GH-2012-04 Hoerenpad voor koeien

 

Ad Otten

Op 15 oktober 1696 vaardigt landcommandeur Hendrik baron van Wassenaar als vrijheer van Gemert een plakkaat uit tegen overspel prostitutie en bordeelhouden in Gemert. Zes dagen later wordt deze verordening in Gemert officieel afgekondigd. In de archieven berust verder nog een achttiende eeuws afschrift van het genoemde plakkaat hetgeen de indruk wekt dat de maatregel van
kracht is gebleven zolang de Teutonische ridderorde het in Gemert als soeverein heerser voor het zeggen heeft.1 Maar wat moeten we dan denken van het bestaan van een kennelijk bij iedereen in Gemert indertijd bekend ‘Hoerenpat’? In de Gemertse schepenprotocollen van het jaar 1764 is namelijk sprake van de verkoop van een stuk land, gelegen neven ‘den Hoerenpat’.2
Iedereen uit ´onze´ tijd zal een dergelijke naam stante pede uitleggen als een soortement van tippelzone of tenminste als een ´verliefd laantje´ waar vaak een en ander ‘passeert’ dat het daglicht niet kan verdragen. Of niet soms?

Even terug naar de feiten: Op 29 februari 1764 verschijnt voor de Gemertse schepenbank de Weledelgestrenge heer Johan Francois van der Gheest, rentmeester van de commanderie Gemert. Hij verkoopt aan medisch doctor Theodor Aelders een stuk land op de Mortelse Paijen ter grootte van ongeveer een halve hectare terwijl als nadere situering in de akte wordt geschreven dat
dit stuk land is gelegen aan – het staat er echt – den Hoerenpat. Bij deze transactie zijn de schepenen, de rentmeester en d’n dokter van Gemert betrokken, dus niet zomaar de eersten de besten.

De locatie ‘op de Mortelse Paijen’ kennen we vanouds als het gebied tussen Heijtsveld, Dribbelheidseweg, Boekent en het Mortelse gehucht De Stap, welk gebied sedert 1992 doorsneden wordt door de Zuid-Om. De juist ten noorden daarvan bestaande officiële straatnaam De Peij is genoemd naar het in het Gemertse dialect uitgesproken meervoud van paden, dat herinnert aan het
oude toponiem van ‘Mortelse Paijen’. Één van die paijen (peijen) moet bijgevolg den hoerenpat uit 1764 zijn geweest. Daaraan hoeven we niet te twijfelen!

Maar hierna volgt een verklaring voor die Hoerenpad die de betekenis van tippelzone uitsluit. Deze laatste begrijpelijke maar foutieve
conclusie komt voort uit het gebrek aan kennis over de ontwikkeling van onze taal en spelling. Vóór zegmaar 1800 was het namelijk zo dat een lange klinker in het schrift veelal werd aangeduid door een klinker niet te laten volgen door dezelfde klinker maar door een willekeurige tweede klinker. Zo werd straat doorgaans geschreven als straet en sloot als sloet en een familienaam als
Claassen als Claessen. En zo zijn er nog heel veel meer voorbeelden te noemen.
De spelling van familienamen is pas vastgelegd in de Franse Tijd bij de invoering van de burgerlijke stand. Ook voor plaatsnamen heeft men kort daarna moeten kiezen voor een eenduidige spelling. In Noord-brabant (maar ook elders3), heeft men op verschillende plaatsen toen gekozen voor een oude maar tot dan toe gangbare spelling. Zo kennen we de plaatsnamen Nuenen, Oirschot, Oisterwijk, Goirle. De
Brabander is altijd wel blijven weten hoe die namen uitgesproken moeten worden en je kunt een Hollander of een Fries nu ook weer niet kwalijk nemen dat die, zoals mij kort geleden nog overkwam, de weg vraagt naar ‘Nu(w)eenen’ of naar ‘Ojjerschot’.
Helemaal fout maar welke doorsnee Nederlander kent nu de geschiedenis van onze taal? Straks kunnen ook alleen historisch geschoolde taalkundigen en/of dialectkenners nog Werken van Joost van de Vondel, onze dichter des Vaderlands, fatsoenlijk lezen…

Tijden veranderen. Één prachtig misverstand moet hier ook nog ter sprake worden gebracht. Wij weten allemaal dat de autochtone inwoners van Cuijk hun woonplaats allemaal Kuuk noemen. Maar niemand staat er bij stil dat dat ook de enig juiste uitspraak is. Dat de ‘C’ uitgesproken moet worden als een ‘K’ is over het algemeen wel bekend maar dat de lange ‘ij’ in Cuijk hier ook gezien
moet worden als de willekeurige tweede klinker na de ‘u’ die in zowel het oud-nederlands als het huidige nederlands uitgesproken moet worden als een lange ‘u’ is onbekend. Cuijk moet in correct Nederlands dus uitgesproken worden als Kuuk. Heel Nederland, met uitzondering van de autochtone inwoners van Kuuk, hebben het dus fout.

Om kort te gaan ook in D’n Hoerenpat uit het Gemert van 1764, moet de ‘e’ na de ‘o’ gelezen én uitgesproken worden als Hoornpad, een pad waarover het (gehoornde) vee werd gedreven van het Mortelse naar het Gemertse of omgekeerd.
D’n Hoerenpad is dus een koeienpad. Alweer een mysterie opgelost!

NOTEN:

BHIC ‘s-Hertogenbosch – Archief Kommanderij van de Duitse Orde te
Gemert 1249-1795, invnr. 389; Gemeentearchief Gemert-Bakel – archief vd
gemeente Gemert 1407-1794, invnr. 782.
Simon van Wetten, Indices en transcripties van de Gemertse
Schepenprotokollen (Gemert R 148 akte nr. 182 d.d. 29.2.1764).
Het woord “peij” is in het plaatselijk dialect het
meervoud van pad. Al in de zestiende eeuw is het toponiem “Mortelse
Payen” bekend. De naam voor de paden die over de hier gelegen hoge
akker (van de Berglaren naar De Mortel) liepen, is op het hele gebied
overgegaan. Al op de oudste kadasterplans (uit 1832) is het betreffende
gebied aangeduid als “Pijen”. Als de ambtenaren van het kadaster
indertijd geweten hadden dat het hier de Gemertse (of Brabantse) variant
betrof van het meervoud van paden dan zou deze naam zeker niet aan het
papier zijn toevertrouwd. Bij de afronding van het bouwplan Breukrand in
1996/1997, maar ook onder invloed van de inmiddels aangelegde ‘Zuid-Om’ is
de straatnaam ‘de Peij’ zodanig ingekort dat de straatnaam toen beperkt
werd tot het woonwagenkamp.
Denk maar aan Huissen ten zuiden van
Arnhem in Gelderland dat je uit moet spreken als ‘Huussen’.

Bekijk PDF