GH-2013-02 De Arcke Van Noë (deel 1)

Èn…. haj wonden ‘r ècht!

Marij van Pelt-Vos

“De Arck van Noë” spreekt tot de verbeelding. Er zijn verhalen over verzonnen en Ad Otten maakte er zelfs een mysterie van op film.1 Voor ons familie, wonend op de hoek van de Ruijschenberghstraat en De Haag, was d’Èèrk het gebiedje achter de door heggen omgeven boerderij met schuur en erf van Janus van den Elsen in De Haag (huisnr. 49). De woningen, nu De Bloemerd 39 en 41, hoorden bij d’Èèrk en ook het huis (nu De Ark 42) dat Jochem van de Rijt in 1929 liet bouwen, en waar hij de naam “de Ark” op zette. Eerder stond op die plek geen huis.

Waar nu het straatje loopt dat De Ark heet, stond tot 1842, pal voor het huis nr. 4, een heel oude boerderij. In de 17de eeuw gingen Gímmerse mensen deze boerderij “de Arck” noemen. Ter herinnering aan deze “Arck” plaatste Gemert Vrijstaat in samenwerking met de buurtbewoners hier in 2007, een bronzen ark van Noë op een sokkel.

Degene die hier, mogelijk al vóór 1500, een huis bouwde, had een goede plek uitgekozen. Sinds mensenheugnis is bekend dat De Kampen en de Knollenbijter in de winter onder water liepen. Als het vroor kon je daar schaatsen tot Koks en verder. De grond waarop de Arck lang geleden gebouwd werd, lag, met nog enkele percelen, wat hoger dan de omgeving. De schaatsers zullen de plek waar de Arck stond waarschijnlijk als een soort schiereiland hebben gezien. Maar ook aan de andere kant bleef het niet altijd droog.

Ik herinner me dat, als het na warm broeierig weer eens heel hard ging regenen (met bellen op de plassen), er een stuk van De Haag onder water kwam staan. Bij ons op de hoek, op Ruijschenberghstraat 40, liep dan het water de kelder in. Dat was voordat er riolering aangelegd werd. Ook nu er wel goede afvoer is, kan deze bij zulke buien het water niet goed verwerken en komt het in De Haag hier
en daar nog steeds over de drempel. In de voorbije eeuwen zal dat niet anders geweest zijn. Zou het feit dat een huis droog blijft, als de omgeving onder water staat, voldoende reden zijn om dat huis ‘de Ark’ te noemen? Het zou kunnen. Maar er is meer!

Een tijdje geleden in het gemeentearchief, lezend in de bewerking van Simon van Wetten van de Gemertse Schepenprotocollen, sloeg ik een blad om en was in het jaar 1627.

Èn in ínne kaër waor ‘k in de Haog èn haj stón vùr me.

Òch kiek naw tòch, daacht ‘k, dor hédde Noë

èn haj hí ’n haojs gekaocht!

Haj haajte dan wél Noije Lamberts Cock,

már ‘k wis ’t bekant zeeker.

Netuurlek moes ‘k mee weete òf ’t allemol klòpte

èn òf ’t nie um ’n aander haojs góng.

Már naë, ’t klòpten as ’n bus,

Noë ha d’Èèrk gekaocht,

Elaën haajte die nòg nie zooë.

In de verkoopakte opgemaakt op 29 januari 16272 las ik: (R114 f.26d)

Willem Diercksoen Greelmaecker heeft wittelijck ende erffelijck vercocht opgedraegen en overgegeven (aan) Noijen Lamberts Cock huijsinghe, schuer, hoff, metten erffenisse daeraen gelegen inde Corte Hage, beneven de Stege aldaer aen deen sijde (ende) metten eenen eijnde, ende Joost Thomas erff met meer anderen aen dander sijde, streckende metten eenen eijnde op Henrick Cornelis erff ende meer anderen, soo groot ende cleijn tselve daer gelegen is, dies sal het stuxken lants van Henrick Cornelissoen (Slaets) teijnden aen gelegen, over dese voirschreven erffenisse geweeght (sijn) als sij sijden.

