GH-2013-02 De Duitse Inval In Gemert (deel 1)

Heemkundewerkgroep WO II1

Komt er oorlog?

Francisca Smetsers-Van Kessel, juist zwanger van haar eerste kindje, werd op de 10e mei 1940, de eerste oorlogsdag, door haar vader en zus uit Milheeze naar het ouderlijk huis in Gemert gehaald. Dat ouderlijke huis was gelegen aan de Heuvel, naast Villa Polder. Het zou in Milheeze wel eens gevaarlijk kunnen worden zo dicht bij de Peel-Raamstelling en zonder haar gemobiliseerde man
dichtbij. Hoe zouden zij zich vergissen!

De morgen van 11 mei 1940 begon vreedzaam. Maar toch niet zo als andere ochtenden. Nee, het was oorlog! De Duitsers waren ons vredige landje binnengevallen, hadden onze neutraliteit geschonden. Op de radio had Koningin Wilhelmina in een toespraak een ‘vlammend’ protest laten horen tegen deze flagrante schending van het volkenrecht. In de avond bracht de radio louter positieve berichten over het verloop van de gevechten. Wel waren er in de Peel veel explosies te horen geweest van bruggetjes die werden opgeblazen en bomen die over de weg vielen. Daarna was het toch wat rustiger geworden hoewel in de verte het gerommel, als
een ver onweer, aanhield. Maar de nachtrust werd verstoord door soldaten met karren en geschut die door Gemert trokken. Vroeg de volgende morgen meldde de radio nog dat ‘onze jongens’ alle Duitse aanvallen hadden afgeslagen en hier en daar de vijand zelfs hadden teruggedrongen. Nee, het zou zo’n vaart niet lopen!

Soldaten in het kasteel

Ongezien door de inwoners van Gemert meldde zich in de late avond van 10 mei 1940 een vermoeide troep genisten aan de poort van het kasteel. Zij waren de oorzaak geweest van het gerommel in de verte dat de hele vorige dag had aangehouden. Een groot aantal bruggen en bruggetjes hadden ze opgeblazen en boomversperringen opgeworpen. Daarmee moest een oprukkende vijand uit het oosten worden vertraagd zodat onze troepen in de Peel-Raamstelling gereed zouden zijn om de aanval af te slaan. Nadat de genisten hun opdracht hadden uitgevoerd verzamelden ze zich in Wanroij, trokken over het defensiekanaal, om zich in Schijndel te melden voor een nieuwe opdracht. Die opdracht was een bijna onmogelijke: “Trek het door de vijand veroverde gebied in en blaas de
brug over te Maas tussen Gennep en Oeffelt op.” In overeenstemming met de gegeven opdracht begaven de genisten zich in de avond met eenentwintig vrachtauto’s op weg. Het was hun commandant, reserve-kapitein Ir. Cornelis Frets duidelijk, zijn manschappen moesten eerst rusten voordat ze aan deze opdracht konden beginnen.

Aan de kasteelpoort vroeg Frets om onderdak voor de nacht. De toestemming daartoe werd, na verificatie door de kasteeloverste bij de gemobiliseerde troepen in Elsendorp, gegeven. Na korte tijd hadden de militairen een plaatsje gevonden en lagen, met uitzondering van enkele wachten bij de wagens, in diepe rust. Voor ’t morgengebed vond menige kasteelbewoner de toegang tot de studiezaal versperd door ransels en slapende soldaten.

