GH-2012-04 De Ripse Pael

 

Jacques van der Velden

Putten ende palen

Het gezegde ‘als puntje bij paaltje komt’: een verbastering van ‘als putje bij paaltje komt’, herinnert aan de uitdrukking ‘putten ende palen’ of ‘puttepalen’: een grens vastleggen door putten (kuilen, greppels, grachten) te graven en palen te slaan. Op de kaart van Matthijs van der Laeck uit 1669 zijn de Cuijl bij Bunthorst, De Loeff en de Vosse Cuijlen aangegeven met een rondje en de Pael achter ’t Sandt, Den Wijser, Rijtiens Pael, Ripsen Pael en Gemerts Middelpael met een driehoekje. Symbolen voor putten en palen? Hoe het ook zij, op
deze kaart staat de oudste vermelding van het woord rips en daarover gaat dit verhaal.

Ripse paal

Er is al het een en ander over De Rips geschreven. Eerst heeft men gedacht dat de plaatsnaam De Rips afkomstig was van de waterloop De Rips. Bij nader inzien bleek de bebouwde kom van De Rips af te wateren op de Peelse Loop in plaats van De Rips, dus heeft men dit idee verlaten. Vervolgens heeft men de verklaring voor de plaatsnaam De Rips gezocht bij de Ripse Paal omdat dat de oudste vermelding is. Dat leidt vanzelf weer tot de vraag; wat betekent dan de Ripse Paal? Het woord paal of grenspaal zal voor iedereen duidelijk zijn: als kunstmatige grenstekens dienden dikwijls een paal of staak. Blijft de vraag; wat betekent dan rips?
Dit soort namen, ook wel veldnamen of toponiemen genoemd, zeggen iets over de plaatselijke toestand in het verleden. Dikwijls betreft het landschapselementen, zoals bij de meeste grenspalen. Daar ga ik dus verder van uit. Omdat rips ook iets zou kunnen zeggen over de grenspaal zelf heb ik bij gebrek aan beter een tekening van Gemerts Middelpael opgenomen. Omdat de Stegebergse Paal er ook zo uit ziet ga ik er van uit dat de Ripse Paal hetzelfde uiterlijk had en dus geen bijzondere kenmerken bezat waaruit rips verklaard zou kunnen worden.

Rips uit risp

Het Nederlands blijkt bij het combineren van de medeklinkers s en p een absolute voorkeur te hebben voor de volgorde sp, uitzonderingen hierop zijn een paar leenwoorden en het woord rups. De woorden die oorspronkelijk op ps eindigden, hebben daarom een ps → sp wisseling ondergaan. De Antwerpse en de Noord-Brabantse dialecten echter hebben een ps-voorkeur.
Dat onder druk van de standaardtaal die voorkeur aan het verdwijnen is, neemt niet weg dat een risp → rips wisseling vroeger kan hebben plaats gehad. Dat is in ieder geval zeker gebeurd in de 1e helft van de 16e eeuw met de Gemertse waternaam De Rips. Het lijkt mij daarom heel waarschijnlijk dat rips uit risp is ontstaan. Voor deze stelling zijn helaas geen bewijzen gevonden, daarvoor zijn de bronnen ontoereikend.

Rispe

Het woord rispe ‘vertakte bloeiwijze, bos(je), bundel’ dat in het Duits nog steeds in gebruik is lijkt mij een goede candidaat voor een verklaring, omdat daarmee een passend landschapselement kan worden afgeleid. Dat geldt niet voor de waternaam De Rips, omdat daarvan aangenomen wordt dat de p van apa ‘water, rivier’ komt, terwijl in de plaats De Rips geen echte waterloop bestaan
heeft. In de 15e eeuw betekende rispe ’takken, takwerk, struikgewas, struiken’.
Dit woord is waarschijnlijk verwant aan de Oudhoogduitse (voor 1100) vorm rispahi, hrispahi ‘bussel, bundel, struikgewas’.

Rijs uIt rIs

De basis van rispe is ris, een woord dat ook terug te vinden is in de naam van de nabijgelegen grenspaal Lange Rijser: oorspronkelijk Langhrijse in 1325. Dit toponiem wordt uitgelegd vanuit het kernwoord ris ‘paal of tak of een streng van in elkaar gedraaide takken’. Ris komt overeen met het Standaardnederlandse woord rijs, dat we kennen uit samenstellingen zoals rijspalen en rijshout, materialen die in onze zeeweringen verwerkt worden. Ook komt het voor in plantnamen zoals gagelrijs, berkenrijs, wilgenrijs, rijsheide (struikheide) en rijsbes (struik uit de heifamilie). In het Oudnederlands (voor 1200) betekende ris ‘loot, takje, twijg’. De plaatsnaam Risuuic ‘Rijswijk’ is daar een voorbeeld van.