De koper is jaarlijks schuldig aan het Huis van Gemert het derde deel van een cijns, te betalen samen met heer Anssem Sijmonssoen en Henrick Cornelissoen, waaruit valt op te maken dat ooit het door Noijen (Noë) aangekochte huis één geheel vormde met de percelen van heer Anssem en Henrick Cornelissoen.

Noë kocht het huis voor 600 gld. Wie was deze Noë die ook voorkomt als Noij, Noijen, Natalis en Noemus?

Noë werd geboren vóór 1600 als zoon van Lambertus Noijen Cock en hij had in elk geval twee broers en drie zussen. In 1611 kocht Lambertus, van de erfgenamen van wijlen jonker Lenardt van Lankvelt en echtgenote joffrouw Agneta, een huis op Wijnboom met hof en aangelegen erf. Waarschijnlijk ging hij daar met zijn gezin wonen, maar zeker is dat niet.

In 1618 gaf heer Hendrik van Holtrop (commandeur van Gemert) aan Lambert Noijen (die dan een goede man genoemd wordt) een camp groesland met opgaande eiken in erfpacht. Dit land was gelegen aan de Wijnboom en genaamd den Schuilsbempt of Schuijlscamp.Vader Lambert verkocht het land meteen door aan zoon Noë, die toen al volwassen moet  zijn geweest. Mogelijk
woonde Noë dus in zijn jeugd op de Wijnboom en wellicht ook in de beginjaren van zijn huwelijk.

Toen hij de boerderij in De Haag kocht, die De Arck zou gaan heten, waren hun vier oudste kinderen al geboren. Op zekere dag in 1627 zal Noë zijn paard ingespannen hebben, gereedschap en huisraad ingeladen, kinderen er tussen, Maria met de kleinste vond ook nog een plekje, de koe aan een touw achter de kar, zal hij het paard bij het leidsel hebben gepakt en zo met zijn huishouden
naar De Haag zijn “gevárre”. Richting het huis liepen verschillende paadjes, maar er was maar één toegangsweg die breed genoeg was voor paard en kar en dat was de Corte Hage. Noë arriveerde dus bij zijn woning vanuit het oosten en installeerde zich daar
met zijn gezin. Er werden nog drie kinderen geboren.

Financieel gezien zal het hem niet slecht gegaan zijn, want hij kocht nog enkele stukken grond in de buurt van zijn huis alsook een huiske met een lopense grond in de Corte Hage. Van de in Erp wonende Arijaen Delis en zijn vrouw Margrieta Hendrick Cornelis Slaets (zie boven), kocht Noë op 08-06-1632 nog een stuk groesland in de Corte Hage. Dit stuk land grensde aan de koper, aan het erf van Aert Thonis van Schuijl en verder aan de Streepen. Dit moet het stukje grond zijn dat geweegd was over het erf van Noë. Hiermee kreeg het aan het huis gelegen perceel de vorm die het in de loop van de tijd zou houden.

In dezelfde tijd zal deze boerderij de naam “De Arck” hebben gekregen. Het zou te toevallig zijn dat het huis deze naam al had en er daarna een Noë kwam wonen. Ik stel me voor dat iemand op ’n keer bij hoog water uitriep: “’t Lijkt de zondvloed wel”. En de buren, met natte voeten, zullen gezegd hebben: “Jao, dieje Noë zit dor már skon draojg in z’n èèrk”.

In 1644 of iets eerder overleed Noë’s vrouw Maria. In datzelfde jaar verkocht Noë, samen met zijn schoonfamilie, een steeg op de Groescuijlen. Bij deze transactie werd hij meester Noije Lambers genoemd. En een jaar later was het ook meester Noije Lambers die land in de Hage verkocht. Behalve dat hij boer was, oefende Noë dus ook een ambacht uit.

Van de kinderen van Noë en Maria hebben waarschijnlijk alleen Petronella (Peerke) en Maria (Merike) de volwassen leeftijd bereikt. Dochter Petronella trouwde op 08-02-1646 met Joannes Anthonij Lamberti (Rutten) en zij bleef, nu met haar man, bij vader Noë en zus Merike inwonen. En het leven ging verder en weer werden er kinderen geboren. Bij de negen kinderen die Jan en Peerke lieten
dopen, was er geen die naar zijn grootvader genoemd werd.