Duitse soldaten op de fiets

Bij het krieken van de dag die 11e mei brachten de boeren gewoon hun melk naar de fabriek en legden de bakkers hun eerste broden in de winkel. Het beloofde een dag als alle andere te worden. Die 11e mei waren Sjang Hoeijmakers en Jan Michiels, na een snel ontbijt in Esdonk op de fiets gestapt en richting Elsendorp gereden om te bezien hoe het met Sjangs boerderij stond. Samen met
zijn vee was hij op 10 mei gedwongen geëvacueerd naar de boerderij in Esdonk waar ook Jan Michiels werkte. Onderweg naar Elsendorp bleek dat de barakken van het Nederlandse leger aan de Peeldijk verlaten waren. Hier kregen ze te horen dat de Duitsers al in Elsendorp waren en dat ze maar beter terug konden gaan. Nog voor ze beslist hadden wat te doen zagen ze soldaten met zwartgemaakte gezichten en takken op de helm, op de fiets, bij Den Diepert de bocht omkomen. Een officier op een motorfiets sommeerde hen om te keren en bleef tot Pelgrimsrust tussen hen in rijden. Daar vroeg hij naar de richting van Gemert en gaf, op hun aanwijzing, vol gas en verdween richting het dorp. Daar waren intussen al de eerste wielrijders aangekomen. Ze splitsten zich in twee
groepen. Een ging de Molenstraat in en de andere de Molenakkerstraat.

De veertienjarige Zus van Schijndel die juist vanaf haar huis aan het Kruiseind naar de Nieuwstraat wilde waar ze dienstmeisje was bij de bakker Berkulin, (bakker Hans Berkulin was van geboorte een Duitser maar getrouwd met Tonnie Jurgens uit Aarle-Rixtel). Zus schrok enorm van de soldaten, die met zwarte gezichten en gras op de helm vanuit de Molenstraat de Nieuwstraat in fietsten. Ze holde terug naar huis. Haar werd bij de Edah nog nageroepen dat ze niet bang hoefde te zijn want het waren Franse soldaten die ons te hulp kwamen. Thuis bleef ze wachten op de dingen die komen zouden. Berkulin had haar dringend nodig om op zijn twee kinderen te passen – zijn winkel stond inmiddels vol met Duitse militairen die allerhande zaken, vooral snoep en gebak, insloegen die ze thuis niet meer hadden. Hans Berkulin zelf haalde haar op van haar huis terwijl hij was gekleed in het uniform van de Nazionalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP).2 Bij hem hoefde ze niet bang te zijn, zo zei hij. Van de verdere gebeurtenissen in Gemert heeft Zus dan ook geen weet gehad.

De groep die de Molenakkerstraat in was gefietst bereikte via de Kapelaanstraat het Borretplein (nu Ridderplein). Terwijl ze het Binderseind opdraaiden, kregen ze de militaire vrachtwagens in de gaten die in de Wijnboomlaan (nu Heilige Geestlaan) voor het poortgebouw van het kasteel stonden. Deze vrachtwagens waren van het geniedetachement Frets dat in de vorige avond een slaapplaats had gevraagd en gekregen op het kasteel. Bij de vrachtwagens stonden enkele Nederlandse soldaten, deels gekleed in overall, op wacht. Direct ontstond een kort vuurgevecht. Een Duitse soldaat, de 27-jarige Schütze (schutter/soldaat) Emil Hoffman zakte daarbij zwaar gewond ineen en viel op de stoep van het hoekhuis van Colen op de grond. Hij heeft daar nog enige tijd gelegen, kermend en om z’n moeder roepend. De Duitsers waren ervan overtuigd dat hun kameraad was neergeschoten door een burger in overall. Door zijn collega’s werd hij niet verzorgd, die waren intussen te druk in gevecht met de nu gealarmeerde Nederlandse soldaten in het kasteel. In de woning van Colen had zich rond dezelfde tijd een ander incident voorgedaan. Twee Nederlandse soldaten die hun eenheid waren kwijtgeraakt, waren nog voor de komst van de Duitsers bij Colen uitgenodigd voor de koffie. Geschrokken door het schieten wilden ze door de achterdeur vluchten maar stonden daar oog in oog met een Duitser. De poort werd
dichtgegooid en de twee vluchtten naar boven op de voet gevolgd door enkele Duitse soldaten. Die gooiden een handgranaat in de kamer waarin ze de twee vermoedden. De kamer raakte zwaar beschadigd maar de twee soldaten konden ontkomen. Buiten waren de Duitsers in grote woede ontstoken door het neerschieten van een van hun kameraden door een burger.3 De schuldige aan deze
moord moest worden gevonden!

