GH-2013-01 Uit het oud-rechterlijk archief van Gemert

Simon van Wetten

Elders in deze aflevering van Gemerts Heem treft u een artikel aan over het taalkundig verband tussen de Pandelaar en een schutskooi. Daarom is in deze aflevering gekozen voor anekdotes die met schutskooien of met schutters te maken hebben.

1597

Het zijn echt geen rotganzen

Als je naam en faam als klompenmaker hebt verworven, dan wil je toch niets van doen hebben met gestolen ganzen? Dat is precies wat de vrouw van de Beekse klompenmaker Michiel Evarts met volle mond zei toen Pouwels Driessen bij hen aan de achterdeur klopte, juist toen haar man en zij het laatste vlees van de laatste botjes kloven. Pouwels kende die ganzen als geen ander en was als getuige-deskundige vanuit Gemert naar Beek gestuurd. Hij was het die vorige zomer vijf ganzen aan Mathijs van Strijbos had verkocht.

‘Zeker weten. Twee van deze drie ganzen zijn van Mathijs. Ze zijn gemerkt met hetzelfde merk dat mijn vader al dertig jaar geleden gebruikte.’

Peter Mickers, ook een Gemertenaar, getuigde een dag later dat één van de drie ganzen die Michiel Evarts de middag daarvoor naar Mathijs van Strijbos had teruggebracht, dezelfde gans was die hijzelf nog niet zo lang geleden aan Aelke Jacops, de schoonmoeder van Mathijs, had verkocht. Hoe hij dat wist?

‘Die gans heeft aan de linkerpoot een krepken en is als vanouds aan de rechterpoot gemerkt.’

Terug naar het begin. De vijf ganzen van Mathijs van Strijbos uit Gemert zijn gestolen. Nou ja, eigenlijk zijn die gakkende beestjes van
Thoniske, de vrouw van Mathijs. Ze is gek met die dieren. Anthonis Maessen, ingezetene van Beek, veertig jaar, kan licht in deze duistere zaak brengen. Begin vorige week was hij op het Broek om zijn paarden te halen. Hij zag toen  Lambert Henricx ettelijke beesten opdrijven, waaronder vijf ganzen. In de schemering heeft Lambert die ganzen naar hem, Anthonis gebracht. Waarom? Ja, dat kan Anthonis ook niet verklaren.
Hoe dan ook, de volgende morgen vroeg zijn de vogels opgehaald door klompenmaker Michiel Evarts.

Het wordt tijd dat we die (link)Michiel achter z’n gevelde populierenstammen vandaan halen en aan de tand voelen!

‘Ik kwam op 2 september van Eindhoven en zodoende ten huize van Gerard Jan Hornkens in Aarle. In die herberg ga ik dan altijd wat drinken en ik heb toen van Lambert Henricx ongeziens vijf ganzen gekocht, voor vijf stuivers ’t  stuk.’

Michiel heeft de beesten de volgende morgen bij Anthonis Maessen opgehaald. Toen het hem en zijn vrouw duidelijk werd dat het gestolen ganzen waren, heeft hij er drie teruggebracht.

‘Die twee andere, dat ging niet meer, die waren al verteerd.’

Maar daarmee is de kous nog niet af!

Geverard Fredericx, 64 jaar, wonende op de Donk bij Beek, verklaart dat vorige week donderdag bij hem in de straat een incident heeft plaatsgevonden. Thoniske, de vrouw van Mathijs van Strijbos, op zoek naar haar verdwenen ganzen, kwam daar Lambert Henricx tegen, de man die de ganzen had weggevoerd uit het Broek. Ze zei hem dat ze haar ganzen terug wilde hebben en bood aan de schutsom te betalen. Lambert zei van geen ganzen te weten en duwde haar weg. Maar Thoniske wilde niet wijken en Lambert ontstak in woede. Hij sloeg haar met een lange, zware stok op haar arm. Die arm bleek later gebroken te zijn. Geverard heeft Thoniske meegenomen naar zijn huis en daar de arm met zalf ingesmeerd en verbonden.

Thoniske, je bent de ware ganzenhoedster. Helemaal van Gemert naar de Donk lopen om te achterhalen waar je dieren zijn. Dat je
vervolgens vleugellam terug moet door het geweld van die bruut van een Lambert Henricx, de dief nota bene, maakt onze sympathie alleen maar groter!