Hopelijk heeft Noë nog van zijn oudste kleinkinderen kunnen genieten. In 1653 kwam er een einde aan het leven van Noë Lamberts. Hij overleed tussen februari en 19 juli van dat jaar. In het begraafboek wordt geen exacte datum genoemd.

Na het overlijden van Noë bleven Peerke en Jan met hun gezin en Merike in De Arck wonen. Op 21-05-1667 trouwde Merike met Joannes Jan Ghijsen (ook Ghijsberts). Het paar kocht een huis ergens anders in De Haag en ging daar wonen. Van hen zijn geen kinderen bekend.

Nu Merike getrouwd was werd het tijd om de nalatenschap van vader Noë te verdelen. De erfscheiding vond plaats op 23-09-1667 en Peerke en Merike met hun echtgenoten deelden het huis, met aangelegen land en een perceel land op den Bloemerd in tweeën. Het kleine huisje in de Corte Hage wordt bij deze verdeling niet genoemd en bestond waarschijnlijk niet meer. Jan Jan Ghijsberts, als man
van Merike, verkocht bijna zijn hele verkregen gedeelte aan zwager Jan Anthonis. Het land op den Bloemerd verkocht hij in twee gedeelten aan derden. Het grootste gedeelte van de nalatenschap van Noë kwam zo in het bezit van Jan en Peerke.

Zes jaar later overleed Jan (Joannes Thonis) en op 4 september 1673 werd hij vanuit De Hage begraven. Peerke bleef in De Arck wonen en in 1691 zien we haar dan ook vermeld in De Haag als Peerke Jan Theunis als zij hoofdgeld moet betalen voor vier personen. Of de drie personen die toen bij Peerke in huis woonden familie waren of personeel, weten we niet. Toen zij haar bezit verkocht, waren er in elk geval geen kinderen van haar meer in leven. Op 18-04-1695 verkocht Peerke oftewel Petronella, weduwe van Jan Thonissen, haar huis met hof groes- en teulland in De Haege, groot omtrent 3 lopensaeten en 3 copsaeten, aan Jan
Bastiaens. Het huis met aangelegen land grensde met een zijde en een einde aan de gemeijne stege, de andere zijde aan het erf van Willem Staeijackers en meer anderen, en het andere einde aan de Streepen. Haar stuk teulland op Den Bloemerd verkocht ze aan Jacob Thomisse en Jan Janssen van Beeck. Waarschijnlijk is Peerke met Jan Bastiaens overeengekomen dat zij tot haar dood
in De Arck mocht blijven wonen (met verzorging mocht dat nodig zijn) en heeft Jan hiervoor de helft van het aan het huis gelegen beemdje gekregen. Peerke overleed nog datzelfde jaar. Zij werd begraven op 18-12-1695 als Petronella relicta Joannis Noijen wonend in De Hage. (Het patroniem Noijen is hier toegevoegd aan de naam van Petronella’s overleden man). Met het overlijden van
Peerke was er voor de Arck een einde gekomen aan het tijdperk van Noë en zijn familie.

NOTEN:

1.Zoek op google.nl ‘Mysterie 13’ – Ad Otten: De Gemertse Ark van Noë. Zie ook: Gemerts Heem 2008, nr. 3. Ad Otten: Ark van Noë
terug in Gemert.

2.Gemeentearchief Gemert-Bakel, Rechterlijk Archief [RA] Gemert R114 f.26d.

Voor zover niet in de tekst genoemde akten uit RA Gemert: 29-01-1611, 27-09-1618, 20-12-1644, 03-03-1645.

Familiegegevens uit D.T.B. boeken Gemert:

Kinderen van Noë & Maria: Catharina 20-06-1621, Petronella 10-08-1623, Maria 15-12-1624, Lucia 15-03-1626, Daniël 19-09-1627,
Thomas 20-12-1628, Lambertus 12-07-1636.

Kinderen van Joannes & Petronella: Joannes 30-01-1647, Maria 28-03-1648, Judith 07-02-1650, Anthonia 14-11-1654, Joannes
20-04-1657, Catharina 09-02-1660, Gertrudis 16-09-1662, Thomas 17-12-1664, Thomas 08-07-1666.

Bekijk PDF