Gijzelaars naar het Borretplein

De  commandant van de groep Duitse wielrijders beval daarop dat de bewoners van het plein en de aanliggende straten bijeen moesten worden gebracht in de muziekkiosk op het Borretplein. De eersten die dit lot troffen waren Frans Slits, Piet van Kessel en Louis van Melis. Deze drie hadden die nacht wachtdienst gedraaid bij de Gemertse Luchtbeschermingsdienst en stonden juist buiten het gemeentehuis een luchtje te scheppen. Bij de pastorie zagen ze enkele soldaten maar besteedden daar geen aandacht aan. Toen kort daarop werd geschoten bij de Wijnboomlaan zochten de drie snel een goed heenkomen in het gemeentehuis. Dat werd op dat moment verbouwd en stond vol stellingen en stutten waartussen ze zich konden verschuilen. Desondanks werden ze gezien en onder bedreiging van een pistool, met veel geschreeuw en gescheld, naar buiten gedreven. Op het plein werden de drie gedwongen de trap van de muziekkiosk op te gaan en daar plaats te nemen. Al vrij snel werd ook Cor Swinkels van café-brouwerij Het Anker aan het Borretplein, de kiosk ingestuurd. De mannen waren er van overtuigd dat hun laatste uurtje had geslagen. De Duitsers echter hadden meer aandacht voor het achterliggende kasteel van waaruit een enkele maal op hen werd geschoten. De Duitse militairen beantwoordden dit vuur met geweren en al snel met een enkele mitrailleur.

Intussen had de Duitse commandant een deel van zijn mensen het Binderseind en de Kerkstraat ingestuurd om daar mensen uit de woningen te halen en naar het plein, naar de muziekkiosk, te sturen. Deze maatregel moest de schuldige opleveren die zijn soldaat had neergeschoten. Lopend aan beide zijden van de straat bonsden en schopten ze tegen de deuren en joegen, soms met de geweren in aanslag, de mensen de straat op. Vanaf het Binderseind ging het, via het Stereind, naar de Heuvel. De mensen van De Heuvel moesten zich in eerste instantie verzamelen in Villa Polder. Toen ze daar een groot aantal bijeen hadden gedreven ging het, deels in looppas en onder bedreiging van de geweren, naar het marktveld. Toch werden niet alle mensen meegestuurd een negentig
jarige inwoner van het Binderseind en een zichtbaar zwangere vrouw mochten thuis blijven. De mensen regeerde allemaal anders op de bedreigende situatie. De twee vrijgezelle broers Piet en Dorus Jonkers gooiden de voordeur dicht en deden niet meer open en zijn dus ook niet naar de markt gelopen. Verschillende mensen droegen meerdere lagen kleren over elkaar, een man droeg een brood en
een stuk worst onder elke arm en weer een ander droeg een kussensloop met spullen waarvan hij geen afstand kon doen. Deels was dit ingegeven door de gedachte dat men mogelijk geëvacueerd zou worden. Immers de gemeente had tijdens de mobilisatie enkele dorpen aangewezen waarheen men kon trekken mocht Gemert frontgebied dreigen te worden. Piet de Rover die tegenover de ‘Zoete Moeder’ woonde nam zijn zieke vrouw, slecht ter been als ze was, mee in een kruiwagen. Pita van Kessel had een kinderwagen volgeladen met allerhande zaken en riep tegen iedereen die het wilde horen dat ze wel Duitse wilde worden, als ze maar terug mocht. Bij Otten op de Heuvel weigerde de oude opa van zijn stoel op te staan. Dat was snel over toen ze hem vertelden dat het huis in brand stond. Ondersteund werd hij meegenomen maar al bij de Sint Josephstraat werd het hem teveel. Opa werd daarop in een geleende kruiwagen gelegd en verder ging de reis. Eenmaal op het marktveld moesten de wagens bij de grote hoop fietsen, waarmee de Duitsers waren gekomen, worden gezet. Daarna moest eenieder het trapje op naar de koepel van de muziekkiosk. Daar begon het steeds drukker te worden. Bij de woning van Van Kessel, aan de Heuvel, waar de zwangere dochter Francisca uit Milheeze een tijdelijk onderkomen had gevonden, bonkten twee Duitsers met de geweerkolven op de deur, al roepend “raus, raus”. De zeven aanwezigen in de woning moesten in eerste instantie naar de naastgelegen Villa Polder. Daar moesten ze enige tijd wachten alvorens ze weer verder werden gedreven. De Duitsers in looppas met het geweer in aanslag achter hen aan. Bij aankomst op het Borretplein zag ze de drie nachtwakers, waarbij ook haar broer, in de muziekkiosk staan. Dat stelde haar enigszins gerust maar ook zij en haar familie moesten in de kiosk plaats nemen.

