loopt. Daarna werd dwars door een hoge heg gereden en positie genomen in het achterliggende
weiland. Van daaruit werd met het 20mm boordgeschut het poortgebouw en de nieuwbouw onder vuur genomen2.
De verdediging van het poortgebouw was door de brand gedwongen zich, via de Kastanjelaan, terug te trekken naar de nieuwbouw en het hoofdgebouw. Direct nadat de verdediging van het poortgebouw was opgegeven, rolden de Duitse soldaten een stuk pantserafweergeschut over de brug en richtten dit op het hoofdgebouw. Ze durfden blijkbaar niet de brug van de binnengracht over, niet wetende wat hen op de binnencour wachtte. Een Nederlandse sergeant achter het Sint Josefbeeld richtte zijn wapen op de
commandant bij het stuk geschut. Tijdig zag hij dat daarbij ook Nederlanders stonden. De laatste verdedigers van de nieuwbouw, die intussen steeds feller brandde, werden met handgranaten uit het gebouw gedreven. Sergeant Paul van Oostveen raakte daarbij zwaar gewond en werd naar buiten gedragen en samen met twee andere gewonden bij de Donjon op de grond gelegd.
De overgave
Intussen was het Frets duidelijk geworden dat er geen hulp meer viel te verwachten vanuit de Peel-Raamstelling. Verder vechten zou
alleen maar nodeloze slachtoffers opleveren. In de kelder bracht hij de overste van zijn voornemen op de hoogte en zwaaiend met een witte handdoek uit de w.c. liep rond 12.00 uur het hoofdgebouw uit. De overige militairen in het gebouw beval hij hem te volgen. Die deinsden terug omdat de zeer opgewonden Duitse militairen daarop weer begonnen te schieten. Frets liep door waarop de Duitse
commandant onder de Donjonpoort hen sommeerde te stoppen. Beide officieren liepen naar elkaar, salueerden hoffelijk en gaven elkaar de hand. De Duitser vroeg direct of ook anderen dan militairen aan het gevecht hadden deelgenomen. Na een ontkennend antwoord gaf Frets zijn manschappen opdracht hun wapens en uitrusting af te leggen. Zij die zich nog in de kelders bevonden deden dit daar en kwamen ook naar buiten. Een van hen werd terug gestuurd met de boodschap dat ook alle paters naar buiten moesten. Ook zij verlieten daarop de kelders en verzamelden zich op de binnencour, daar ontvangen door scheldende en vloekende
soldaten. Met de handen omhoog ging het naar het Kastanjelaantje waar ze ook op de grond moesten liggen. De laatsten kregen de opdracht de drie gewonden naar de Poortlaan te dragen. Daar werden ze verzorgd door Duitse gewondenverzorgers en enkele paters. Terwijl het kasteel werd doorzocht op eventuele achterblijvers moesten de paters, vier aan vier tussen een haag van zwaar
bewapende Duitsers, naar de Poortlaan lopen. Van daar ging het naar het Borretplein langs de opgestelde mitrailleurs. De paters voorop, gevolgd door de krijgsgevangenen die eerst langs het dode lichaam van Nico van Vught moesten om te laten zien wat ze hadden aangericht. Op het plein zagen ze nog juist dat de laatste gijzelaars op de kiosk werden vrijgelaten. Ook zij die nog bij de
pastorie stonden mochten gaan. Na een kort handgeklap maakten zij zich snel uit de voeten. Naar huis! Het was rond twaalf uur. Vier uur lang had de groep Frets een overmachtige vijand weerstaan en hadden veel inwoners van Gemert, tussen de Heuvel, het Kruiseind en uit De Haag doodsangsten uitgestaan. Na afloop van het gevecht werden de Duitse en Nederlandse gewonden afgevoerd naar het gasthuis.
