GH-2012-02 Schietspoel

Ad Otten

Vanuit de Weversstraat liep van oudsher een verbindingspaadje achterlangs de percelen aan de Molenstraat over de Molenakker. Alle aangrenzende percelen waren hierop ook ‘geweegd’. De aanleg van een doorsteek van Grootmeestersstraat naar Molenstraat die de naam ‘Rentmeestersstraat’ zou gaan dragen, ging gepaard met een inbreidingsplan voor woningbouw tussen Molenstraat-Cortenbachstraat-Grootmeestersstraat-Weversstraat. Het eensporige verbindingspaadje van de Weversstraat in oostelijke richting bleef gehandhaafd als bijzonder ‘binnendoortje’ en het kreeg bij besluit van B&W op 22 juli 2008 de toepasselijke naam van ‘Schietspoel’. Een naam uit de textielnijverheid die uitstekend past bij de vlakbij gelegen Weversstraat, Kanarieplaats en St.-Severusstraat. De gekweekte kanarie is immers een ‘bijprodukt’ van de aloude Gemertse weverij en Sint Severus is de patroon van de wevers.
Wetenswaardig is verder dat de invoering van de schietspoel geldt als een indertijd heel belangrijke innovatie in de handweefnijverheid en dat het in 1836/1837 juist in Gemert is geweest dat voor het eerst in Noordbrabant de schietspoel werd geïntroduceerd. Frederic Campbell zette daartoe naar het voorbeeld van zijn broer Robert Campbell en Thomas Ainsworth in Twente, een weefschool op in het kasteel van Gemert. In een paar jaar tijd werd toen de complete Meierijsche handweverij omgeschoold. Met de schietspoel kon veel sneller, kwalitatief veel beter, èn bovendien dubbel zo breed worden geweven. De nieuwe techniek kreeg de naam van ‘weven met de vliegende’.
De uitvinding van de schietspoel (flying shuttle) staat op naam van de Engelsman John Kay en dateert al van omstreeks 1738. Zijn vinding leidde indertijd in Engeland tot een weversopstand uit beduchtheid voor gebrek aan werk op termijn. Het vertraagde de invoering van de schietspoel aanmerkelijk waardoor die in het vroeg-geïndustrialiseerde Engeland uiteindelijk pas plaats vond in de tweede helft van de achttiende eeuw, toen daar zelfs al werd geëxperimenteerd met de eerste machinale weefgetouwen. In het op technisch gebied veel minder ontwikkelde handelsland ´Nederland´ en met name in het vroegere wingewest Brabant liet de schietspoel en helemaal de machinale weverij nog veel langer op zich wachten. Na het uitbreken van de Belgische opstand (1830) en de daarmee gepaard gaande uittocht van verschillende Belgische weeffabrikanten naar ons land kwam hier pas de introductie van de schietspoel van de grond. De investering benodigd voor de invoering van de machinale weverij zou nog een aantal decennia niet opwegen tegen de lage loonkosten van de handweverij in de Meierij. De veel lagere investering voor de overgang naar het weven met de snelspoel werd echter wel degelijk rendabel geacht met name omdat de Nederlandse regering en de Nederlandsche Handel Maatschappij [NHM] aan Belgische fabrikanten die zich vanuit België in Nederland vestigden, flinke orders beloofde. En… de vermogende Adriaan van Riemsdijk had in Gemert een gunstige vestigingslocatie voor die vreemde ondernemers. Het Gemerts kasteel had hij in 1813 op een veiling voor een habbekrats van de Fransen weten te verwerven en al vanaf 1816 exploiteerde hij het gebouwencomplex als een soort bedrijvenhotel. In 1836/37 vestigden zich de uit Gent afkomstige maar naar Haarlem uitgeweken weeffabrikanten Couvreur & Hartogh een weefkantoor annex weefschool in de aloude Commanderij. Frederic Campbell werd de directeur van de vestiging in Gemert en de orders van de NHM stroomden binnen. Al gauw plukten ook de Gemertse weeffabrikanten Prinzen en Van den Acker daarvan de vruchten.

De Gemertse weeflade

Tegelijk met de introductie van de schietspoel vonden nog een aantal innovaties plaats in de handweverij en één daarvan is bekend gebleven als die van de Gemertse weeflade oftewel de Gímmertse laoj. Naast het snellere weven kon daarmee ook veel sneller van inslaggaren worden gewisseld. Aan weerszijden van de weeflade werd daartoe een beweegbare spoelbak gemonteerd met daarin twee etages (zie bijgaande tekening). De ene etage werd geladen met een schietspoel met bijvoorbeeld wit garen en de ander met rood garen. Met een eenvoudige handbeweging kon met een hefboompje van etage c.q. spoel worden gewisseld. Ideaal voor het weven van het zo bekende Brabants Bont. Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw bleef de hier gepresenteerde ‘wissellade’ bij oude handwevers in de Meierij bekend onder de benaming die wees op de Gemertse herkomst: ‘de Gemertse laaj’.1 En… Brabants Bont kan gerust beschouwd worden als zijnde van oorsprong Gemerts Bont.2

NOTEN:
1. Ad Otten, De Gemertse Weeflade, Gemerts Heem 1981, nr.4, blz. 97-103.
2. Zie mysterie 40 op www.heemkundekringgemert.nl onder ‘video’, of ‘google’ ‘mysterie 40 Gemerts Bont’.

Bekijk PDF