Aan het einde van de Heuvel, het zal zo rond de klok van tien zijn geweest, keerden de Duitsers om en maanden de verzamelde mensen tot grotere spoed richting het plein. De bewoners van de Broekstraat, achter de Heuvel, bleef het lot van gijzeling gespaard. Zij hadden wel vernomen wat er in het dorp gaande was en wachtten hun beurt niet af en vluchtten door de landerijen richting Tereiken, Grotel en verder. Anderen, zoals Willem Renders, probeerden naar het klooster in het Aarles Broek te gaan. Daar zaten Duitse nonnen en die zouden ze wel met rust laten.

Aan de andere kant van het Borretplein moesten Frans Slits en pastoor Kuijte de huizen af om mensen naar het Borretplein te sturen. Eenmaal uit het zicht verdween Frans naar huis en dook de pastoor de pastorie weer in. Intussen liepen toch enkele Duitsers door de Kerkstraat, Nieuwstraat en Haageijk om ook daar gijzelaars te verzamelen. Bij de bazaar van ‘Lien Put’ op de hoek van de Haageijk zaten enkele evacués uit Oploo die ook mee naar de kiosk moesten. Uiteindelijk zouden de Duitse militairen in De Haag en het Kruiseind stoppen. Ook hier werden de mensen naar het centrum gestuurd, sommigen met de handen omhoog. Bij de kerk stond een Duitser te wachten en commandeerde iedereen het café De Gouden Leeuw van Miet van Griensven binnen. Daar was het binnen de
kortste keren vol met mensen uit de straat. Ondanks de drukte daar had Miet zich tussen de mensen doorgedrongen tot bij de vader van Martien van Dooren en zei: “Peer ik heb een Hollandse soldaat boven op de zolder verborgen.” Waarop die antwoordde: “als de moffen je pakken wordt je tegen de muur gezet”. Gelukkig is dat niet gebeurd. Op een gegeven moment moesten alle mensen het café uit en naar het Borretplein om zich bij de mensen te voegen die er al stonden. Van Kessel uit De Haag weet zich nog te herinneren dat bij hen twee Duitsers, van een jaar of 22-23, op de deur bonsden, het geweer aan de schouder. Tegen z’n moeder, geboren en opgegroeid aan de Duitse grens, werd gezegd: “Dein Mann muss mitkommen” (jouw man moet meekomen), waarop ze antwoordde: “mein Mann geht nicht mit er muss arbeiten für die Kinder” (mijn man gaat niet mee hij moet werken voor de kinderen). Tegen zoveel verbaal geweld waren de twee niet opgewassen en ze vertrokken, nog nageroepen met “Schweine” (varkens). En de
hele familie Van Kessel bleef dus thuis. Toch hebben de twee Duitse soldaten in De Haag wel degelijk succes gehad. Zo’n vijftig tot zestig man werden door hen door de Ruijschenbergstraat gevoerd naar het Borretplein. Het bijeendrijven van mensen heeft ook hier tot zo’n uur of tien geduurd. Ook enkele inwoners van Oploo die daags tevoren vanuit hun gemeente naar Gemert waren geëvacueerd
werden ook gedwongen in de kiosk plaats te nemen. Naar schatting stonden daar na verloop van tijd meer dan tweehonderd mensen bijeen. Strak tegen elkaar gedrukt, mannetje aan mannetje. Kinderen die in het gedrang kwamen werden af en toe omhoog gehouden om ze toch wat lucht te geven. Op een zeker moment was er voor nieuwkomers geen plaats meer. Die werden daarop bij hotel De Keizer onder de luifel geplaatst. Intussen waren Duitse versterkingen aangekomen en was het schieten aanmerkelijk toegenomen. Daarbij sloegen de gaten in de muren van het gemeentehuis en de naastliggende huizen. Ook de Duitse commandant zag wel in
dat dat te gevaarlijk was, omdat ook daar soms kogels tegen de muur van De Keizer sloegen. Dus mochten zij in het perkje voor de kiosk staan. Daar hadden ze tenminste nog enige dekking.