De paters, werden, met het gezicht naar het kasteel, in vier rijen opgesteld. De Duitse commandant, vermoedelijk ritmeester Mummert
zelf, vergezeld door de Rijksduitse bakker Berkulin vroeg wie van hen Duits sprak. Provinciaal Pater Dr. Lambert Vogel stapte naar voren en kreeg de vraag: “Weshalb haben sie gestattet dass hier Soldaten reinkamen die hier geschossen haben?” (Waarom hebt u toegestaan dat hier soldaten binnen kwamen die geschoten hebben?). Terwijl hij nonchalant een sigaret rookte drukte hij zijn spijt
uit dat hij genoodzaakt was de gebouwen in brand te schieten. Vogel antwoordde daarop dat een ieder zijn plicht had gedaan en dat oorlog nu eenmaal oorlog was. Nadat de Duitse commandant nu overtuigd was dat de paters part nog deel aan het gevecht hadden, liet hij hen ook vrij. Hierop volgde een spontaan applaus, meer als een reactie op de vele uren van spanning en doodsangst die ze
hadden doorgemaakt. Een groot deel van de Duitsers had toen al de brouwerij Het Anker ontdekt en deed zich tegoed aan het bier. Bij dit drankgelag heeft de inventaris enorm geleden. Nadat de Duitse commandant de paters had weggestuurd liep hij ook naar de brouwerij. Binnen blies hij op een fluit, bulderde een bevel, waarop iedereen terug ging naar de fietsen. Met bijna vijf uur
vertraging werd de verkenning naar de Beekse en Donkse bruggen voortgezet. Daarna kon worden begonnen met het redden van de inboedel uit de brandende gebouwen. De brand greep echter snel om zich heen waardoor niet veel meer naar buiten kon worden gebracht. Nu er niet meer werd geschoten rukte de Gemertse brandweer uit met de motorspuit. Deze gaf al snel de geest waarna de hulp van de brandweer van Boekel werd ingeroepen. Zowel de nieuwbouw als ook het poortgebouw brandde volledig uit. Gedurende de bezettingsjaren konden beide met hulp van veel plaatselijke werkkrachten worden hersteld.
Zus van Schijndel liep na haar werk bij Berkulin naar het Borretplein en bekeek de brand in het kasteel. Bij het Poortgebouw zag ze nog dat daar de gewonden werden verzorgd. Over een van hen lag een laken. Bij hem nam een van de verzorgers een ring van de vinger en gaf die aan een van de paters.
Rond acht uur in de morgen van de 12e mei kwam de 15e Kompanie van de SS-Standarte (SS-Regiment) ‘Deutschland’ in Gemert aan. Deze compagnie, een Kradschützen-Kompanie (compagnie soldaten per motorfiets), was een verkenningseenheid die was ingedeeld bij de zogenaamde Gruppe (groep) Grave. Toen in de morgen van 10 mei duidelijk werd dat deze groep niet het
beoogde doel, de verovering van de Maasbrug bij Grave, had bereikt, werd deze eenheid hiervan losgemaakt. Ze kreeg de opdracht om, via de Duitse pontonbrug bij Mook, een verkenning richting ´s-Hertogenbosch uit te voeren. Daar in Den Bosch werd gevechtscontact gemaakt met een teruggetrokken Nederlandse eenheid die zich in het St. Josefhuis voor jongens en oude mannen aan de Graafseweg bevond. Bij dit gevecht sneuvelde de commandant Hauptsturmführer (kapitein) Otto Fischer en de SS-Mann (soldaat) Josef Hebein. Tijdens dit gevecht, waarbij het St Josefhuis verloren ging, kreeg deze SS-eenheid opdracht zich van het gevecht los te maken en via Uden en Volkel naar Gemert te gaan. Van daar moest, via Beek en Donk en Oirschot naar Hilvarenbeek worden getrokken. Vreemd genoeg werden de beide gesneuvelden (mogelijk waren ze toen nog zwaar gewond) meegenomen. Eerst in Gemert kregen de twee een veldgraf bij de ´Drie Ossen´, een voormalige herberg aan de Beeksedijk tussen Gemert en Beek
en Donk. De namen op de houten grafkruisen wist de Aarlenaar Hans van de Brug zich nog goed te herinneren. Zij werden al na een of twee dagen verplaatst naar Uden en daar begraven in de pastorietuin te Uden. Na de oorlog werden de stoffelijke overschotten, die toen op de algemene begraafplaats van Orthen lagen, overgebracht naar het Duitse Kerkhof te Ysselsteyn. Rond dezelfde tijd dat deze SS-ers in Gemert kwamen werden de Standarte ‘Deutschland’ en ‘Germania’, van de 2. SS-Verfügungs-Divison, die zich nog in het verzamelgebied in Duitsland bevonden, naar Gemert gecommandeerd. Door druk verkeer dat de aanvoerwegen verstopte, kwamen zij echter deze dag niet verder dan Sint Anthonis en Oploo. Daar werd tijdelijk halt gehouden tot in de avond, de opdracht kwam om verder op te rukken. Via Gemert, de provisorisch gerepareerde bruggen bij Beek, Donk en Sint Oedenrode trokken deze troepen op naar Best. Ze werden gevolgd door Infanterie-Division 208, dat tot de reserve van het XXVI Armee-Korps behoorde.
Deze eenheden waren de oorzaak van het drukke Duitse verkeer dat, in de dagen na de schietpartij op het plein, door Gemert trok.