1683

Erpse terreur

We hebben tegenwoordig een veer over de rivier de Aa. Ha, demoderne tijd staat voor niets! Helaas komen er door deze  infrastructurele verbetering wel vaak figuren van twijfelachtig allooi in het Veerhuis. Neem nu deze late avond in maart. In de gelagkamer zitten drie bangmakende sujetten uit Erp – ze hebben dus gebruik gemaakt van het veer – zich tegoed te doen aan bier
en brandewijn. Als u stiekem om het hoekje van de keukendeur kijkt, herkent u ze vast. Het zijn de gevreesde lange Hendrik van Dommelen, Jan Gordts en Jan Paulus de Popele alias de Tang. Ze zullen het gelag heus wel betalen, want ze hebben vandaag op de Wind, het gebied in de driehoek tussen Gemert, Boekel en Erp, een Gemerts echtpaar overvallen. Moeilijk te verstane teksten,
uitgesproken met een mes in de mond en een knuppel in de hand als (tegen de vrouw):

‛Nu hebben wij u. Als gij ons geld hebt gegeven zullen wij u evenwel doodslaan’,

en tegen de man die zijn vrouw, nadat ze tegen de grond was geslagen, probeerde bij te staan:

‛We snijden u in riemen vaneen en stampen u in de grave’,

leverden de Erpse rovers twee rijksdaalders op.

U kijkt nog steeds voorzichtig vanuit de keuken naar de drie die bij herbergierster Jenneke alweer een nieuwe kruik brandewijn bestellen. Het zijn de enige gasten, alle andere bezoekers zijn vanwege de reputatie van de Erpenaren al weggeslopen. Zelfs herbergier Jan Welten is door zijn vrouw naar bed gestuurd toen de Popele met gram gemoed begon te murmuren omdat hij een tijdje in Gemert gevangen had gezeten en zijn boosheid daarover graag wilde botvieren op de eerste de beste Gemertenaar. Jenneke zelf is geboortig van Erp, dus haar Jan naar bed sturen was de beste oplossing, zeker ook omdat deze voornemens is samen met marskramer Adriaen Adriaens al om één uur in de nacht naar Den Bosch te gaan. O jee, laatstgenoemde komt nu, zich van geen gevaar bewust, zwierig het Veerhuis binnen om Jan op te halen. De Popele valt hem meteen op het lijf, maar wordt van al te nare dingen weerhouden door zijn twee maten.

‛Zo’n arme kramer is van jouw gevankenisse geen oorzaak. Er komt nog wel een ander die het moet betalen.’

Lange Hendrik biedt Adriaen zelfs een glaasje brandewijn aan. Ontroerd door zulk een warme bejegening zegt Adriaen:

‛Ik zal straks ook een komme brandewijn geven.’

Maar Jan Gordts fluistert hem in het oor dat hij beter stilletjes kan vertrekken. Adriaen hoort de mannen nog wel praten over hun
voornemen om naar het huis van Goort Goossens op Esdonk te gaan om daar zes gulden schutgeld te gaan halen, goedschiks of kwaadschiks. En ook Jenneke hoort dat.

‛Mannen, doe dat niet. De vrouw van Goort is in de craem en al zijn kinderen zijn ziek.’

Maar u begrijpt, dit type heren trekt zich van dit soort woorden niets aan en wat later staan ze per abuis op de deur van Lonis Goossens te bonken. Lonis is de broer van Goort en woont naast hem. Lonis’ vrouw roept vanuit de bedstee en vraagt wat de mannen willen.

‛Waar woont Goort Goossens?’

De vrouw verwijst naar het naburige huis maar de geweldenaars slaan de ruiten in en het getier neemt dusdanige vormen aan dat de vrouw van Lonis toch de deur openmaakt. Eenmaal binnen is het uiteraard de Popele die de vrouw dreigt te staan, waarop Lonis zelf eindelijk besluit ook maar eens op te staan. Daardoor wordt het de drie overvallers duidelijk dat ze met de verkeerde van doen hebben. Voordat ze naar de naburige hoeve vertrekken, dwingen ze Lonis een koolvuur mee te geven. Natuurlijk weigert Lonis aanvankelijk heldhaftig, want hij begrijpt wat de kerels van plan zijn. Maar als ze dreigen ook het huis van Lonis in brand te steken, zwicht hij.