Voor het perkje lagen ook drie of vier Nederlandse militairen plat op de grond. Zij waren met burgerjassen aan door de Duitsers gevangen genomen in De Hoef. Maar ze konden toch als soldaten worden herkend door hun beenwindsels (puttees) en militaire schoenen die ze droegen. Zij, maar ook de mensen in de kiosk, werden voortdurend in de gaten en onder schot gehouden door Duitse militairen met mitrailleurs en geweren. Die schoten ook geregeld langs de kiosk op het kasteel. Dat vandaaruit ook werd teruggeschoten merkte ook de gemeentebode Jacques van den Broek. Ter hoogte van Wijn moest hij, samen met enkele anderen
uit de Nieuwstraat, plat op de grond in dekking vanwege het geweervuur vanuit het kasteel. Jacques dacht dat de Duitsers, die ook in dekking lagen, hem niet zouden zien en vluchtte de Bonengang in. Hij werd echter snel achterhaald en belandde, begeleid door de Duitsers, die ook weinig lust hadden in de vuurlinie te blijven lopen, via de tuinen achter de huizen van de Julianastraat en de Kapelaanstraat, toch op het plein. Daar ontdekte hij ook burgemeester Phaf, het hoofd van de Marechaussee Schel en dokter Verbeek tussen de gevangenen.

Terwijl de gijzeling op het Borretplein voortduurde vlogen er geregeld Duitse vliegtuigen over het dorp. Al snel gonsde in de kiosk het gerucht dat het kasteel gebombardeerd zou worden om de weerstand uit te schakelen. Onder de mensen in de kiosk zouden dan zeker slachtoffers vallen. Vooral toen een vliegtuig boven het plein verscheen en rond het kasteel bleef draaien sloeg de angst toe. Door het uitspreiden van een hakenkruisvlag zag de bemanning dat Gemert inmiddels in Duitse handen was en vloog het weer weg.

Een van de weinige inwoners van het centrum die de gebeurtenissen van redelijk veilige afstand kon bekijken was kapper Toon Vogels. Hij was in de vroege ochtend huisbezoeken aan het afleggen en bevond zich op dat moment in de woning van Ypenburg, de directeur van textielfabriek Raijmakers, in de Ruijschenbergstraat. Daar waren geen gijzelaars opgehaald. In de woning waren
ook dominee Kuijpers en zijn dochter aanwezig. Beide waren de vorige dag uit Elsendorp geëvacueerd. De dominee had zijn radio meegenomen die op een accu werkte. (Elsendorp was toen nog niet op het elektriciteitsnet aangesloten.) Deze kwam goed van pas daar die ochtend in Gemert de stroom was afgesloten. Zo hoorden de aanwezigen de nieuwslezer vertellen dat de Duitsers op alle fronten werden teruggeslagen. Buiten echter slopen de soldaten langs de sloot achter de kerk door naar het kasteel en was het schieten binnen in de woning duidelijk te horen.