Na de aanleg van een 8 tons Kriegsbrücke (oorlogsbrug op pontons) en het herstel van de ophaalbrug bij Veghel trok een deel van de 9e Tankdivisie daar over het kanaal en ook over de brug bij Heeswijk, die slechts licht beschadigd in Duitse handen was gevallen, naar het westen. Daar werd uiteindelijk in Rijsoord de Nederlandse overgave getekend en begon voor ons land de bezetting. Voor Gemert was deze al begonnen.
Opmerkelijk is dat het dagboek van de Aufklärungs-Abteilung 256 beschrijft dat het oponthoud in Gemert slechts twee uur heeft geduurd. Over de maatregelen om het verzet in Gemert te breken en het plaatsen van burgers in de muziekkiosk tussen de twee strijdende partijen wordt met geen woord gerept.
NOTEN II
NOTEN
*.Heemkundewerkgroep WO-II bestaat uit Ruud Wildekamp, Simon van Wetten, Bertus van Berlo, Sieds van der Schaaf, Hans Kanters, Annie van de Kimmenade-Beekmans.
1 Als een gevolg van de wijziging van het nationale verdedigingsplan was voor de Peel-Raamstelling slechts een vertragende rol weggelegd. Alle artillerie-eenheden werden daarbij teruggenomen voor de verdediging van de Vesting Holland. Om toch artillerie ter beschikking te hebben werd 20 RA opgericht rond de oude 8-staal kanonnen en in de Peel-Raamstelling geplaatst.
2 Naar het zich laat aanzien behoorden ze tot de Groep Sponeck van de 9e Tankdivisie die kort voor het middaguur bij Boekel en Erp verscheen. De verkenningsafdeling van deze groep was zowel uitgerust met de Sonderkkraftfahrzeug 222 (SdKfw 222, vierwielige gepantserde verkenningswagen), als met de Panzerkampfwagen II (PzKfw II, een kleine lichte tank). Beide waren uitgerust met een 20mm snelvuurkanon en een mitrailleur. Beide typen zijn die 11e mei ook in de omgeving van Gemert gesignaleerd, maar
onduidelijk blijft welke bij Gemert zijn ingezet. Gezien de beschikbare aantallen is de PzKfw II de meest waarschijnlijke.
BRONNEN
Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), Archief Koninklijke Landmacht, Washington Papers 21055-21285, XXVI Armee-Korps Kriegstagebuch 4 (10-5-40 / 12-5-40).
NIMH, collectie Kriegstagebücher, 03712-03771, 256 Inf.Div. Kriegstagebuch 1 (9-5-40 / 24-6-40), en 03772-04106
9. Pz.Div (Qu.Abt.) Kriegstagebuch 1 (9-5-50 / 17-5-40).
Archief gemeente Gemert-Bakel, collectie Gemertana. Slits, F. Frans Slits vertelt.
Ongedateerd.
Brongers, E.H. Opmars naar Rotterdam. Deel 2 Van Maas tot Moerdijk. Baarn, 1985.
Frets, C. Briefwisseling met Pater Ed. Loffeld, 17 februari 1941.
Fraters-dagboek van het Groot – Scholasticaat van Gemert: 12 oktober 1939 – 4 augustus 1941.
Kimmenade-Beekmans, A. van de, Gemert bezet- Gemert bevrijd. Gemert, 1994.
Kimmenade-Beekmans, A. van de, Kasteel bezet- Kasteel bevrijd. Gemert, 2005.
Loffeld, Ed. Kort relaas van de Oorlogsgebeurtenissen in Gemert, meidagen 1940. Door een oog- en oorgetuige.
Nierstrasz, V.E. De strijd op Nederlands grondgebied tijdens Wereldoorlog II. De verdediging van noord Limburg en Noord-Brabant. ‘s-Gravenhage, 1953.
Otten, A. Bijdrage tot de geschiedenis van Gemert, Gemert mei 1940. Gemert, 1980.
Philipsen, M. “Tussen Hoop en vrees. Beek en Donk in de jaren 1938-1947. D’n Tesnuzzik
(heemkundekring Beek en Donk), 15 (1995).
Pillkowski, F. Geschichte des 10. (Preuβ.) Reiter-Regiments.Torgau, 1972.
Slits, F. Wat gebeurde er op 11 mei 1940 in Gemert. De Streek 7(31), 7 mei 1980.
Valkenburg R. Een mens in haatuniform. Portret van Willy Engbrocks bewaker van kamp Amersfoort.
Franeker, 1974.
Weert, H. van, “Gijzeling in Gemert, macaber schouwspel”.
Helmonds Dagblad, 3 mei 1980.
.
Bekijk PDF