Hris-p-ahi

Het gereconstrueerde Oergermaanse basiswoord voor Rijs is *hrisa < *hreisa ’tak, twijg’. Uit daarmee verwante werkwoorden blijkt dat de kernbetekenis ‘het bevende, trillende’ moet zijn geweest. De p-uitbreiding benadrukt een ‘krullende, golvende’ beweging. Het ahi-achtervoegsel is een verzameluitbreiding ‘veel van hetzelfde’. Samengevat: een verzameling struikgewas met dunne buigzame takken.

De Rips

De Peel was tot aan de 20e eeuw een open gebied, waar de kerktorens aan de overkant duidelijk zichtbaar waren. Een verzameling struikgewas kon daarin al gauw een markant oriëntatiepunt vormen. Verder naar het oosten, waar het op de Peelse Loop
afwaterende gebied van De Sijp en het Zwarte Water overging in wat drogere gronden, bevond zich een gebied met struikgewas, dat men De Rips noemde. Van belang als leverancier van brandhout, geriefhout en hout voor vlechtwerk. Op de westrand van dit gebied liep een limietscheiding, die de grens moest vormen tussen Gemert en Bakel. Deze grenslijn was gericht op de kerktoren van Sint Antonis in het Land van Cuijk. Een van de grenspalen die het dichtste bij dat gebied met struikgewas was gelegen werd daarom De Ripse Pael genoemd. Zo stel ik me dat voor en zo zou het geweest kunnen zijn. Rips: een gebied met veel struikgewas. Het moet duidelijk zijn dat deze betekenis van de naam van het dorp De Rips een totaal andere is als die van het riviertje De Rips dat door Gemert stroomt.

BRONNEN:

H.Beijers en G.vBussel, Van
d’n Aabeemd tot de Zwijnsput, p.233 Rijs/Rijzer.

R.Belemans en J. Goosens,
Woordenboek van de Brabantse dialecten, Dl 3, hfdst 2.5.1, sp en ps in het
Brabants.

G.v.Berkel en K.Samplonius,
Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie, lemma Rips hrispahi.

Brabants Heem
Jaargang 8, 1956, pagina 19, de Rips.

M vd Brand, Lief en Leed in
de Oude Peel, 1982 (Kaart Matthijs van der Laeck, 1669).

Chr. Buiks, Laatmiddeleeuws
landschap en veldnamen in de Baronie van Breda, hfdstk 3.1.7 Rijs.

H. Crompvoets,
Veenderijterminologie in Nederland en Nederlandstalig België, p 185, rijsheide.

S Hoeymakers, Houtvesterij De
Peel, hfdstk 3. Ontginningen in De Rips.

Landesgeschichtliches Informationsystem Hessen. Rispe: mit buschigem Niederwald bewachsenes Gelände.

A Otten, Gemertse Peel van 1434 tot 1871, in
Gemerts Hm [GH] 1980.01,  p.19 Peelse
loop of Zijp.

A Otten, De Rips en de Beek, Schrijfwijzen en
verklaring voor Rips, in GH 1980.04;

M.Philippa, F.Debrabandere
e.a., Etymologisch woordenboek van het Nederlands, Ke-R, lemma Rijs.

B Ploegmakers, Dorp De Rips, in GH1998.01.

F Stroet, Nederlandse
spreekwoorden en gezegden,lemma1295. als putje bij paaltje komt.

J. Timmers, Langs de Palen: Oude grens is historisch
monument, in GH 1997.01.

A. Weijnen, Hrispa Rips,
Tijdschr. v Nederl. taal- en letterkunde, jrg. 68, 1951, p.159.

S. van Wetten, Gemerts Heem
1996-2, Gelimiteerde grensconflicten,
in GH 1996.02

Afb.1 Collectie RHCe 0175592,
afb. 2-3 RHCe Archief nr. 3181, vrl.nr. VIII/e/2/18/3.

www.ahn.nl Actueel hoogtebestand Nederland; watwaswaar.nl
Kadaster Gemert Noord-Brabant Sectie C blad 4, perceel 55 heide, Borne dite
Rijps.

www.wnt.inl.nl Historische woordenboeken op Internet. Vnmw rijs
en mnw rijs (I).

www.dwds.de Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (nach
Pfeifer). Lemma Reis, Rispe.

www.deurnewiki.nl Lange Rijser (toponiem). Mhd. Rîs. T. Spamer.

Bekijk PDF