Kerk niet ontzien

Buiten het zicht van de gegijzelden in de muziekkiosk drongen twee Duitse soldaten de kerk binnen via de sacristie en begonnen het gebouw te doorzoeken. De vroege kerkgangers werden naar buiten gedwongen en moesten ook naar het Borretplein. In de biechtstoel zaten op dat moment kapelaan Bijnen en Cor Otten. Op de herrie werden de gordijntjes opzij geschoven en bij het zien van de soldaten kreeg Cor snel de absolutie, ook voor de zonden die hij nog niet had bekend. Cor kon samen met zijn vriend Jan van Ansem de kerk verlaten en zij holden achterlangs het kerkhof naar Jans ouderlijk huis in De Hoef. Daar kwamen ze weer wat op verhaal. Goed was echter het schieten rond het kasteel te horen en toen Jan uit een dakraam wilde kijken wat er gaande was ketste er meteen een kogel op de pannen. Daarmee was duidelijk dat de Duitsers rond het hele kasteel zaten. Vanuit de kerk werden twee priesters, kapelaan Bijnen en pater van Rooij, een missionaris uit Curaçao die de mis zou voorgaan, samen met de tuinman en de
twee dienstmeiden van de pastoor, met de handen omhoog naar de pastorietuin gebracht. De beide Duitsers vonden het echter te gevaarlijk en zochten dekking in de pastorie. In de pastorie klonk even later een akelige schreeuw. De toegesnelde priesters troffen daar een Duitser aan die zwaar gewond was aan zijn hoofd. De verminkte man werd naar de slaapkamer gebracht en zo goed en zo
kwaad als mogelijk was verzorgd. Na een uur kregen de priesters hulp van een Duitse gewondenverzorger die de verpleging overnam. Daarna werden beide priesters ook naar het Borretplein gestuurd.

Twee Gemertse doden

Bij de groep die van het Hopveld was gehaald liep ook de kinderrijke familie Van Vugt. De twee kleinsten in de kinderwagen en de rest daaromheen. De oudste, Nico, misdienaar bij de zusters van Nazareth, en zijn broertje Sjef, liepen vooruit. Toen ze het marktveld naderden, nog op het Binderseind ter hoogte van de winkel van Colen, zakte Nico plotseling ineen. Hij was dodelijk getroffen door een kogel, dwars door het hoofd. De ouders die zich over de jongen wilden ontfermen werden gedwongen door te lopen naar de kiosk waar de koepel hen bescherming zou bieden tegen de kogels vanuit het kasteel. Pas veel later mocht het lichaam van Nico worden opgehaald.

Voor de ogen van velen in de kiosk viel het tweede Gemertse slachtoffer, Bert Baggermans, in Gemert beter bekend als “de Paus”. Bert was een wat oudere, geestelijk minder valide, die zijn kostje bijeen scharrelde met het doen van klusjes of door te bedelen. Tijdens de mobilisatie had hij geregeld wat te eten gekregen van de militairen. Mogelijk dacht hij bij de Duitsers ook wat te krijgen. Die stuurden hem echter vanuit de Kapelaanstraat naar de kiosk. Onduidelijk blijft of hij de Duitse opdracht niet verstond of zich losrukte
toen hij werd vastgepakt. Maar feit blijft dat hij zonder pardon werd neergeschoten. Enkele meters zag men hem nog voortkruipen, waarna hij roerloos bleef liggen. De Paus was dood.