Een paar dagen later vertelt Goort Goossens over de nacht dat de Erpse boevenbende aan zijn huis op de deur kwam bonken.

‛Ik bid u, wilt niet zo tieren en razen, mijn vrouw is ziek en kan het in haar hoofd niet lijden.’

De vrouw van Goort kan zelf nog niet getuigen, omdat zij nog niet uit haar kraam is. Goort zegt daarom namens haar dat zij tijdens de
overval uit haar kinderbed is gekomen en in haar hemd op haar blote knieën voor het driekoppig gespuis neerviel.

‛Houd u gerust, ik zal u geld geven.’

Maar met de drie guldens die zij gaf waren de heren nog niet tevreden en ze dreigden het huis op alle vier de hoeken in brand te steken.

Gelukkig kwam het werkvolk van de hoeve uit de stallen en schuren waar ze hun slaapplaats hadden te hulp, anders was die nacht de lucht boven Esdonk rood gekleurd geweest. Voor drie gulden.

1693

Zwaar geschut?

Kom, ga mee een klacht indienen. U bent het onderhand toch ook wel zat? Teunis Jacobs en Erke, de vrouw van Jan Martens zijn u al voor en staan voor de schepenen. Teunis verklaart dat hij een hooiveld heeft in de Spedingh, waar door onachtzaamheid van de schutter allerlei vee dikwijls grote schade komt veroorzaken. Teunis heeft pas nog op de Heuvelse dijk met ondervorster, tevens schutter Gerrit van Osch gesproken, op een moment dat er weer diverse koeien de hooiproductie liepen te saboteren. Teunis verzocht de ondervorster de beesten daar weg te halen, maar Gerrit antwoordde dat hij wel wat beters had te doen.

Erke vertelt dat haar man een hooiveld in de Spedingh in huring heeft.

‛Op 29 augustus liepen daar twintig gemeijntsbeesten rond. Ik ben twee keer naar het huis van Gerrit van Osch geweest. De tweede keer ging Gerrit mee en heeft negen beesten uit dat veld gehaald. Hij heeft ze evenwel niet naar de schutskooi gedreven,maar naar het huis van Lambert Jorissen.’

Erke schuift haar dienstmeid Jenneke naar voren. Het deurske is pas vijftien jaar en vertelt zo gewichtig mogelijk dat ze veertien dagen geleden door haar bazin naar Gerrit van Osch is gestuurd om te melden dat er vier beesten in het veld in de Spedingh
rondliepen.

‛Haalt die daar nu uit.’

De vraag beviel Gerrit niet. Zo’n hooghartig meidje. Wat denkt ze wel.

‛Haalt er zelf maar een hondskont uit.’

Gerrit, wat is dat nou voor een antwoord? Maar Jenneke bond wel in.

‛Ik kan het niet gebeteren dat die beesten daar in komen.’

‛Ik ook niet.’

Nee, daar heeft Gerrit gelijk in. Te heftige plichtsbetrachting kun je hem niet verwijten. Hij is de beesten niet gaan halen. Heel zwaar geschut heeft hij dus niet.

1766

18e-eeuws joy-riden

En nóg iets anders. Jan van Dooren wordt door de drost voor het gerecht gedaagd. Is dat rotjoch van hem er toch weer met de schapen vandoor gegaan! Hij heeft een clogte of kudde van tachtig schapen op het Hulstbroek, een ongepermitteerde plaats gedreven. De vorster heeft dat geattrappeert en de schapen geschut, op een boete van 16 stuivers op ieder stuk vee.

Flauwekul? Ik leg u even een extract uit het keurboek voor:

‘Niemant en sal eenige schapen in ’t Broeck mogen drijven om velt te maken vóór St.-Jacobsdag, op de breuck van 16 stuivers.’

Jan ontkent dat zijn zoon tachtig schapen op een ongepermitteerde plaats heeft laten grazen, hij heeft immers nooit meer dan
vijfenvijftig schapen tegelijk in de kooi gehad. En hij wil ook wel even gezegd hebben dat zijn zoon dat zelfstandig heeft gedaan, dus zonder opdracht van pa!

Bekijk PDF