Brand in het kasteel

Naarmate het gevecht voortduurde werden van Duitse zijde meer en meer versterkingen aangevoerd. Deels nog per fiets, maar ook per vrachtwagen. Daarmee werden rond een uur of elf ook kanonnetjes aangevoerd. Al snel werden deze wapens rond het kasteel opgesteld en openden het vuur op de verdedigers. Een werd er voor het gemeentehuis opgesteld, een voor de brouwerij van Swinkels
en een verdere kwam er in het gangetje tussen het gemeentehuis en hotel De Keizer. Munitie voor deze wapens moest worden aangedragen door Van de Akker, rector van de Latijnse school, de jongens van De Louw en enkele bewoners van de Nieuwstraat. Op de dikke muren van het poort- en hoofdgebouw hadden de pantsergranaten weinig effect. Maar de zandzakken en de balken voor de kelderdeur bleken echter geen partij. Tot grote schrik van de paters en frater-studenten die de kelders waren ingevlucht werden de zandzakken stukgeschoten en stoof het zand over hen heen. Een tweede pantsergranaat sloeg door de openingen naar binnen en zou zeker doden gemaakt hebben, als hij niet midden in de keuken op de vleesbank was geketst en van richting was veranderd. Nu kwam deze omhoog en sloeg in de muur. De rondvliegende scherven en brokstukken verwondden gelukkig niemand serieus. Een
frater bloedde hevig aan z’n oorlelletje, maar daar is het bij gebleven. Door de gangen zochten zeker veertig tot vijftig aanwezige paters een veilig heenkomen. Via de spoelkeuken renden ze naar het badhok in het westelijk gelegen deel van de kelders. Twee kanonnetjes werden op het plein opgesteld die granaten afschoten op het poortgebouw en de nieuwbouw van de zuidelijke kasteelvleugel. Een van de eerste schoten trof de top van de Mammoetboom, de Sequoia, in de kasteeltuin. De ontploffende granaat sloeg de hele top uit de trotse boom die sindsdien niet meer hoger is gegroeid. Tussen elf en half twaalf stond de Duitse commandant toe, op voorspraak van pastoor Kuijte en kapelaan Bijnen, dat de vrouwen, kinderen en de ouderen naar huis konden vertrekken. Hartverscheurende taferelen speelden zich af toen echtgenotes hun mannen moesten achterlaten en kinderen hun vaders zagen vertrekken. Gemeenteontvanger Johan Rooijakkers had een revolver meegenomen toen hij naar de kiosk werd gestuurd. Daar, tussen al die mensen, realiseerde hij dat het niet zo’n verstandige beslissing was geweest. Bij het vertrek van zijn vrouw Pita werd het wapen stiekem onder haar rokken terug naar huis genomen. Direct na het vertrek van de vrouwen en kinderen werd pastoor Kuijte in een auto gezet die met onbekende bestemming wegreed. De achterblijvers waren er bijna zeker van dat zij het avontuur niet zouden overleven. Frits van Hout mocht met zijn blinde moeder mee. Hij heeft haar aan een kant bij de arm genomen en z´n vader aan de andere kant. Zo konden ze gedrieën de trap afgaan. Ze kwamen ongeschonden thuis maar hebben de rest van de dag in de schuilkelder in de achtertuin doorgebracht.

Het duurde niet lang of het poortgebouw en de kap van de nieuwbouw stonden in brand. Daarop trokken de Nederlandse soldaten die het poortgebouw hadden verdedigd zich terug op het hoofdgebouw. De Duitsers, die in de gaten kregen dat het poortgebouw niet meer werd verdedigd doorzochten het brandende gebouw en vonden in de kelder pater Meekers die daar met enkele fraters vier bange uren had doorgebracht. Een soldaat wilde de pater nog slaan maar werd door de bitse stem van een officier van zijn voornemen afgebracht. De gevangen genomen geestelijken moesten, onder bewaking, op hun rug aan weerszijden van de Kastanjelaan tussen het eerste en tweede poortgebouw gaan liggen.

Om aan de verdediging van het kasteel een einde te maken werd een pantserafweerkanon het poortgebouw ingereden en op het hoofdgebouw gericht. De laatste verdedigers van de nieuwbouw werden met enkele handgranaten naar buiten gedreven. Sergeant Paul van Oostveen raakte daarbij zwaar gewond en werd naar buiten gedragen en samen met twee andere gewonden op de grond bij de Donjon gelegd.

Overgave

Nadat het hem duidelijk was geworden dat hulp van het Nederlandse leger niet meer was te verwachten besloot Frets dat verder verzet geen zin meer had en slechts nodeloos slachtoffers zou eisen. Hij zou zich overgeven en bracht de overste in de kelders van zijn voornemen op de hoogte. Zwaaiend met een witte handdoek uit het toilet ging hij vanuit het hoofdgebouw naar buiten. De overige militairen in het gebouw beval hij hem te volgen. Die deinsden terug omdat de zeer opgewonden Duitsers weer begonnen te schieten. Frets zette door waarop de Duitse commandant bij de Donjonpoort hem sommeerde te stoppen. Beide officieren liepen naar elkaar en salueerden hoffelijk en gaven elkaar de hand. De Duitser vroeg direct of ook anderen dan militairen hadden geschoten. Na een ontkennend antwoord gaf Frets zijn manschappen opdracht hun wapens en uitrusting af te leggen. Zij die zich nog in de kelders bevonden deden dit ter plaatse. Even later kwam een van hen terug met de boodschap dat ook alle paters naar buiten moesten. Ook zij verlieten daarop de kelders en verzamelden zich op de binnencour, daar ontvangen door scheldende en vloekende soldaten. Met de handen omhoog liepen ze, vier aan vier, tussen een haag van zwaar bewapende Duitsers naar de Kasteellaan. Van daar ging het naar het Borretplein, de paters voorop, gevolgd door de krijgsgevangenen. Ze zagen nog juist dat de laatste gijzelaars die op de kiosk stonden werden vrijgelaten. Na een kort handgeklap maakten zij zich snel uit de voeten. Naar huis!

Nadat de Duitse commandant zich overtuigd had dat de paters part nog deel hadden gehad aan het gevecht werden ook zij vrijgelaten. Hierop volgde opnieuw een spontaan applaus, meer een reactie op de vele uren van doodsangst en spanning die ze hadden doorgemaakt.

De meegevoerde pastoor Kuijte bleek in Boekel te zijn vrijgelaten. Hij kwam in de loop van de middag te voet terug in Gemert. Bij de schaderekening die na het gevecht kon worden opgemaakt hoorde ook de achterruit van de auto van de provinciaal Dr. Vogel. Deze stond bij het theepaviljoen in het park geparkeerd. Bij de vlucht van enkele van de Nederlandse soldaten het park in, werden hen nog enige kogels nagezonden. Die troffen niet de vluchteling maar de achterruit van de
auto.

NOTEN

1.Heemkundewerkgroep WO-II bestaat uit
Ruud Wildekamp, Simon van Wetten, Bertus van Berlo, Sieds van der Schaaf, Hans Kanters, Annie van de Kimmenade-Beekmans. De werkgroep heeft ook ‘getuigenissen’ verwerkt uit de door de heemkundekring uitgegeven publicatie ‘Gemert, mei 1940’ (Ad Otten, 1980) en dat wat Anny vd Kimmenade-Beekmans daaraan toevoegde in ‘Gemert bezet – Gemert bevrijd 1940-1944’ en ‘Kasteel bezet – kasteel bevrijd 1939-1945’ verschenen in resp. 1994 en 2005.

2.Later die dag biedt hij zijn diensten
aan als contactman en tolk bij het bezettingsleger. Al ruim voor de Duitse inval was echter al een andere Rijksduitser, Willy Engbrocks uit Handel, voor deze taak benaderd door een NSDAP-er uit Eindhoven. Engbrocks, niet blij met de Duitse inval, keerde daarop
terug naar huis. Valkenburg R. Een mens in haatuniform. Portret van Willy Engbrocks bewaker van kamp Amersfoort. Franeker, 1974.

3.Volgens het oorlogsrecht is het
burgers niet toegestaan aan de gewapende strijd tussen twee oorlogvoerende landen deel te nemen. Overtreders, in het verdrag franc-tireurs genoemd, mogen met de dood worden gestraft. In de Eerste Wereldoorlog heeft het Duitse leger meerdere Belgen als franc-tireur doodgeschoten. Haagse Conventie van 1907.

Bekijk PDF